WB 12 - BVR 29 april 2011
29 april 2011 - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de kinderbijslag, de jeugdzorgtoelage en andere bepalingen, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 tot vaststelling van het statuut van de arrondissements-commissaris
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1 en §3, vervangen bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, artikel 18, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 2004;
Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, artikel 64, derde lid;
Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2; Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, artikel 5;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, artikel 12, derde lid;
Gelet op het provinciedecreet van 9 december 2005, artikel 66, §1, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris; Gelet op het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006;
Gelet op de akkoorden van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 april 2010 en 22 juli 2010;
Gelet op de protocollen nr. 287.939 en 287.948 van 11 februari 2011 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op advies nummer 49.321/3 van de Raad van State, gegeven op 22 maart 2011, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het de bedoeling is de betalingsmodaliteiten van de kinderbijslag, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de staat bezoldigd personeel alsmede voor de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de korpsen van de lokale politie, op te nemen in het Vlaams personeelsstatuut, mits naleving van artikel 18 van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
Artikel 1. In artikel I 2, 1°, derde gedachtestreep, van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 wordt de zinsnede “met uitzondering van Vlaamse instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO)” opgeheven.
Art. 2. In artikel I 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 19 juli 2007, 23 mei 2008, 29 mei 2009 en 4 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 worden het zevende tot en met het negende lid vervangen door wat volgt:
“Voor de volgende contractuele indienstnemingen is de combinatie van procedures niet verplicht en is er geen voorrang voor herplaatsing:
1° vervangingsopdracht;
2° tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften met een arbeidsovereenkomst voor maximaal één jaar en uitzonderlijk verlengbaar met maximaal één jaar;
3° doctoraatsbeurzen;
4° hernieuwing of verlenging van bestaande arbeidsovereenkomsten zonder wijziging van betrekking en zonder selectie;
5° vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere, zonder selectie;
6° personeel met buitenlandfuncties;
7° startbanen;
8° topsporters en hun omkadering.
De lijnmanager kan als selector optreden voor vervangingsopdrachten, tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften met een arbeidsovereenkomst voor maximaal één jaar en uitzonderlijk verlengbaar met maximaal één jaar, startbanen, doctoraatsbeurzen, topsporters en hun omkadering.
De hernieuwing of verlenging van een bestaande arbeidsovereenkomst zonder wijziging van betrekking en zonder selectie, en de vervanging van een bestaande ar-beidsovereenkomst door een andere zonder selectie, gebeuren bij beslissing van de indienstnemende overheid, en zijn alleen mogelijk voor het contractuele personeelslid dat geslaagd is voor een objectief wervingssysteem als vermeld in deel III, hoofd-stuk 2, en voor topsporters en hun omkadering”.
2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
"§4. Van elk beleidsdomein wordt maximaal 1% van de betrekkingen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE), voorbehouden voor personen met een arbeidshandicap die recht hebben op een langdurige loonkostensubsidie in de reguliere of sociale economie. Dat zijn personen in een van de volgende situaties:
1° personen met een bijstandsveld W2 of W3, toegekend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° personen van wie de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding beslist heeft dat zij voor onbepaalde duur in aanmerking komen voor toegang tot een beschutte werkplaats of voor een Vlaamse ondersteuningspremie.
De voorbehouden betrekkingen kunnen zowel statutaire betrekkingen als contractuele betrekkingen van onbepaalde duur zijn.
De lijnmanager kiest de wijze van invulling van een voorbehouden betrekking, hetzij:
1° via aanwerving, eventueel in combinatie met horizontale mobiliteit;
2° via de horizontale mobiliteit.
Een vacante voorbehouden betrekking wordt bekendgemaakt.
In afwijking van artikel III 2, 2°, wordt de persoon met een arbeidshandicap die recht heeft op een langdurige loonkostensubsidie, bij aanwerving vrijgesteld van de vergelijkende selectie.
In afwijking van artikel VI 18, §4, kan een contractueel personeelslid met een ar-beidshandicap dat recht heeft op een langdurige loonkostensubsidie, via horizontale mobiliteit meedingen naar een statutaire voorbehouden betrekking in een gelijkwaardige functie zonder vrijstelling voor het generieke gedeelte.
De lijnmanager van de entiteit waar de betrekking vacant is, beslist in overleg met de selector over de geschiktheid van de kandidaat voor de betrekking. De beslissing houdt rekening met de functiebeschrijving van de vacature, het gewenste profiel, en de mogelijke redelijke aanpassingen. Bij het invullen van de betrekking wordt een integratieprotocol opgemaakt tussen de entiteit die de persoon in dienst neemt, en de dienst Emancipatiezaken.".
Art. 3. Artikel I 20bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt opgeheven.
Art. 4. In artikel III 2, punt 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan de tweede gedachtestreep worden de woorden “met maximaal één jaar” toegevoegd;
2° er wordt een vijfde gedachtestreep toegevoegd, die luidt als volgt: “- topsporters en hun omkadering.”.
Art. 5. In artikel III 22, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en 29 mei 2009, wordt de datum "31 december 2010" vervangen door de datum "31 december 2011".
Art. 6. In deel III, hoofdstuk 5 van hetzelfde besluit wordt een artikel III 29 toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. III 29. De beperking van de mogelijkheid tot verlenging van de arbeidsovereenkomst met maximaal één jaar, vermeld in art. III 2, 2°, tweede streepje, geldt niet voor contractuele personeelsleden die vóór 1 mei 2011 in dienst werden genomen voor een tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoefte met een arbeidsovereenkomst van maximaal één jaar en uitzonderlijk verlengbaar”.
Art.7. In artikel V 6, tweede lid, artikel V 21, tweede lid en artikel V 37, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “waardegebonden en generieke gedrag- en vaktechnische competenties” telkens vervangen door de woorden “generieke competenties” en worden de woorden “aanvullende functiespecifieke competenties” telkens vervangen door de woorden “functiespecifieke competenties”.
Art. 8. In artikel V 11, §2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het tweede lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
“4° ofwel dat ze een vervanger aanwijst onder de titularissen van een management- of projectleiderfunctie van N-niveau van de diensten van de Vlaamse overheid; “;
2° in het derde lid worden tussen het woord “vervanger” en het woord “gebeurt” de woorden “, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 3° ” ingevoegd;
3° aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
“De vervanger, vermeld in het tweede lid, 4°, wordt maximaal aangewezen voor de nog lopende duur van het mandaat.”
Art. 9. In artikel V 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt:
“§4. De vervanger van een N-functie, vermeld in artikel V 11, §2, eerste lid en tweede lid, 1° tot en met 3°, geniet de bezoldiging en de toelagen, zoals bepaald in paragraaf 2 voor zover de vervanging drie maanden of langer duurt. De vervanger van een N-functie, vermeld in artikel V 11, §2, tweede lid, 4°, geniet de mandaattoelage voor de entiteit of het project waarvan hij bijkomend de leiding waarneemt voor zover de vervanging 3 maanden of langer duurt.”
Art. 10. In artikel V 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3 worden de woorden “benoemt bij de diensten van de Vlaamse overheid” vervangen door de woorden “de geselecteerde kandidaat toelaat tot de proeftijd in de graad van hoofd secretariaatspersoneel strategische adviesraad”;
2° aan paragraaf 3 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“De ambtenaar legt de eed af in handen van de voorzitter van de strategische adviesraad als hij tot de proeftijd toegelaten wordt.”;
3° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt:
Ҥ4. De strategische adviesraad bepaalt de nadere regels en evalueert de proeftijd.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid, zijn artikel III 12, §2, artikel III 14, III 15, III 17, III 18, III 19 en III 20 van toepassing, op voorwaarde dat de volgende aanpassingen doorgevoerd worden:
1° in artikel III 15, §1, wordt het woord “lijnmanager” gelezen als “de strategische adviesraad”;
2° in artikel III 18 en III 20, §2, worden de woorden “de benoemende overheid” gelezen als “de indienstnemende overheid”;
3° in artikel III 19 wordt de eerste zin gelezen als volgt: “Het ontslag van de ambtenaar op proef gaat in op de eerste werkdag die volgt op de beslissing tot ontslag.”;
4° in artikel III 20, §3, worden de woorden “de benoemende overheid” gelezen als “de indienstnemende overheid” en worden de woorden “de functionele chef “ gelezen als “de voorzitter van de strategische adviesraad”.
Bij een negatieve eindevaluatie van de proeftijd heeft de ambtenaar op proef het recht om te worden gehoord door de functioneel bevoegde minister en kan hij zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. De functioneel bevoegde minister stelt een verslag op voor de Vlaamse Regering.
In afwijking van het derde lid heeft de ambtenaar op proef bij de Vlaamse Onderwijsraad het recht om te worden gehoord door de algemene raad.
Als de Vlaamse Regering op basis van het verslag van de functioneel bevoegde minister of de algemene raad van de Vlaamse Onderwijsraad de negatieve eindevaluatie van de proeftijd bekrachtigt, wordt de ambtenaar op proef ontslagen.”.
Art. 11. Artikel V 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
“Art. V 24. Met behoud van de toepassing van afwijkende decretale bepalingen benoemt de Vlaamse Regering het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad bij de diensten van de Vlaamse overheid nadat hij met goed gevolg de proeftijd heeft doorlopen.”.
Art.12. In artikel V 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 23 mei 2008, 9 januari 2009 en 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Voor de beoordeling van de generieke competenties wordt het Gemeenschapsonderwijs geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming.”;
2° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Voor de beoordeling van de generieke competenties wordt het Gemeenschapsonderwijs geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming.”;
3° in paragraaf 4 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid beoordeelt het managementorgaan van het Gemeen-schapsonderwijs welke van de kandidaten die de generieke competenties bezitten, over de vereiste functiespecifieke competenties beschikken.”.
Art. 13. In artikel V 39, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt het woord “functiebenaming” vervangen door het woord “graad”.
Art. 14. In artikel V 42, §3, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de tweede zin worden tussen het woord “plaatsvervanger” en het woord “krijgt” de woorden “, die al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid, “ ingevoegd;
2° er wordt een derde zin toegevoegd, die luidt als volgt:
“De indienstneming van de plaatsvervanger, aangewezen na vacantverklaring op de externe arbeidsmarkt, gebeurt bij vervangingsovereenkomst.”.
Art. 15. In artikel VI 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en 29 mei 2009, worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt:
“De lijnmanager die beslist om een vacature op het personeelsplan van zijn entiteit, raad of instelling in te vullen kan, met behoud van de toepassing van artikel VI 18, § 4, zijn oproep beperken tot de kandidaten uit het betrokken beleidsdomein of uit alle beleidsdomeinen als hij een beroep doet op de interne arbeidsmarkt via:
1° een bevorderingsprocedure binnen het niveau;
2° de horizontale mobiliteit;
3° de graadverandering;*
4° de aanwijzing in een mandaat;
5° de procedure van tijdelijke aanstelling.
Bij keuze voor vacature-invulling via een bevorderingsprocedure binnen het niveau, de horizontale mobiliteit of de graadverandering kan de lijnmanager de oproep beperken tot de personeelsleden van zijn entiteit, raad of instelling.".
Art. 16. Aan artikel VI 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
“De vrijstelling voor de test van de generieke competenties voor een bepaalde directeursgraad, die verkregen werd met toepassing van artikel VI 2, kan ingeroepen worden voor een vrijstelling voor de test van de generieke competenties voor een andere directeursgraad”.
Art. 17. In artikel VI 11, §1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de woorden “rang A2E en lager” en de woorden “rang A2E of lager” vervangen door de woorden ”rang A2E en rang A2 of lager”.
Art. 18. In artikel VI 12 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
“§1. De lijnmanager wijst de personeelsleden van zijn entiteit, raad of instelling aan die in aanmerking komen voor herplaatsing. Die personeelsleden worden aangemeld bij het arbeidsmarktbureau van Jobpunt Vlaanderen. “.
Art. 19. In artikel VI 30decies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
“§2. De ambtenaar krijgt de salarisschaal die verbonden is aan de graad of rang waartoe de vacante betrekking behoort. Als die salarisschaal niet overeenstemt met de salarisschaal die de ambtenaar in de externe overheid van oorsprong genoot in zijn oorspronkelijke graad, functie, rang of vakklasse, wordt de ambtenaar, op voorstel van de functioneel bevoegde minister en met het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Bestuurszaken, ingeschaald in een salarisschaal als vermeld in bijlage 5 bij dit besluit, op de trap van de schaal die overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit. Daarbij mag de totale bezoldiging die aan de ambtenaar wordt toegekend, niet lager zijn dan de bezoldiging die de betrokken ambtenaar op het moment van de overdracht geniet in de externe overheid van oorsprong. In de vergelijking tussen die twee bezoldigingen worden de in geld waardeerbare voordelen die algemeen worden toegekend, mee in rekening gebracht.”.
Art. 20. In artikel VI 39 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede “Een ambtenaar die benoemd is in een graad van de rang B1, C1 en D1 en die beschikt over “vervangen door de zinsnede “Een ambtenaar van rang B1, C1 en D1 die beschikt over“;
2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede “Een ambtenaar die benoemd is in een graad van de rang B2, C2 en D2” vervangen door de zinsnede “Een ambtenaar van rang B2, C2 en D2”.
Art. 21. In artikel VI 40 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede “Een ambtenaar die benoemd is in een graad van de rang B1, C1 en D1 en die beschikt over" vervangen door de zinsnede “Een ambtenaar van rang B1, C1 en D1 die beschikt over";
2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede “De ambtenaar die benoemd is in een graad van de rang B1, C1 en D1 en die" vervangen door de zinsnede “Een ambtenaar van rang B1, C1 en D1 die”;
3° in paragraaf 2 wordt de zinsnede “Een ambtenaar die benoemd is in een graad van de rang B2, C2 en D2 en die” vervangen door de zinsnede “Een ambtenaar van rang B2, C2 en D2 die”.
Art. 22. In artikel VI 46, §2, 1° van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt tussen het woord “ofwel” en het woord “een” het woord “minstens” ingevoegd.
Art. 23. Aan artikel VI 47 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan de selector voor het overgangsexamen naar de graad van informaticus de generieke competenties testen na het vergelijkend examen.”.
Art. 24. In artikel VI 65, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1°. In paragraaf 2 worden een derde en een vierde lid toegevoegd die luiden als volgt:
“De ambtenaar met de graad van adviseur-informaticus, adviseur-ingenieur of adviseur-arts die slaagt voor een proef waarbij de generieke en functiespecifieke competenties getest worden, kan een graadverandering verkrijgen naar respectievelijk de graad van directeur-informaticus, directeur-ingenieur of directeur-arts.
De ambtenaar met de graad van directeur-informaticus, directeur-ingenieur of directeur-arts die slaagt voor een proef waarbij de functiespecifieke competenties getest worden, kan een graadverandering verkrijgen naar respectievelijk de graad van adviseur-informaticus, adviseur-ingenieur of adviseur-arts”.
2°. In paragraaf 3, tweede lid, 1°, wordt tussen het woord “ofwel” en het woord “een” het woord “minstens” ingevoegd.
Art. 25. In artikel VI 66 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, wordt de zin “De ambtenaar kan tijdens zijn loopbaan eenmaal om functionele of persoonlijke redenen vragen te worden teruggezet in graad” vervangen door de zin “”.
Art. 26. In artikel VI 71 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “de commissie, vermeld in artikel VI 70” vervangen door de woorden “het managementorgaan van het beleidsdomein Bestuurszaken”.
Art. 27. In artikel VI 73, §2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt het derde lid opgeheven.
Art. 28. In artikel VI 78 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaam-se Regering van 16 maart 2007, wordt het derde lid opgeheven.
Art. 29. In artikel VI 92, §3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
“De overheid die bevoegd is voor de aanwijzing, respectievelijk de aanstelling, kan na het akkoord of op verzoek van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest of van het bevoegde overlegcomité, om functionele redenen of om organisatorische redenen het mandaat of de aanstelling beëindigen”.
Art. 30. In artikel VI 144, §1 en §2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de woorden “tussen 23 mei en 31 december 2009” vervangen door de woorden “tussen 23 mei 2008 en 31 december 2009”.
Art. 31. Aan artikel VII 2, §2, 1ste lid van hetzelfde besluit wordt een tweede zin toe-gevoegd, die luidt als volgt: “Minder dan halftijdse deeltijdse prestaties, verricht vanaf 1 januari 2011 komen eveneens in aanmerking”.
Art. 32. In artikel VII 5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het getal “13.234,20” vervangen door het getal “13.499,00”;
2° in paragraaf 2 wordt het getal “12.478,10” vervangen door het getal “12.727,66”.
Art. 33. Artikel VII 7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 , wordt vervangen als volgt:
“Als een ambtenaar overlijdt wordt het volledige maandsalaris betaald aan zijn rechthebbende(n)”.
Art. 34. Aan artikel VII 12 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aange-bracht:
1° In paragraaf 1 wordt punt 3° opgeheven;
2° In paragraaf 5 worden de woorden “VI 2” vervangen door de woorden “VI 60, VI 61 en VI 62”.
Art. 35. In artikel VII 15 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaam-se Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
“De regeling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de toelagen, vermeld in artikel VII 18, VII 20, VII 35, VII 41, VII 46, VII 57, VII 124, §1, artikel VII 129, §2, artikel VII 140, VII 141, VII 145 en VII 145bis.”.
Art. 36. In deel VII, titel 2, hoofdstuk 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt een artikel VII 15bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. VII 15bis. §1. Het personeelslid dat slachtoffer is van een arbeidsongeval en dat maximaal 35 werkdagen afwezig is, ontvangt:
1. de forfaitaire toelagen die op maandbasis worden betaald;
2. het gemiddelde van de variabele toelagen die betaald zijn gedurende de twaalf maanden voor het ongeval.
§2. Artikel VII 15 is van toepassing op de betaling van de toelagen bij een afwezigheid ingevolge een arbeidsongeval van meer dan 35 werkdagen”.
Art. 37. Aan artikel VII 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid beslist het managementorgaan van het Gemeen-schapsonderwijs over de toekenning van de functioneringstoelage, als de evaluatoren geen deel uitmaken van de instelling.”.
Art. 38. In deel VII, titel 2, hoofdstuk 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt:
“Afdeling 1. Personeelsleden van het agentschap Jongerenwelzijn”.
Art. 39. In artikel VII 45 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bestaande tekst van het eerste lid worden de woorden “Aan het personeelslid van de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg” vervangen door de woorden “Aan het personeelslid van de afdeling gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg, tewerkgesteld in een gemeenschapsinstelling of in een federaal (detentie)centrum”.
2° de bestaande tekst van het eerste lid zal paragraaf 1 vormen
3° een paragraaf 2 wordt toegevoegd, die luidt als volgt:“
4° de bestaande tekst van het tweede lid zal paragraaf 3 vormen en als volgt luiden:
“§3. Ingeval de in dit artikel vermelde toelagen niet volledig verschuldigd zijn, worden ze betaald overeenkomstig artikel VII 6”.
Art. 40. In artikel VII 65, §1, 3de lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, worden de woorden “2,50 euro” vervangen door de woorden “de werkgeversbijdrage in een maaltijdcheque zoals bepaald in artikel VII 109ter van dit besluit”.
Art. 41. In artikel VII 70quinquies §2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de woorden “P-schaal” vervangen door de woorden “C- of P-schaal”
Art. 42. In artikel VII 83, paragraaf 1, 2de lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, worden de woorden “2,50 euro” vervangen door de woorden “de werkgeversbijdrage in een maaltijdcheque zoals bepaald in artikel VII 109ter van dit besluit”.
Art. 43. In artikel VII 87, paragraaf 4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “2,50 euro” vervangen door de woorden “de werkgeversbijdrage in een maaltijdcheque zoals bepaald in artikel VII 109ter van dit besluit”.
Art. 44. Aan deel VII, titel 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, 9 januari 2009 en 29 mei 2009, wordt een hoofdstuk 14, dat bestaat uit artikel VII 109septies en artikel VII 109octies, ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Hoofdstuk 14. Kinderbijslag
Art. VII 109septies. §1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de entiteiten die zelf de kinderbijslag aan hun personeelsleden uitbetalen.
§2. De kinderbijslag, adoptiepremie en de geboortepremie worden toegekend tot de bedragen en onder de voorwaarden, vermeld in de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders van 19 december 1939, hierna SWKL te noemen.
§3. De kinderbijslag wordt per overschrijving aan de bijslagtrekkende betaald op het einde van de maand waarop de kinderbijslag betrekking heeft.
Art. VII 109octies. De personeelsleden van het Vlaams ministerie Internationaal Vlaanderen die gedurende meer dan zes achtereenvolgende maanden hun ambt in het buitenland uitoefenen en er hun kinderen opvoeden, ontvangen de kinderbijslag die toegekend wordt overeenkomstig artikel VII 109septies, §1, verhoogd met een maandelijks supplement dat gelijk is aan tweemaal het bedrag van die bijslag.
De kinderbijslag en de supplementen worden na de terugkeer van de personeelsleden in België verder toegekend voor hun kinderen die in het buitenland voortstuderen.”.
Art. 45. Artikel VII 118, §1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, wordt opgeheven.
Art. 46. In artikel VII 151 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, worden de woorden “de datum van inwerkingtreding van dit besluit” vervangen door de woorden “1 juni 2008”.
Art. 47. Aan artikel VII 155, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel VII 20, §3 en §4, zijn van toepassing op de extra dertiende maand, vermeld in het eerste lid. In afwijking van artikel VII 22, §3, wordt de extra dertiende maand uitbetaald tijdens de maand januari van het volgende kalenderjaar”.
Art. 48. Aan deel VII, titel 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, 9 januari 2009 en 29 mei 2009, worden een artikel VII 156 en een artikel VII 157 toegevoegd, die luiden als volgt:
“Art. VII 156, §1. In afwijking van artikel VII 109septies, §3, geldt de vooruitbetaling aan de personeelsleden die sinds 1 juli 1984 de vooruitbetaling van hun kinderbijslag genieten tot de kinderbijslag van februari 2011.
§2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de personeelsleden die voor 1 juli 1984 de vooruitbetaling van de kinderbijslag genoten, de kinderbijslag voor maart 2011 uitbetaald op 15 maart 2011.
§3. In afwijking van artikel VII 109septies, §2, wordt de kinderbijslag tot en met 30 juni 2010 betaald aan de rechthebbende, tenzij de kinderbijslag al aan de moeder wordt betaald of aan de persoon die in werkelijkheid het kind opvoedt, op basis van artikel 69, §1, derde lid, van de SWKL.
Art. VII 157. Tot en met het schooljaar 2009-2010 wordt de kinderbijslag toegekend voor kinderen van minder dan 21 jaar, zelfs als die kinderen geen leergangen van beroeps- of algemeen onderwijs volgen en niet gebonden zijn door een leercontract.”.
Art. 49. In artikel VIII 8, §1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid wordt de tuchtstraf uitgesproken door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs als de tuchtstraf werd voorgesteld door het hoofd van de instelling.”;
2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het derde lid wordt de tuchtstraf definitief uitgesproken door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door het hoofd van de instelling.”;
3° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het vijfde lid wordt de tuchtstraf definitief uitgesproken door de func-tioneel bevoegde Vlaamse minister als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.”.
Art. 50. In artikel X 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en 23 mei 2008, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt:
Ҥ3. In afwijking van paragraaf 1 hebben de volgende personeelsleden van het agentschap Jongerenwelzijn die in een gemeenschapsinstelling of in een federaal (detentie)centrum werken, recht op het hierna vermelde aantal jaarlijkse verlofdagen:
1° deskundige, hoofddeskundige en medewerker met de functie van begeleider of hoofdbegeleider;
2° personeelsleden van niveau D met de functie van nachtwaker;
3° hoofddeskundige, deskundige, medewerker, technicus, technisch assistent met de functie van vakleraar of leraar.
Leeftijd | aantal verlofdagen |
van 45 tot en met 49 jaar | 36 dagen |
van 50 tot en met 54 jaar | 48 dagen |
van 55 tot en met 64 jaar | 60 dagen. |
Art. 51. Artikel X 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. X 37. De ambtenaar heeft recht op ouderschapsverlof:
1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
2° in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.”
Art. 52. In artikel XI 1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
“Niemand kan zijn hoedanigheid van ambtenaar verliezen vóór het einde van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of door dit besluit”;
2° in paragraaf 2 worden de woorden “op de 65ste verjaardag” vervangen door de woorden “op de laatste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt”;
3° in paragraaf 3 worden de woorden “boven de leeftijd van 65 jaar” vervangen door de woorden “na het einde van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt”.
Art. 53. In artikel XI 3, §1, van hetzelfde besluit wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
“2° de ambtenaar die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste of aan de dienstplichtwetten, of van wie de medische ongeschiktheid na uitputting van het ziek-tecontingent behoorlijk werd vastgesteld door de federale medische dienst, bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar;”.
Art. 54. In artikel XII 3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“- het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de staat bezoldigd personeel alsmede voor de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de korpsen van de lokale politie, zoals het werd gewijzigd, voor de entiteiten die zelf de kinderbijslag betalen”.
Art. 55. Bijlage 4 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010, wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 56. In artikel 28, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris, worden de woorden “1 mei 2009” vervangen door de woorden “1 juli 2010”.
Art. 57. Dit besluit treedt in werking op de datum van goedkeuring ervan met uitzondering van de volgende bepalingen:
1° artikel 2,1° en artikel 6 die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2011
2° artikel 2,2° dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2009
3° artikel 3, 8, 9, 44, 48 en 54 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2010
4° artikel 5 en 31 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2011
5° artikel 19 dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2010
6° artikel 30 dat uitwerking heeft met ingang van 23 mei 2008
7° artikel 32 en 41 die uitwerking hebben met ingang van 1 december 2008
8° artikel 38, 39,2° t.e.m. 4° die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2010
9° artikel 39,1° dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart 2002
10° artikel 40, 42, 43 die uitwerking hebben met ingang van 1 februari 2011
11° artikel 47 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2009
12° artikel 50 dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2009
13° artikel 51 dat in werking treedt op de eerste dag volgend op het akkoord van de federale ministerraad
14° artikel 56 dat uitwerking heeft met ingang van 1 mei 2009.
Art. 58. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 april 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS
De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur,
Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand,
Geert BOURGEOIS