WB 18 - BVR 1 februari 2013
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de integratie van de gewestelijk ontvangers, het zeewezen en andere bepalingen
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1 en §3, vervangen bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 5;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, artikel 12, derde lid;
Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 76, §4, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 23 januari 2009;
Gelet op het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, artikel 75, §4, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van het statuut van de gewestelijk ontvangers;
Gelet op het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 juli 2012;
Gelet op protocol nr 316.1011 van 30 november 2012 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op het akkoord van de federale minister, bevoegd voor de pensioenen, gegeven op 11 januari 2013;
Gelet op advies 52.584/3 van de Raad van State, gegeven op 16 januari 2013, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
Artikel 1. Aan artikel I 2, 10°, van het Vlaams Personeelsstatuut van 13 januari 2006, wordt de volgende zin toegevoegd: “De gouverneur is de lijnmanager voor de personeelsleden van de dienst van de gouverneurs.“.
Art. 2. In deel I, titel 2, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012, wordt een artikel I 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. I 5bis. §1. De indienstnemende of benoemende overheid of de lijnmanager, kan, na advies van de selector, beslissen om een kandidaat niet opnieuw te testen voor het geheel van de gedragscompetenties en/of het geheel van de vaktechnische competenties die vereist zijn voor de vacature als uit een eerdere selectieprocedure die niet ouder is dan zeven jaar blijkt dat de kandidaat beschikt over het geheel van de gedragscompetenties en/of het geheel van de vaktechnische competenties die vereist zijn voor de vacature.
§2. Een kandidaat kan op basis van zijn eerdere testresultaten aan de selector vragen om te worden hertest. De selector houdt dan alleen rekening met de nieuwe testresultaten. Bij een nieuwe kandidaatstelling vraagt de selector de toestemming van de kandidaat voor het mogelijk hergebruik van zijn positieve testresultaten.
§ 3. Alleen testresultaten van selecties gebaseerd op het competentiemodel van de Vlaamse overheid die beantwoorden aan de kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties zoals vastgelegd door de Vlaamse minister van Bestuurszaken, komen in aanmerking om hergebruikt te worden.".
Art. 3. In artikel III 6 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
Ҥ1. De in dit besluit vermelde voorschriften voor de selector en de door de Vlaamse minister van Bestuurszaken opgelegde kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties worden in geval van een privaatrechtelijke selector opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen de selector en de Vlaamse Regering.
De door de Vlaamse minister van Bestuurszaken opgelegde kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties worden in geval van een externe selector opgenomen in de overheidsopdracht tussen de selector en de vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid.”.
Art. 4. In artikel IV 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en 29 mei 2009, worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt:
“Ongunstige feiten worden schriftelijk vastgesteld, indien mogelijk na een gesprek. Het te evalueren personeelslid kan opmerkingen toevoegen aan het document. Het personeelslid bezorgt het document, gebeurlijk met zijn opmerkingen, ondertekend terug binnen de 15 kalenderdagen na het ontvangen van het document.”.
Art. 5. In artikel V 43, §3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt het woord “(mandaat)” opgeheven.
Art. 6. Aan deel VI, titel 10, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012, wordt een artikel VI 151 toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. VI 151. De vastbenoemde gewestelijk ontvanger die overgedragen wordt van het Vlaams Gewest, wordt met ingang van 1 januari 2013 ambtshalve benoemd in de graad van adviseur, en heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad een schaalanciënniteit die gelijk is aan:
1° een derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad van gewestelijk ontvanger, voor de graadanciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad van gewestelijk ontvanger voor de graadanciënniteit boven de twaalf jaar.
Het resultaat van die berekening wordt uitgedrukt in volledige maanden.”.
Art. 7. In artikel VII 2, §5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2009, worden de woorden “per rondzendbrief” opgeheven.
Art. 8. In artikel VII 12, §1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, 29 mei 2009 en 22 januari 2010 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° | in punt 1° : | |
a) | worden de woorden “Afdelingshoofd (mandaat) A285 vanaf 2de mandaat als afdelingshoofd A286” vervangen door de woorden “Afdelingshoofd (mandaat) A285 na zes jaar schaalanciënniteit in A285 A286”; | |
b) | worden de woorden “Projectleider N-1 (mandaat) A285 vanaf 2de mandaat als projectleider N-1 A286” vervangen door de woorden “Projectleider N-1 (mandaat) A285 na zes jaar schaalanciënniteit in A285 A286”; | |
c) | worden de woorden “loods op proef: salaris à 80% van de schaal A141 of A144 zoals hieronder is bepaald”, vervangen door de woorden “loods op proef: salaris à 80% van de salarisschaal verbonden aan de functie zoals hieronder is bepaald”. | |
2° | in punt 5°, worden tussen de salarisbepaling van “Adviseur benoemd vóór 1 januari 2008 (…)” en de salarisbepaling van “Ingenieur, arts en informaticus (…)” de woorden “Adviseur (de gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 overgedragen werd ingevolge artikel VI 151 of artikel VII 165) - A 218“ ingevoegd. |
Art. 9. In de tabel van artikel VII 46 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden tussen de het woord “rang” en het woord “A2” de woorden “A2E, A2M en” ingevoegd.
Art. 10. Artikel VII 60, §3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt vervangen als volgt:
“Voor het personeelslid met de functie van chefloods, stuurman of kapitein die na aanwerving of functiewijziging de functie van operationele loods uitoefent, wordt de in §1 benodigde graadanciënniteit verhoogd met het aantal jaren en maanden gedurende dewelke de functie van chefloods, stuurman of kapitein uitgeoefend werd”.
Art. 11. In artikel VII 65 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, 29 mei 2009 en 29 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, derde lid, worden tussen het woord “worden” en het woord “verminderd”, de woorden “voor de personeelsleden die een maaltijdcheque ontvangen” ingevoegd;
2° paragraaf 3 wordt geschrapt;
3° in paragraaf 6 wordt de zin “Als de voeding aan boord niet ten laste is van het personeelslid, wordt het dagbedrag verminderd met het bedrag vermeld in §3.” geschrapt.
Art. 12. In artikel VII 70bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aan gebracht:
1° de tabel wordt vervangen door wat volgt:
STCW | Graad | functie | jaarbedrag (100%) |
Ilo-certificaat | speciaal assistent / speciaal hoofdassistent | kok | 940 euro |
II/4 | speciaal assistent | matroos/stoker[9] | 940 euro |
III/4 | Motorist | motorist | 1.690 euro |
II/4 | Schipper | schipper-bootsman | 1.690 euro |
II/3 | Schipper | schipper | 1.690 euro |
III/1, III/2, III/3 | Scheepstechnicus | scheepstechnicus | 1.690 euro |
II/1, II/2, II/3 | Schipper | schipper-stuurman | 2.190 euro |
III/4 | hoofdmotorist / leidinggevend hoofdassistent | hoofdmotorist | 2.190 euro |
III/2 of III/3 | hoofdscheepstechnicus / leidinggevend hoofdmedewerker | hoofdscheepstechnicus | 2.190 euro |
II/2, II/3 | hoofdschipper / leidinggevend hoofdassistent | hoofdschipper | 2.690 euro |
2° tussen het tweede en het derde lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “
De personeelsleden met de functie van schipper-stuurman en hoofdschipper behouden het jaarbedrag vermeld in de bovenstaande tabel, slechts op voorwaarde dat ze de “Bridge Resource Management” opleiding hebben gevolgd, en daarvan een trainingscertificaat kunnen voorleggen.”; 3° het bestaande derde lid wordt opgeheven.
Art. 13. In de rechterkolom van de tabel van artikel VII 71 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006, worden de woorden “bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel (VII 60 – 62)” vervangen door de woorden “bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel (VII 60 – 64)”.
Art. 14. Aan artikel VII 73 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2008, 29 mei 2009 en 4 december 2009, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
“§5. Paragraaf 3 is van toepassing op de betaling van forfaitaire vergoedingen bij een afwezigheid ingevolge een arbeidsongeval van meer dan 35 werkdagen.”.
Art. 15. In artikel VII 83, §4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “bij omzendbrief” opgeheven.
Art. 16. Artikel VII 91 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. VII 91. Tenzij het reglementair anders bepaald is, hebben de personeelsleden die Vlaanderen in het buitenland vertegenwoordigen en de andere personeelsleden van niveau A van het Departement internationaal Vlaanderen die uitgezonden zijn naar een diplomatieke post in het buitenland, recht op de volgende vergoedingen, toelagen en voordelen waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden worden bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, in overleg met de functionele minister:
1° een postvergoeding;
2° een terugkeertoelage;
3° een vergoeding voor dienstreizen;
4° een vergoeding voor een verlofreis naar België;
5° een vergoeding voor verhuiskosten;
6° een vergoeding voor de huur van een woning in het buitenland;
7° een vergoeding voor schoolkosten;
8° een verzekering voor medische kosten en repatriatie;
9° een inrichtingsvergoeding;
10° een vergoeding voor beveiliging van een woning en de inwonenden.”.
Art. 17. In artikel VII 102, §7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “bij rondzendbrief” opgeheven.
Art. 18. In artikel VII 105 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “vermeld in een omzendbrief van” vervangen door de woorden “bepaald door”.
Art. 19. In artikel VII 106 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “vermeld in een omzendbrief van” vervangen door de woorden “bepaald door”.
Art. 20. In artikel VII 107 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “vermeld in een omzendbrief van” vervangen door de woorden “bepaald door”.
Art. 21. In artikel VII 109bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden “, stuurman of kapitein van de loodsboot” opgeheven;
2° er wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:
“6° personeelsleden voor de dagen dat ze voeding aan boord van een vaartuig ten laste van de begroting van de Vlaamse overheid krijgen.”;
3° Er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken bepaalt tevens de uitreikingsmodaliteiten van de maaltijdcheques”.
Art. 22. In artikel VII 109octies, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2011, worden de woorden “, §1 , “ opgeheven.
Art. 23. Aan artikel VII 164, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2012, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“De toelage vermeld in het eerste lid, wordt aan de personeelsleden van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, ook toegekend voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 november 2012.”.
Art. 24. In deel VII, titel 5, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012, worden een artikel VII 165, VII 166, VII 167 en VII 168 ingevoegd, die luiden als volgt:
“Art. VII 165. De contractuele gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 van het Vlaamse Gewest naar de diensten van de Vlaamse overheid wordt overgedragen, wordt tewerkgesteld in de betrekking van adviseur.
Art. VII 166. De gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest behoudt zijn geldelijke anciënniteit.
Art. VII 167. §1. De standplaats van de gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest en die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent, wordt vastgesteld in zijn woonplaats.
§2. De gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest en die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent, heeft voor de verplaatsingen met zijn eigen motorvoertuig tussen zijn standplaats en de besturen die door hem bediend moeten worden, per gemeente van tewerkstelling recht op een tegemoetkoming ten bedrage van de volledige maandelijkse kostprijs van een treinkaart tweede klasse voor dezelfde afstand.
§3. De gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overdragen van het Vlaamse Gewest, en die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent, mag de tegemoetkoming niet combineren met de door de werkgever ten laste genomen kosten van een abonnement op het openbaar vervoer naar en van het te bedienen bestuur of met een fietsvergoeding.
Art. VII 168. §1. De gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest, die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent en die door de administrateur-generaal van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur wordt belast met een bijkomend bestuur, bij tijdelijke afwezigheid van de effectieve titularis die verantwoordelijk is voor dat bestuur of in afwachting van de invulling van een vacature, ontvangt daarvoor een toelage.
§2. De administrateur-generaal van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur bepaalt die toelage a rato van het aantal gepresteerde uren voor het bijkomende bestuur, als dat aantal gepresteerde uren, opgeteld bij het aantal uren dat verricht is voor de eigen besturen een normale voltijdse beroepsbezigheid te boven gaat.
Deze toelage mag maximaal 40% bedragen van het beginsalaris in de overgangsschaal A 218.
§3. Het recht op de toelage ontstaat zodra de gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 overgedragen wordt van het Vlaamse Gewest en die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent gedurende ten minste vijf opeenvolgende werkdagen wordt belast met het bijkomende bestuur.”.
Art. 25. In artikel X 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 23 mei 2008 en 29 april 2011, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt:
Ҥ3. In afwijking van paragraaf 1 hebben de volgende personeelsleden van het agentschap Jongerenwelzijn die in een gemeenschapsinstelling of in een gesloten federaal centrum werken, recht op het hierna vermelde aantal jaarlijkse verlofdagen: de personeelsleden van niveau D, C en B met de functie van begeleider, leraar of nachtwaker. Personeelsleden met de graad van leidinggevend hoofddeskundige worden uitgesloten van dit voordeel.
Leeftijd | aantal verlofdagen |
van 45 tot en met 49 jaar | 36 dagen |
van 50 tot en met 54 jaar | 48 dagen |
van 55 tot en met 64 jaar | 60 dagen.”. |
Art. 26. In artikel X 28, §1, van hetzelfde besluit, verangen bij het besluit van de Vlaames Regering van 6 juni 2007, worden de woorden "72 maanden" vervangen door de woorden "60 maanden".
Art. 27. Artikel X 28bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007, wordt vervangen door het volgende:
“Art. X 28bis. §1. In afwijking van artikel X 28 kunnen de volgende ambtenaren halftijdse, 1/4 of 1/5 loopbaanonderbreking nemen tot aan de pensioenleeftijd, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die zij hebben genoten vóór het begin van de deeltijdse loopbaanonderbreking tot aan hun pensioenleeftijd:
1° | de ambtenaren van minstens vijftig jaar: | |
a) | van wie de loopbaanonderbreking inging voor 1 september 2012, op voorwaarde dat de RVA voor 1 november 2012 een aanvraag ontving; | |
b) | van wie de loopbaanonderbreking inging na 31 augustus 2012, op voorwaarde dat de werkgever vóór 16 maart 2012 en de RVA vóór 1 september 2012 een aanvraag ontving; | |
c) | die gedurende minstens vijf van de tien jaar, of gedurende minstens zeven van de vijftien jaar die de 1/2,1/4 of 1/5 loopbaanonderbreking voorafgaan een zwaar beroep, zoals vermeld in paragraaf 2, hebben uitgeoefend. Dit zwaar beroep moet in geval van een 1/2 en 1/4 loopbaanonderbreking opgenomen zijn in de lijst van beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat. Deze lijst wordt, vertrekkende van de knelpuntberoepenlijst van de Gewesten, jaarlijks vastgesteld door de federale ministerraad; | |
d) | die in geval van een 1/5 loopbaanonderbreking een beroepsloopbaan van 28 jaar hebben doorlopen; | |
2° | de ambtenaren van minstens 55 jaar. |
§2. Als een zwaar beroep wordt beschouwd:
1° het werk met prestaties die gewoonlijk tussen 20 uur en 6 uur vallen, met uitsluiting van de ambtenaren die uitsluitend prestaties verrichten tussen 6 uur en 24 uur en de ambtenaren die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5 uur; 2° het werk in wisselende ploegen, meer bepaald de ploegenarbeid in minstens twee ploegen van minstens twee personeelsleden, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan één vierde van hun dagtaak, op voorwaarde dat de ambtenaar van ploegen alterneert; 3° het werk in onderbroken diensten waarbij de ambtenaar permanent werkt in dagprestaties waarvan de begintijd en de eindtijd minimum 11 uur uit elkaar liggen met een onderbreking van minstens 3 uur en minimumprestaties van 7 uur. Onder permanent verstaat men dat de onderbroken dienst de gewone arbeidsregeling van het personeelslid vormt en dat hij niet occasioneel in een dergelijke dienst wordt tewerkgesteld;
§3. Voor de 28 jaar vermeld in paragraaf 1, 1°, c), geldt als jaar: elk kalenderjaar van tewerkstelling in de privé sector waarvoor minstens 285 dagen voltijds loon werd uitbetaald of elk kalenderjaar van tewerkstelling in de publieke sector waarvoor gedurende ministens 237 dagen voltijds werkelijk gepresteerde diensten werden vastgesteld.
Moederschapsverlof, verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind, adoptie verlof, moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen, ouderschapsverlof in het kader van tijdskrediet of loopbaanonderbreking en verloven met behoud van bezoldiging worden met voltijds gepresteerde diensten en dagen waarop voltijds loon werd uitbetaald gelijkgesteld.
Art. 28. In deel X, titel 6, hoofdstuk 1, van hetzelfde besluit wordt een artikel X 28ter ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. X 28ter. In afwijking van artikel X 28, §1 bedraagt de maximumduur voor voltijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking 72 maanden voor:
1° | de loopbaanonderbrekingen en de verlengingen van loopbaanonderbreking die ingingen voor 1 januari 2012; | |
2° | de loopbaanonderbrekingen en de verlengingen van loopbaanonderbreking die aan de drie volgende voorwaarden voldoen: | |
a) | de werkgever werd schriftelijk op de hoogte gesteld voor 28 november 2011; | |
b) | de RVA ontving de aanvraag voor 2 maart 2012; | |
c) | de loopbaanonderbreking vangt voor 3 april 2012 aan.”. |
Art. 29. Aan X 36, §1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° worden de woorden “drie maanden” vervangen door de woorden “vier maanden”;
2° in punt 2° worden de woorden “zes maanden” vervangen door de woorden “acht maanden”
3° in punt 3° worden de woorden “vijftien maanden” vervangen door de woorden “twintig maanden”.
Art. 30. In artikel XI 1, §3, van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
“§ 3. In afwijking van paragraaf 2, kan de benoemende overheid een ambtenaar na het einde van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt nog verder in dienst houden voor een periode van maximaal één jaar, telkens verlengbaar met maximaal één jaar. Hij behoudt zolang zijn hoedanigheid van ambtenaar.”
Art. 31. In artikel XII 2, §1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en 29 mei 2009, worden punt 3°, 5°, 6°, 7°, 10° en 11° opgeheven.
Art. 32. In artikel XII 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 29 mei 2009, 29 april 2011 en 2 december 2011, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“ - het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van het statuut van de gewestelijk ontvangers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, 14 november 2008, 3 april 2009, 4 september 2009, 26 maart 2010.”.
Art. 33. In bijlage 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, 29 mei 2009 en 2 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt 1 worden onder niveau A, waarvan de bestaande tekst punt a) wordt, een punt b) en c) toegevoegd, die luiden als volgt: “
b) diploma’s of getuigschriften van mastersopleidingen of master-na-masteropleidingen die erkend en geaccrediteerd zijn door de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie);
c) diploma’s van doctor.”.
2° aan punt 1 wordt onder niveau B, waarvan de bestaande tekst onder punt b) de tekst onder punt c) wordt, een punt b) toegevoegd dat luidt als volgt:
“b) diploma’s of getuigschriften van bacheloropleidingen of bachelor-na-bacheloropleidingen die erkend en geaccrediteerd zijn door de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie);
3° aan punt 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“De in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma’s en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij het decreet betreffende het onderwijs XXI van 1 juli 2011, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma’s of studiegetuigschriften worden eveneens in aanmerking genomen.”.
Art. 34. In hetzelfde besluit wordt bijlage 4, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010 en 29 april 2011, vervangen door bijlage 1(Word bestand opent in nieuw venster), die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 35. In hetzelfde besluit wordt in bijlage 5, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, de salarisschaal A218, opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit, ingevoegd tussen de salarisschalen A 215 en A 221.
Art. 36. Dit besluit treedt in werking op de datum van goedkeuring ervan, met uitzondering van:
1° | artikel 13 dat uitwerking heeft met ingang van 16 maart 2007; |
2° | artikel 23 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2010; |
3° | artikel 9 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2011; |
4° | artikel 34 dat uitwerking heeft met ingang van 2 december 2011; |
5° | artikel 26 en 28 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2012; |
6° | artikel 11 en 21 die uitwerking hebben met ingang van 1 april 2012; |
7° | artikel 29 dat uitwerking heeft met ingang van 1 augustus 2012; |
8° | artikel 27 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2012; |
9° | artikel 25 dat uitwerking heeft met ingang van 1 mei 2012; |
10° | artikel 30 dat uitwerking heeft met ingang van 30 november 2012 |
11° | artikel 6, 8,2°, 12, 24, 32 en 35 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2013; |
12° | artikel 2 dat in werking treedt 6 maanden na de datum van inwerkingtreding van de omzendbrief “Kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties”; |
13° | artikel 3 dat in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van de omzendbrief “Kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties.” |
Art. 37. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 1 februari 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS
De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand,
Geert BOURGEOIS