Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel VII. De verloning Inhoudstafel Deel VII. De verloning

Deel VII. De verloning

Titel 2. De toelagen

Titel 2 bevat Art. VII 14 tot en met Art. VII 71

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Hoofdstuk 1 bevat Art. VII 14 tot en met Art. VII 17[2]

Art. VII 14

De hieronder vermelde toelagen worden uitbetaald:

hetzij als verloning voor taken die niet inherent zijn aan de graad en/of de uitgeoefende functie;
hetzij voor de uitoefening van een welbepaalde functie.[2]

Art. VII 15

De toelage is niet verschuldigd:

in het geval geen salaris wordt betaald;
of bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt

De regeling, vermeld in het eerste lid, 1°, is niet van toepassing op de toelagen, vermeld in artikel VII 41, VII 56, VII 57, VII 124, §1, artikel VII 140, VII 141, VII 145, VII 145bis, VII 148, VII 179, VII 180 en VII 181.[39]

De regeling, vermeld in het eerste lid, 2°,[23] is niet van toepassing op de toelagen, vermeld in artikel VII 18, VII 20, VII 35, VII 41, VII 46, VII 57, VII 124, §1, artikel VII 129, §2, artikel VII 140, VII 141, VII 145 en VII 145bis.[12]

Art. VII 15bis

§1. Het personeelslid dat slachtoffer is van een arbeidsongeval en dat maximaal 35 werkdagen afwezig is, ontvangt:
1. de forfaitaire toelagen die op maandbasis worden betaald;
2. het gemiddelde van de variabele toelagen die betaald zijn gedurende de twaalf maanden voor het ongeval.

§2. Artikel VII 15 is van toepassing op de betaling van de toelagen bij een afwezigheid ingevolge een arbeidsongeval van meer dan 35 werkdagen.[12]

Art. VII 16

Tenzij anders is bepaald, worden:

de toelagen maandelijks na vervallen termijn betaald;
de forfaitaire toelagen naar rata van de prestaties betaald, zoals bepaald in artikel VII 6;
de toelagen afgerond op de hogere cent.[2]

Art. VII 17

De toelagebedragen die hierna tegen 100 % vermeld zijn en de toelagen die op het salaris berekend worden, volgen de evolutie van het indexcijfer zoals bepaald in artikel VII 9.[2]

Hoofdstuk 2. Algemene toelagen

Hoofdstuk 2 bevat Art. VII 18 tot en met Art. VII 44quater[2]

Afdeling 1. De haard- en standplaatstoelage

(Art. VII 18 en Art. VII 19)[2]

Art. VII 18

§1. Een gehuwd personeelslid, een personeelslid dat samenleeft of een alleenstaand personeelslid aan wie de kinderbijslag wordt uitbetaald, heeft recht op een haardtoelage van:

719,89 euro (100%) als het salaris 16.671,84[76] euro (100%) niet overschrijdt;
359,95 euro (100%) als het salaris hoger is dan 16.671,84[76] euro (100%), maar niet meer bedraagt dan 18.945,86[76] euro (100%).[9]

§2. Een personeelslid dat geen recht heeft op een haardtoelage, ontvangt een standplaatstoelage van:

359,95 euro (100%) als het salaris niet hoger is dan 16.671,84[8][76] euro ​​​​​​(100%);
179,98 euro (100%) als het salaris hoger is dan 16.671,84[8][76] euro (100%) maar niet meer bedraagt dan 18.945,86[8][76] euro (100%).[2]

§3. Als de twee echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene van de twee aan, aan wie de haardtoelage wordt uitbetaald. De standplaatstoelage wordt toegekend aan de ambtenaar die geen haardtoelage krijgt.[2]

§4. Als het recht op de haard- en standplaatstoelage in de loop van een maand wijzigt, wordt voor de hele maand het voordeligste stelsel toegepast.[2]

Art. VII 19

De bezoldiging van een personeelslid van wie het salaris hoger is dan 16.671,84[8][76] euro, respectievelijk 18.945,86[8][76] euro mag niet kleiner zijn dan in het geval het salaris gelijk zou zijn aan dat bedrag. In voorkomend geval wordt een gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage toegekend.
Onder bezoldiging wordt in het eerste lid verstaan: het salaris, verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage, en voor de ambtenaar verminderd met de inhouding voor het Fonds voor Overlevingspensioenen.[2]

Afdeling 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage

(Art. VII 20 tot en met Art. VII 22)

Onderafdeling 1. Gemeenschappelijke bepalingen

(Art. VII 20 en Art. VII 21)[2]

Art. VII 20

§1. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris zoals hieronder is bepaald.[2]

§2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

brutosalaris: het geïndexeerde jaarsalaris desgevallend verhoogd met de haard- of standplaatstoelage en de salarisbonus, vermeld in artikel VII 6, §2, §2bis,
§2ter en §3.[9][63];
brutomaandsalaris: het brutosalaris, gedeeld door 12.[2]

§3. Als niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties werden verricht, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid naar rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige referteperiode.[9]

§4. In afwijking van artikel VII 21, §2, en VII 22, §2, wordt bij de beëindiging van de tewerkstelling bij de werkgever of bij de wijziging van hoedanigheid, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand die volgt op de beëindiging van de bovengenoemde tewerkstelling.[9]

§5. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van een contractueel personeelslid worden niet verminderd bij moederschapsrust[9], ziekte- of vaderschaps- of geboorteverlof.[37]

§6. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van een ambtenaar worden niet verminderd gedurende de volgende verloven:
1° het geboorteverlof waarin de ambtenaar geen recht heeft op een volledig salaris;
2° het ziekteverlof waarin de ambtenaar recht heeft op een herleid salaris.[81]

Onderafdeling 2. Vakantiegeld

(Art. VII 21)[2]

Art. VII 21

§1. Onder referteperiode wordt verstaan, het kalenderjaar dat voorafgaat aan het vakantiejaar.[2]

§2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het bruto­maandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.[2]

§3. Wat het vakantiegeld voor jonge werknemers betreft, wordt, uitgezonderd voor de jobstudenten, de periode vanaf 1 januari van de referteperiode tot de dag voor de datum waarop het personeelslid in dienst wordt genomen eveneens in aanmerking genomen, op voorwaarde dat het personeelslid:

minder dan 25 jaar oud is op het einde van de referte­periode;
uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vier maanden die volgen op het einde van zijn studies als rechtgevende op kinderbijslag, of de leerovereenkomst.[2]

Als de jonge werknemer uit dienst treedt vóór het einde van de referteperiode, wordt het vakantiegeld berekend naar rato van het aantal maanden effectieve tewerkstelling. Als de jonge werknemer vóór zijn indiensttreding bij een andere werkgever werkte, wordt het vakantiegeld verminderd met het bedrag dat hij bij die andere werkgever heeft ontvangen.[39]

§4. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris.[2]

Onderafdeling 3. Eindejaarstoelage

(Art. VII 22)[2]

Art. VII 22

§1. Onder referteperiode wordt verstaan, de periode van 1 januari tot en met 30 september.[2]

§2. De eindejaarstoelage is gelijk aan het hieronder bepaalde percentage van het brutosalaris van de maand november:

tot en met 2022
% van het brutosalaris van de maand november
vanaf 2023
%
van het brutosalaris van de maand november
voor rang A2 en hoger, A291, A292, A168, A169, A118, A119, A129, A128 en A14864,71%66,71%
voor rang A1, B3, B2, C3 en C271,47%73,97%
voor rang B1, C1, D3 en D277,68%80,68%
voor rang D184,12%88,12%

[48][76]

§3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.[2]

§4. In afwijking van paragraaf 3 kan het personeelslid er vóór de aanvang van de referteperiode, vermeld in paragraaf 1, uitdrukkelijk voor kiezen om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies.[70]

§5. Het personeelslid dat er met toepassing van paragraaf 4 voor kiest om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies, doet voor de periode waarop de fietsleasing betrekking heeft definitief afstand van het recht op de gehele of gedeeltelijke eindejaarstoelage.[70]

In geval van een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage met toepassing van paragraaf 4 of in het geval de leaseprijs lager is dan de met toepassing van paragraaf 4 ingeruilde eindejaarstoelage, wordt het saldo jaarlijks uitbetaald als toelage.[70]

Afdeling 3. De toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt

(Art. VII 23 en Art. VII 24)[2]

Art. VII 23 en Art. VII 24

- Opgeheven [23]

Afdeling 4 - opgeheven

(Art. VII 25 en Art. VII 26)[6]

Art. VII 25 en Art. VII 26

- Opgeheven [6]

Afdeling 5. Projectleiderstoelage

(Art. VII 27)[2]

Art. VII 27.

opgeheven[82]

Afdeling 6. Toelagen voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling

(Art. VII 28 tot en met Art. VII 32)[2]

Art. VII 28

§1. Een personeelslid dat op vraag van de lijnmanager of zijn gemachtigde overuren verricht, krijgt compenserende inhaalrust, gelijk aan het aantal overuren, of overloon zoals in artikel VII 31 bepaald. De lijnmanager beslist in welke mate het personeelslid hierin de keuzevrijheid heeft. Als de inhaalrust niet binnen de vier maanden na de overuren genomen is, wordt ambtshalve overloon betaald.

Onder overuren wordt verstaan, de opgelegde prestaties boven op de uren die voor het personeelslid vastgesteld zijn in de toepasselijke arbeidstijdregeling. Voor een personeelslid op wie de normale arbeidstijdregeling van toepassing is, zijn dat prestaties boven 38 uur per week en/of 7.36 uur per dag.[2]

§2. Als het personeelslid niet vóór het begin van de normale diensttijd op de hoogte gebracht werd van de verplichting overuren te presteren, wordt het overloon vermeld in § 1, betaald tegen 125 % als er minstens één overuur gepresteerd wordt.[2]

§3. Het overloon vermeld in § 1, wordt betaald tegen 150 % als de overuren tussen 22 uur en 7 uur gepresteerd worden.[2]

Art. VII 29

Een personeelslid dat bij uitzondering buiten zijn dienstverplichtingen of permanentieplicht opgeroepen wordt, ontvangt een verstoringstoelage zoals bepaald in artikel VII 31.[2]

Art. VII 30

§1. Een personeelslid dat op vraag van de lijnmanager prestaties verricht ‘s nachts, op zaterdag of op zondag, krijgt een toelage per verricht uur zoals bepaald in artikel VII 31.[2]
De lijnmanager kan beslissen de zondagtoelage om te zetten in niet te presteren uren, gelijk aan het aantal zondaguren.[14]
Als de omzetting niet binnen de 4 maanden opgenomen wordt, wordt de zondagtoelage ambtshalve betaald.[14]

§2. De prestatie, vermeld in § 1, van meer dan een half uur wordt vergoed naar rato van een vol uur.[2]

Art. VII 31

De toelagen vermeld in deze afdeling, worden berekend en toegekend volgens de onderstaande bepalingen:

BedragBerekeningsbasis Voorwaarden
Overloon1/1850 per uursalaris, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, [34] de toelage voor tijdelijke functieverzwaring,[32] de examentoelage en de bevorderingspremie
Verstoringstoelage4/1850Idem
Zondagprestaties1/1850 per uurIdemprestaties op zondag of op een wettelijke, decretale of reglementaire feestdag tussen 0 uur en 24 uur
Nachtprestaties3 euro[6]/ uur tegen 100% - tussen 22 uur en 6 uur
- tussen 18 uur en 8 uur indien beëindigd op of na 22 uur of begonnen op of vóór 6 uur

Zaterdagprestaties

25% van 1/1976 van de jaarwedde[48] prestaties op zaterdag tussen 0 uur en 24 uur

Art. VII 32.

§1. De continudiensten of diensten met een beurtrolsysteem waar vóór 1 januari 1994 een andere regeling van toepassing was, behouden die regeling.[2]

§2. Een personeelslid van niveau A heeft geen recht op de toelagen, opgenomen in deze afdeling. Een personeelslid van rang A1 heeft wel recht op de nachttoelage, de toelage voor overloon en de toelage voor zaterdagprestaties, met uitzondering van:

het personeelslid van de rang A1 die een diensthoofdentoelage geniet als vermeld in artikel VII 151[9];
opgeheven[82]

Afdeling 7. De gevaartoelage

(Art. VII 33 en Art. VII 34)[2]

Art. VII 33.

Een personeelslid[7] die een werk verricht dat opgenomen is in bijlage 7, ontvangt een gevaartoelage waarvan het bedrag wordt bepaald als volgt:

Aantal uren gevaarlijk werk per maandToelagebedrag
Minder dan 7 uur1,10 euro per uur tegen 100 %
Van 7 tot 25 uur1,20 euro per uur tegen 100 %
Meer dan 25 uur1,25 euro per uur tegen 100 %

De werkzaamheden, vermeld in bijlage 7, worden door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken in een omzendbrief verduidelijkt.[2]

opgeheven[82]

Art. VII 34

In afwijking van artikel VII 33 geldt voor de volgende werkzaamheden een afwijkende regeling:

werk 60: de toelage wordt verleend voor de hele wacht­periode en bedraagt het dubbele van de hoogste toelage;
werk 61: de toelage wordt verleend voor de hele wacht­periode en bedraagt de helft van de hoogste toelage;
werk 62: de toelage bedraagt het dubbele van de normale toelage;
werk 63 en 64: de toelage bedraagt respectievelijk 14 euro en 9,10 euro per uur (100 %);
werk 50 en 66, uitgeoefend op de regionale luchthavens: de toelage bedraagt het dubbele van de hoogste toelage.[2]

Afdeling 8. De prestatietoelagen

(Art. VII 35 tot en met Art. VII 40)[6]

Onderafdeling 1. De managementstoelage

(Art. VII 35 en Art. VII 36)[6]

Art. VII 35

De secretaris-generaal, de administrateur-generaal, de gedelegeerd bestuurder, het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad, de algemeen directeur en de personeelsleden van het middenkader kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris als zij beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in artikel VII 39, § 1.[6]

Art. VII 36

Het percentage van managementstoelage wordt voor de secretaris-generaal, de administrateur-generaal, de gedelegeerd bestuurder, het hoofd van het secretariaats­personeel van een strategische adviesraad en de algemeen directeur bepaald door de Vlaamse Regering, voor de afgevaardigd bestuurder van het Gemeenschapsonderwijs door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs,[9] en voor het middenkader door het hoofd van de entiteit, raad of instelling.[6]

Onderafdeling 2. Functioneringstoelage

(Art. VII 37 en Art. VII 38)[6]

Art. VII 37

De personeelsleden die beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in artikel VII 39, § 1, kunnen een functioneringstoelage krijgen tot maximaal 15 % van hun salaris.[6]

In voorkomend geval bedraagt voor de personeelsleden van niveau D de functioneringstoelage minimaal 5 % van hun salaris.[6]

De personeelsleden die in aanmerking komen voor de managementstoelage, komen niet in aanmerking voor een functioneringstoelage.[6]

Art. VII 38

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling beslist over de toekenning van de functioneringstoelage, tenzij de evaluatoren geen deel uitmaken van de entiteit, raad of instelling. In dat geval beslist de beleidsraad.[6]

In afwijking van het eerste lid beslist het managementorgaan van het Gemeenschapsonderwijs over de toekenning van de functioneringstoelage, als de evaluatoren geen deel uitmaken van de instelling.[12]

Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen

(Art. VII 39 en Art. VII 40)[6]

Art. VII 39.

§1. Een prestatietoelage kan aan een personeelslid toegekend worden als uit de jaarlijkse of tussentijdse functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd. De N-functies en de functies van algemeen directeur, vermeld in deel V zijn uitgesloten van de mogelijkheid om een prestatietoelage toe te kennen op basis van een tussentijdse functioneringsevaluatie.

§2. Onder salaris als vermeld in artikel VII 35 en VII 37, wordt verstaan, het geïndexeerde jaarsalaris dat van toepassing is in de maand december van het evaluatiejaar en, in voorkomend geval, het bedrag van de toelage voor tijdelijke functieverzwaring of de mandaattoelage, zoals gedefinieerd in artikel V 12, §2.

§3. Een prestatietoelage kan ook toegekend worden op basis van de evaluatie zoals bepaald in artikel IV 14 tot en met IV 19, artikel V 13, §1, artikel V 30 en artikel V 44.

§4. In afwijking van paragraaf 1 kan het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling een functioneringstoelage ook los van de jaarlijkse evaluatiecyclus aan een individu of team toekennen voor uitzonderlijke individuele of collectieve prestaties.

§5. Het bedrag van de functionerings- en prestatietoelagen is op jaarbasis beperkt tot maximaal 20% van het jaarsalaris, eventueel verhoogd met de mandaattoelage.[82]

Art. VII 40.

De prestatietoelagen vermeld in artikel VII 39, §1, worden uitbetaald vóór 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar.

Functioneringstoelagen en de managementstoelage voor het middenkader, die bij een tussentijdse functioneringsevaluatie gegeven worden, kunnen worden uitbetaald in het evaluatiejaar zelf.[82]

Afdeling 9. De bevorderingspremie

(Art. VII 41)[2]

Art. VII 41.

opgeheven[82]

Afdeling 10. Permanentietoelage en toelage voor ploegenarbeid

(Art. VII 42 tot en met Art. 44)[2]

Onderafdeling 1. Permanentietoelage

(Art. VII 42)[2]

Art. VII 42

§1. Aan de personeelsleden die door de lijnmanager worden aangewezen om zich buiten de diensturen voor interventies thuis beschikbaar te houden, wordt een permanentietoelage toegekend.

§2. Het maandelijkse bedrag van de in § 1 bedoelde toelage bedraagt:

aantal uren permanentie per maandmaandelijkse toelage (aan 100 %)
21 <= aantal uren <= 5075 euro
51 <= aantal uren <= 100100 euro
101 <= aantal uren <= 200125 euro

aantal uren > 200

140 euro[2]

Onderafdeling 2. Toelage voor ploegenarbeid

(Art. VII 43)[2]

Art. VII 43

§1. Aan het personeelslid dat een volledige maand in een twee- of drieploegensysteem of in een onderbroken dienst is ingeschakeld, wordt een toelage toegekend van 100 euro (100%) per maand. Voor een ploegensysteem met opeenvolgende diensten mogen de ploegen elkaar met maximaal een vierde overlappen.[2]

§2. Bij onvolledige maanden ploegenwerk bedraagt de toelage 1/134 van het in § 1 bedoelde bedrag per uur dat effectief ploegenarbeid wordt verricht.[2]

Onderafdeling 3. Algemene bepalingen

(Art. VII 44)[2]

Art. VII 44

Voor dezelfde periode kan maar een van de in deze afdeling bedoelde toelagen toegekend worden. Beide toelagen zijn niet cumuleerbaar met een meer gunstige regeling.[2]

Afdeling 11. Toelage voor tijdelijke functieverzwaring

(Art. VII 44bis)[23]

Art. VII 44bis.

§1. In dit artikel wordt verstaan onder:

1° functieverzwaring: een verzwaring van de functie waarbij de tijdelijk uitgeoefende functie minstens één functieklasse zwaarder weegt dan de basisfunctie;

2° oorspronkelijk salaris: het jaarsalaris tegen 100%, in voorkomend geval verhoogd met de toelagen voor specifieke personeelscategorieën als vermeld in hoofdstuk 3, dat het personeelslid ontvangt vóór de aanvang van de tijdelijke functieverzwaring.[27]

§2. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan, na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling, aan het personeelslid dat binnen de entiteit, raad of instelling tijdelijk bijkomende of zwaardere taken uitoefent waardoor de functiezwaarte tijdelijk verhoogt, een toelage toekennen voor de tijd dat het personeelslid de bijkomende of zwaardere taken uitoefent.[23]

Voor de middenkaderfuncties, wordt het advies, vermeld in het eerste lid verleend door het managementorgaan van het betrokken beleidsdomein.[82]

Voor de toepassing van deze afdeling worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.[82]

§3. De tijdelijke functieverzwaring duurt minimaal dertig kalenderdagen en duurt zo lang als de functiehouder de verzwaarde functie blijft uitoefenen, met een maximumduur van vijf jaar. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan, na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling, die periode na afloop maximaal één keer verlengen met een periode van maximaal één jaar.[82]

§4. De tijdelijke functieverzwaring wordt vastgesteld aan de hand van de functiematrix.[39][23]

§5. Het bedrag van de toelage (100%) is gelijk aan het verschil tussen het oorspronkelijk salaris van de functiehouder en een bedrag dat vastgesteld moet worden binnen de ondergrens en de bovengrens van de functieklasse waarin de verzwaarde functie wordt ingedeeld, zoals vastgesteld in bijlage 10 bij dit besluit.[23]

Het bedrag van de toelage (100%) is minimaal gelijk aan vijf procent van het oorspronkelijk salaris van de functiehouder, zonder dat de toekenning van de toelage er toe mag leiden dat hierdoor de bovengrens van de functieklasse waarin de verzwaarde functie wordt ingedeeld, wordt te boven gegaan.[23]

Voor functiehouders met een management- of projectleidersfunctie van N-1- niveau is het bedrag van de toelage (100%) maximaal gelijk aan het verschil tussen het oorspronkelijke salaris en het overeenstemmende salaris voor dezelfde geldelijke anciënniteit in de salarisschaal A 311. Voor de andere functiehouders is het bedrag van de toelage (100%) maximaal gelijk aan het verschil tussen het oorspronkelijke salaris en het overeenstemmende salaris voor dezelfde geldelijke anciënniteit in de salarisschaal A 213.[23]

Afdeling 12. Toelage voor carpooling

(Art. VII 44ter)[23]

Art. VII 44ter

Het personeelslid dat voor een dienstreis gebruik maakt van een eigen voertuig, en één of meerdere andere personeelsleden meeneemt, ontvangt een toelage voor carpooling.[23]

Het bedrag van deze toelage is gelijk aan de helft van de kilometervergoeding zoals bepaald in artikel VII 80 van hetzelfde besluit.[23]

De entiteiten hebben de keuze tussen een maandelijkse of jaarlijkse betaling.[32]

Afdeling 13. Vervangende toelage maaltijdcheques

(Art. VII 44quater)[63]

Art. VII 44quater

Een personeelslid ontvangt de volgende toelage per maaltijdcheque, die niet binnen de door de RSZ-reglementering voorgeschreven termijn is toegekend:

nominale waarde maaltijdcheque

statutairencontractuelenvakantiewerkers
7 euro10,82 euro12,01 euro6,07 euro
4 euro5,33 euro5,91 euro_

[63]

Hoofdstuk 3. Toelagen voor specifieke personeelscategorieën

Hoofdstuk 3 bevat Art. VII 45 tot en met Art. VII 70septies

Afdeling 1. Personeelsleden van het agentschap Opgroeien

(Art. VII 45)[12][60]

Art. VII 45

§1.[12] De volgende toelagen worden toegekend aan het personeelslid van de afdeling Gemeenschapsinstellingen, tewerkgesteld in een gemeenschapsinstelling of in het Vlaams detentiecentrum De Wijngaard:[32]

bedragvoorwaarden
jeugdzorgtoelage877 euro tegen 100 % per jaarpersoneelslid is werkzaam in een instelling, behalve niveau A
vakopleidingstoelage2,50 euro tegen 100 % per lesuur vakopleidingpersoneelslid van niveau D geeft in de werkplaatsen vakopleiding
toelage pedagogische bekwaamheid125 euro tegen 100 % per maandpersoneelslid van niveau D met de functie van vakleraar levert het bewijs dat hij een cursus van pedagogische bekwaamheid volgt of gevolgd heeft

§2. De volgende toelage wordt toegekend aan het personeelslid dat tewerkgesteld is in de afdeling Ondersteuningscentra en Sociale Diensten bij de Jeugdrechtbank of de afdeling Continuïteit en Toegang[39]:[32]

bedragvoorwaarden
jeugdzorgtoelage877 euro tegen 100 % per jaarpersoneelslid van niveau B werkzaam in de buitendiensten van de afdeling Continuïteit en Toegang[39] en de afdeling Ondersteuningscentra en Sociale Diensten bij Jeugdrechtbank, met uitzondering van de administratieve teams.[32]
jeugdzorgtoelage administratieve personeelsleden met baliefunctie439 euro tegen 100% per jaarpersoneelslid van niveau C of D met een administratieve functie dat werkt in de afdeling Continuïteit en Toegang of de afdeling Ondersteuningscentra en Sociale Diensten van de jeugdrechtbank, dat gedurende 1 tot 9 volledige dagen per maand een baliefunctie uitoefent[49]
877 euro tegen 100% per jaarpersoneelslid van niveau C of D met een administratieve functie dat werkt in de afdeling Continuïteit en Toegang of de afdeling Ondersteuningscentra en Sociale Diensten van de jeugdrechtbank, dat 10 volledige dagen of meer per maand een baliefunctie uitoefent[49]

§3. Ingeval de in dit artikel vermelde toelagen niet volledig verschuldigd zijn, worden ze betaald overeenkomstig artikel VII 6.[12]

Afdeling 2. Milieutoelage

(Art. VII 46 en Art. VII 47)[2]

Art. VII 46

Aan de toezichthoudende personeelsleden van de entiteit Milieu en Natuurbeleid die permanent beschikbaar zijn voor het uitvoeren van opgevorderde controles of voor het uitvoeren van dringende opdrachten buiten de diensturen, worden de volgende toelagen toegekend:

bedragBijkomende voorwaarden
niveau C en B en rang A1432 euro tegen 100 % per maandper kwartaal minimaal 21 opgevorderde en/of geplande controles, verdeeld als volgt:
- 6 tussen 0 uur en 8 uur
- 12 tussen 17 uur en 1 uur
- 3 op zaterdag, zondag of feestdag
rang A2E, A2M en[18] A2 als begeleider en coördinator216 euro tegen 100 % per maandper kwartaal minimaal 7 opgevorderde en/of geplande controles, verdeeld als volgt:
- 2 tussen 0 uur en 8 uur
- 4 tussen 17 uur en 1 uur
- 1 op zaterdag, zondag of feestdag

Art. VII 47

§1. De toelage vermeld in artikel VII 46, wordt naar rata van de effectieve prestaties betaald, als het aantal opdrachten niet bereikt wordt wegens ziekte, verlof voor deeltijdse prestaties, gewettigde afwezigheid en jaarlijkse vakantie van ten minste 2 weken.[2]

§2. In de andere gevallen dan die vermeld in § 1, moet het tekort in het volgende kwartaal gecompenseerd worden.[2]

§3. De volgens § 1 en § 2 onterecht toegekende toelage wordt in mindering van de toelage van een volgend kwartaal gebracht, of teruggevorderd.[2]

Afdeling 3. Toelage voor rekenplichtigen en kastoelage

(Art. VII 48t tot en met Art. VII 49bis)[2]

Art. VII 48

§1. Aan de personeelsleden die rekenplichtig zijn, of aan hun plaatsvervangers wordt onder de hieronder bepaalde voorwaarden een forfaitaire toelage toegekend.

BegunstigdeBedrag
Speciale rekenplichtigen:
- centraliserend rekenplichtige der uitgaven
- centraliserend rekenplichtige der ontvangsten
- rekenplichtige der geschillen
- rekenplichtige van het MINA-fonds, van het VIF, van het VIPA, en van de Dienst voor Gemeenschaps- en Gewestbelastingen
286 euro tegen 100%/maand
Controleurs van de vastleggingen238,50 euro tegen 100%/maand
Gewone en buitengewone rekenplichtigen voor een financiële rekening van een Vlaams ministerie of het personeelslid dat werkzaam is op een financiële dienst in een IVA of EVA met rechtspersoonlijkheid of een financiële verantwoordelijkheid heeft overeenkomstig zijn functiebeschrijving en die in de dagelijkse praktijk financiële verrichtingen uitvoert en opvolgt onder handtekening van het hoofd van de entiteit, instelling of raad, of zijn gedelegeerde71,50 euro tegen 100%/maand

§2. De speciale rekenplichtigen en de controleurs van de vastleggingen worden aangesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting. De gewone en buitengewone rekenplichtigen van een Vlaams ministerie worden aangesteld door het hoofd van de entiteit, instelling of raad, op gunstig advies van het hoofd van het Departement Financiën en Begroting[21].

De lijnmanager wijst de personeelsleden aan die werken op een financiële dienst van een IVA of EVA met rechtspersoonlijkheid of met een financiële verantwoordelijkheid, dat bijgevolg recht heeft op de toelage van 71,50 euro, na gunstig advies van het afdelingshoofd.[2]

Art. VII 49

§1. De toelage aan de controleurs van de vastleggingen wordt maandelijks betaald na voorlegging van de maandelijkse lijsten voor het Rekenhof.[2]

§2. De toelage aan de gewone en buitengewone rekenplichtigen wordt driemaandelijks, na verlopen termijn uitbetaald, na indiening van de correcte rekeningen en verantwoording over het afgelopen kwartaal. Die kwartaaltoelage is bovendien maar verschuldigd als op de rekeningen in kwestie verantwoorde verrichtingen geboekt werden ten belope van 7400 euro.[2]

§3. De toelagen vermeld in artikel VII 48 mogen niet:
1° gecumuleerd worden;
2° toegekend worden aan een ambtenaar van rang A2 of hoger.[2]

§4. Tenzij een vervanger aangewezen wordt, worden de toelagen vermeld in artikel VII 48, niet herleid pro rata van de prestaties.[2]

§5. De personeelsleden die op 31 december 2015 de functie van controleur van de vastleggingen uitoefenden, en hiervoor de toelage vermeld in artikel VII 48 ontvingen, behouden het recht op deze toelage bij wijze van overgangsregeling, op voorwaarde dat zij verder tewerk gesteld blijven bij de diensten van het Vlaams ministerie, bevoegd voor het financiële en budgettaire beleid, die belast zijn met de opmaak en consolidatie van de algemene rekeningen en dit tot ten laatste 31 december 2025.[32]

Art. VII 49bis

De personeelsleden die hun rekenplichtigheid verliezen door het afschaffen van hun financiële rekening na 31 december 2006, voor de buitengewone rekenplichtigen, en na 31 december 2007 voor de speciale en gewone rekenplichtigen, door een rationalisering in de financiële administratie, behouden hun premie op voorwaarde dat ze blijven werken op een boekhoudcel en daar verantwoordelijk zijn voor de boeking van ontvangsten en/uitgaven.[6]

De toelage aan de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die gewone en buitengewone rekenplichtigen waren, wordt driemaandelijks, na verloop van de termijn uitbetaald, na het verwerken van alle openstaande problemen met betrekking tot de transacties die zij hebben verricht. Die kwartaaltoelage is bovendien maar verschuldigd als zij transacties hebben geboekt ten belope van minstens 7400 euro.[6]

Afdeling 4. Gezagvoerderstoelage

(Art. VII 50)[2]

Art. VII 50.

opgeheven[82]

Afdeling 5. Toelage voor technische bekwaamheid

(Art. VII 51)[2]

Art. VII 51

§1. Er wordt een forfaitaire toelage voor technische bekwaamheid van 6,50 euro per effectief gepres­teerde dag toegekend onder volgende voorwaarden:

begunstigden die werken in

voorwaarden

de werkstations van het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen[39] en de werkstations van het Agentschap voor Onderwijsdiensten

sinds 6 maanden belast met de vaststelling en/of vereffening van salarissen of de controle ervan

de afdeling Studietoelagen van het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen[39]

sedert 6 maanden belast met de behandeling van aanvragen voor studietoelagen of de controle ervan

§2. De toelage wordt verleend, geschorst en opgeheven door het hoofd van de entiteit, raad of instelling op voorstel van de lijnmanager. De toelage kan niet worden toegekend aan een personeelslid van niveau A.

Afdeling 6. Toelage voor het secretariaat van de Vlaamse Regering

(Art. VII 52)[28][2]

Art. VII 52

De leidend ambtenaar van het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken[55][28] wijst de personeelsleden aan die met secretariaatstaken voor de Vlaamse Regering belast worden. Die personeelsleden krijgen een toelage waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de leidend ambtenaar, met een maximum van 5.694,00 euro aan 100% per jaar.[6]

Afdeling 6bis. Toelage voor facilitaire kabinetsondersteuning

(Art. VII 52bis)[10]

Art. VII 52bis

Het personeelslid dat aangewezen is voor een ondersteunende functie bij een kabinet van een Vlaamse minister krijgt een toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de lijnmanager, met een minimum van 3.000 euro per jaar en een maximum van 5.694 euro per jaar (100%).[10]

Afdeling 7. BET-toelage

(Art. VII 53)[2]

Art. VII 53

De personeelsleden die werken het Beheers- en Exploitatieteam van de Schelderadarketen in Vlissingen, krijgen een forfaitaire toelage van 1.785 euro tegen 100% per jaar voor extraprestaties.[2]

Afdeling 8. Gemeenschappelijke of Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk

(Art. VII 54)[20]

Art. VII 54

De preventieadviseur bij een Gemeenschappelijke of Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk ontvangt een van de volgende toelagen:

1° een toelage van 2590,50 euro (100%) op jaarbasis als hij houder is van het getuigschrift van aanvullende vorming van het eerste niveau;
2° een toelage van 1785 euro (100%) op jaarbasis als hij houder is van het getuigschrift van aanvullende vorming van het tweede niveau.[20]

Afdeling 9. Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel

(Art. VII 55)[2]

Art. VII 55

De secretaris en penningmeester van de vzw Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel ontvangen een toelage van 1.785 euro (100%) op jaarbasis.[2]

Afdeling 10. Huisvesting en vervangende toelage

(Art. VII 56 en Art. VII 57)[2]

Art. VII 56

§1. De lijnmanager (opgeheven)[82], van[30] De Vlaamse Waterweg nv[39] en het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis in Geel en in Rekem en van het agentschap Opgroeien[30][60] bepaalt de functies en arbeidsplaatsen waaraan het gebruik van een woning, ter beschikking gesteld door de werkgever, verbonden is, om deze personeelsleden toe te laten hun taak gemakkelijker te vervullen.
Hij bepaalt tevens de aard van de voordelen die verbonden zijn aan het ter beschikking gesteld krijgen van een woning, alsook de daaraan verbonden bijzondere dienstverplichtingen.

§2. De technici met de functie van bos- of natuurwachter van het IVA Natuur en Bos hebben woonstplicht in hun ambtsgebied en zijn verplicht de hun ter beschikking gestelde woning te betrekken.

§3. Het personeelslid dat in een woning woont waarvan de werkgever hem het genot verleent, geniet een voordeel van alle aard, waarvan de waarde wordt bepaald op het hierna vermelde percentage van het gemiddelde van het minimum- en het maximumsalaris van zijn salarisschaal:

aard van het voordeelpercentage van het gemiddelde van de salarisschaal - bruto
enkel huisvesting10%
huisvesting, verwarming en verlichting12,5%

§4. Vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de dienstbetrekking of het overlijden, is een huur verschuldigd waarvan het bedrag door de lijnmanager in kwestie wordt vastgesteld.[2]

Art. VII 57

Een vervangende toelage van 1.640 euro per jaar (100%) wordt toegekend aan de personeelsleden vermeld in artikel VII 56, § 1 en § 2, aan wie geen woning ter beschikking kan worden gesteld.[2]

In afwijking van artikel VII 16, 2°, wordt de toelage niet naar rato van de prestaties betaald.[49]

Afdeling 11. Toelage voor onregelmatige prestaties voor de wachters der waterwegen

(Art. VII 58)[2]

Art. VII 58

§1. Aan het personeelslid, belast met de functie van wachter der waterwegen wordt een toelage voor onregelmatige prestaties toegekend van 620 euro (100%) per jaar.

§2. De toelage vermeld in § 1, wordt bij besluit van de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling in kwestie verhoogd met een coëfficiënt, zoals hieronder is aangegeven:[2]

waterbemeesteringtijgebonden1,2
dagelijkse waterbemeestering1,2
regelmatige waterbemeestering1,1
weinig waterbemeestering1
bedieningsregeling24 uur op 24 uur1,3
16 uur op 24 uur1,2
13 uur op 24 uur1,1
andere regeling1
aantal beweegbare kunstwerkenmeer dan 51,2
van 3 tot en met 51,1
2 of minder1
aantal kilometer waterwegmeer dan 501,2
van 31 tot en met 501,1
30 of minder1
district havens en kustgebied1,2

Afdeling 12. Luchthaventoelage

(Art. VII 59)[2]

Art. VII 59

§1. Aan het personeelslid, tewerkgesteld op de regionale luchthavens, wordt een luchthaventoelage toegekend van 82 euro (100%) per maand.

§2. Het personeelslid van wie de som van de toelage voor productiviteitspremie, ploegenwerk, kastoelage en brevettoelage in 1998 per maand meer bedraagt dan het bedrag, vermeld in § 1, behoudt dat bedrag, tot op het ogenblik dat de toelage vermeld in § 1, hoger wordt.[2]

Afdeling 13. Bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel

(Art. VII 60 tot en met Art. VII 64)[2]

Art. VII 60.

opgeheven[82]

Art. VII 61.

opgeheven[82]

Art. VII 62.

opgeheven[82]

Art. VII 63.

opgeheven[82]

Art. VII 64.

opgeheven[82]

Afdeling 14. Zeegeld

(Art. VII 65)[2]

Art. VII 65.

opgeheven[82]

Afdeling 15. De huisbewaarder

(Art. VII 66 tot en met Art. VII 69)[2]

Onderafdeling 1. Voordelen en rechten toegekend aan de huisbewaarder

(Art. VII 66 en Art. VII 67)[2]

Art. VII 66

Als vergoeding voor de plichten, heeft de huisbewaarder alleen voordelen in natura, namelijk kosteloze huisvesting, verwarming en verlichting in een woning die aan de hedendaagse comfortnormen voldoet.[2]

Art. VII 67

De verhuiskosten van het eigen meubilair zijn ten laste van de huisbewaarder, behalve als de diensten zelf hun lokalen verlaten en zich vestigen in een nieuw dienstgebouw waar de betrokkene weer als huisbewaarder wordt aangesteld.[2]

Onderafdeling 2. Toelage voor vervanging van huisbewaarder

(Art. VII 68)[2]

Art. VII 68

§1. Er wordt een toelage toegekend aan de persoon die bij beslissing van de lijnmanager de huisbewaarder vervangt tijdens zijn vakantieverlof of ziekte van ten minste één week.

§2. Per dag prestatie ontvangt de vervanger een toelage van 7/1976 van het geïndexeerde minimumbedrag van de salarisschaal D 111.[2]

Onderafdeling 3. Beëindiging van de functie van huisbewaarder

(Art. VII 69)[2]

Art. VII 69

§1. Als de aanstelling van de huisbewaarder wordt beëindigd om een van de redenen, vermeld in artikel VI 103, krijgt de belanghebbende, of, bij overlijden, de echtgeno(o)t€ of samenwonende partner, of als hij/zij weduw(e)(naar) is of de samenwonende partner overleden is, de nabestaanden die onder hetzelfde dak wonen, drie maanden de tijd om een andere woning te zoeken. Het hoofd van de personeelsfunctie in kwestie die bevoegd is voor het beleidsdomein waarschuwt de betrokkene met een beveiligde zending[34].

§2. In geval van:
1° afzetting of ontslag van ambtswege;
2° ontslag om dringende redenen door de werkgever of de werknemer;
wordt de termijn vermeld in § 1 ingekort tot 1 maand.[2]

​​​​​​Afdeling 16. Specifieke toelageregeling voor het personeel van de grote varende eenheden van de DAB Vloot

(Art. VII 70)[22]

Art. VII 70.

opgeheven[82]

Afdeling 17. STCW-toelage (Standards of Training, Certification and Watchkeeping)

(Art. VII 70bis)[7]

Art. VII 70bis.

opgeheven[82]

Afdeling 18. Toelage voor technische bekwaamheid

(Art. VII 70ter)[7]

Art. VII 70ter.

opgeheven[82]

Afdeling 19 - Binnenvaarttoelage[16][71]

Art. VII 70quater. [71]

Art. VII 70quater

Op voorwaarde dat het personeelslid in het bezit is van een geldig kwalificatiecertificaat van de unie, wordt een binnenvaarttoelage toegekend, op de volgende wijze:

graadfunctiejaarbedrag (100%)
speciaal assistentmatroos940 euro
schipperschipper1.690 euro

De personeelsleden behouden de toelage, vermeld in het eerste lid, alleen als ze de “Bridge Resource Management” opleiding hebben gevolgd, en daarvan een trainingscertificaat kunnen voorleggen.

De bruto-toelage die maandelijks wordt betaald, wordt, voor de personeelsleden bezoldigd in een van de T-schalen, vermeld in artikel VII 12, §1, 3°, verminderd met een twaalfde van het jaarbedrag, vermeld in het eerste lid.

Als het bedrag van de maandelijkse bruto toelage niet volstaat om de vermindering, vermeld in het derde lid, toe te passen, wordt het saldo van het bruto maandsalaris afgetrokken.
Personeelsleden die nog niet in het bezit zijn van een geldig kwalificatiecertificaat van de unie, als vermeld in het eerste lid, ontvangen tot uiterlijk 31 januari 2027, de toelage vermeld in artikel VII 70bis, als ze beschikken over het geldig STCW-certificaat dat met hun graad overeenstemt.[71]

Afdeling 20. Arbeidsmarkttoelage voor artsen en arts-specialisten

(Art. VII 70quinquies)[9]

Art. VII 70quinquies

§1. Aan een arts wordt een arbeidsmarkttoelage toegekend van 4.650 euro (100%) op jaarbasis. De toekenning van de toelage mag niet tot gevolg hebben dat het salaris, verhoogd met de toelage, meer bedraagt dan 51.360 euro (100%). In voorkomend geval wordt de toelage verminderd tot 2.250 euro (100%).[9]

§2. Aan een arts-specialist wordt een arbeidsmarkttoelage toegekend van 6.000 euro (100%) op jaarbasis. Als de arts-specialist titularis is van een C- of P-schaal[12] wordt die toelage pas toegekend vanaf twaalf jaar geldelijke anciënniteit.[9]

§3. De toelagen worden pro rata van de prestaties toegekend.[9]

Afdeling 21. Toelage voor de matroos die tijdelijk fungeert als schipper-bootsman[22] of als schipper-stuurman

(Art. VII 70sexies)[27]

Art. VII 70sexies.

opgeheven[82]

Afdeling 22. Risicotoelage voor personeelsleden van het team Mobiele Eenheid van de afdeling Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van het Agentschap Justitie en Handhaving

[73]

(Art. VII 70septies)[34]

Art. VII 70septies

Aan personeelsleden van het team Mobiele Eenheid van de afdeling Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van het Agentschap Justitie en Handhaving[73] wordt een toelage van 1150 euro (100%) per jaar toegekend.[34]

Hoofdstuk 4. Cumulatiebepalingen

Hoofdstuk 4 bevat Art. VII 71

Art. VII 71.

Het personeelslid dat een toelage krijgt als vermeld in de linkerkolom van de onderstaande tabel, komt niet in aanmerking voor de toelagen, vermeld in de rechterkolom.

overloon tegen 125 of 150% (VII 28 en 31)

verstoringstoelage (VII 29 en 31) - genot van het gunstigste stelsel

functioneringstoelage (VII 37 - 38)

managementtoelage (VII 35 - 36)

milieutoelage (VII 46)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk

(VII 30 en 31)

gevaartoelage (VII 33 - 34)

productiviteitspremie (VII 113)

secretariaat Vlaamse Regering (VII 52)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk (VII 30 en 31)

wachters der waterwegen (VII 56)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk

(VII 30 en 31)

diensthoofdentoelage (VII 25 - 26)

luchthaventoelage (VII 59)

toelage voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling (VII 28 - 31)

toelagen die krachtens andere reglementeringen voor nacht-, zaterdag- of zondagprestaties worden toegekend. In dit geval wordt het meest gunstige stelsel toegepast.

permanentietoelage (VII 42)

toelage voor de milieu-inspectie (VII 46)

diensthoofdentoelage (VII 25 - 26)

huisvesting (vrije woonst) (VII 56)

vervangende toelage (VII 57)

toelage voor onregelmatige prestaties voor de wachters der waterwegen (VII 58)

overgangsregeling vrije woonst of vervangende toelage (VII 130)

verstoringstoelage (VII 29 en 31)

artsentoelage (VII 70 quinquies)

diensthoofdentoelage (VII 151)

toelage facilitaire kabinetsondersteuning (VII 52bis)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk

(VII 30 en 31)

[82]