Gedaan met laden. U bevindt zich op: WB 70 - BVR 23 september 2022 Overzicht wijzigende besluiten VPS

WB 70 - BVR 23 september 2022

23 september 2022 - Besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2022, wat betreft voordelen in het kader van fietsleasing

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, §3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
- het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
- het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 11 december 2020.
- Het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 408.1292 gesloten op 10 augustus 2022.
- Er is op 17 augustus 2022 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen 30 dagen, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, §4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1. Aan artikel VII 22 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en 6 september 2019, worden een paragraaf 4 en paragraaf 5 toegevoegd, die luiden als volgt:
“§4. In afwijking van paragraaf 3 kan het personeelslid er vóór de aanvang van de referteperiode, vermeld in paragraaf 1, uitdrukkelijk voor kiezen om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies.

§5. Het personeelslid dat er met toepassing van paragraaf 4 voor kiest om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies, doet voor de periode waarop de fietsleasing betrekking heeft definitief afstand van het recht op de gehele of gedeeltelijke eindejaarstoelage.

In geval van een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage met toepassing van paragraaf 4 of in het geval de leaseprijs lager is dan de met toepassing van paragraaf 4 ingeruilde eindejaarstoelage, wordt het saldo jaarlijks uitbetaald als toelage.”.

Art. 2. Aan deel VII, titel 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 september 2021, wordt een hoofdstuk 17, dat bestaat uit artikel VII 109undecies, toegevoegd, dat luidt als volgt:

“Hoofdstuk 17. Fietsleasing

Art. VII 109undecies. Het personeelslid dat er met toepassing van artikel VII 22, §4, of artikel X 9, §4, uitdrukkelijk voor kiest om de eindejaarstoelage, jaarlijkse vakantiedagen of een combinatie van beide geheel of gedeeltelijk in te zetten tegen voordelen in het kader van fietsleasing, bouwt gedurende de referteperiode, vermeld in artikel VII 22, §1, een budget op om de voordelen in het kader van fietsleasing te financieren en verbindt zich er toe van die voordelen gebruik te maken conform het geldende fietsbeleid zoals goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken. De waarde van een jaarlijkse vakantiedag die het personeelslid met toepassing van artikel X 9, §4, inzet, wordt berekend door het bruto jaarsalaris van de maand november van het jaar vóór het vakantiejaar, verhoogd met de eventuele haard- of standplaatstoelage, te delen door 260.
De volgende personeelsleden zijn uitgesloten van de voordelen in het kader van fietsleasing, vermeld in het eerste lid:

  1. het personeelslid dat Vlaanderen vertegenwoordigt in het buitenland, vermeld in artikel VII 91, alsook het ondersteunend personeel;
    2. het personeelslid dat niet onder de Belgische sociale zekerheid ressorteert.
    De voordelen in het kader van fietsleasing, vermeld in het eerste lid, zijn niet cumuleerbaar met het mobiliteitskrediet, vermeld in artikel V 12bis.”.

Art. 3. Aan artikel X 9 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, worden een paragraaf 4 en paragraaf 5 toegevoegd, die luiden als volgt:
“§4. Het personeelslid kan er uiterlijk vóór de aanvang van het vakantiejaar voor kiezen om jaarlijkse halve of volledige vakantiedagen om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies.
Het aantal jaarlijkse vakantiedagen dat het personeelslid conform het eerste lid kan omzetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies, wordt in mindering gebracht van het maximale aantal jaarlijkse vakantiedagen dat het personeelslid met toepassing van paragraaf 1, vierde en vijfde lid, voor het vakantiejaar in kwestie kan opsparen.

§5. Het personeelslid dat er met toepassing van paragraaf 4 voor kiest om jaarlijkse vakantiedagen om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel
VII 109undecies, doet voor de periode waarop de fietsleasing betrekking heeft definitief afstand van het recht op de jaarlijkse vakantiedagen.
In het geval de leaseprijs lager is dan de waarde van de met toepassing van paragraaf 4 ingezette vakantiedagen, wordt het saldo jaarlijks uitbetaald als toelage.”.

Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de goedkeuring ervan.

Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de human resources, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, … (datum)

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Jan JAMBON

De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen,

Bart SOMERS