WB 73 - BVR 10 februari 2023
10 februari 2023 - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de regeling inzake maaltijdcheques voor de personeelsleden overgeheveld in het kader van de 5de en 6de staatshervorming, de verhoging van het aantal maanden mantelzorgverlof per zorgbehoevende en andere bepalingen
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
- het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
- het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 18 maart 2022;
- het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 410.1295 gesloten op 2 december 2022;
- de Raad van State heeft adviesnummer 72.799/3 gegeven op 23 januari 2023, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. In artikel I 16 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019, worden in punt 4° de woorden “minder dan zeven maanden” vervangen door de woorden “niet meer dan zes maanden”.
Art. 2. In deel VII, titel 2, hoofdstuk 3, van hetzelfde besluit worden in het opschrift van afdeling 22, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, de woorden “van het Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van de afdeling Justitiehuizen van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin” vervangen door de woorden “van de afdeling Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van het Agentschap Justitie en Handhaving”.
Art. 3. In artikel VII 70septies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, worden de woorden “van het Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van de afdeling Justitiehuizen van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin” vervangen door de woorden “van de afdeling Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van het Agentschap Justitie en Handhaving”.
Art. 4. Artikel VII 194bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 en gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.
Art. 5. In artikel VII 217 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019, worden het tweede en derde lid opgeheven.
Art. 6. Aan artikel X 17, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, worden de woorden “of een andere inkomensvervangende uitkering” toegevoegd.
Art. 7. In artikel X 31, §1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 augustus 2016, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “Als het personeelslid zijn onderbrekingsuitkeringen verliest dan kan de voltijdse afwezigheid of vermindering van de arbeidsprestaties mits akkoord van de lijnmanager retroactief worden omgezet naar een ander verlof dat een voltijdse onbetaalde onderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties voor doel heeft. Gaat de lijnmanager niet akkoord met deze omzetting naar een ander verlof dan wordt de afwezigheid gelijkgesteld met non-activiteit.”.
Art. 8. In artikel X 38bis, §3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden “een maand” vervangen door de woorden “drie maanden”; 2° in het tweede lid, worden de woorden “twee maanden” vervangen door de woorden “zes maanden”.
Art. 9. In artikel X 39 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 en 30 augustus 2016, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “Als het personeelslid zijn onderbrekingsuitkeringen verliest dan kan de voltijdse afwezigheid of vermindering van de arbeidsprestaties mits akkoord van de lijnmanager retroactief worden omgezet naar een ander verlof dat een voltijdse onbetaalde onderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties voor doel heeft. Gaat de lijnmanager niet akkoord met deze omzetting naar een ander verlof dan wordt de afwezigheid gelijkgesteld met non-activiteit. De gelijkstelling met non-activiteit geldt voor de volledige periode waarin het personeelslid geen recht had op een onderbrekingsuitkering en eindigt als het personeelslid het werk hervat of een ander verlof opneemt.”.
Art. 10. Artikel XII 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019, wordt ingetrokken.
Art. 11. Bijlage 5 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, en laatst vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2022, wordt vervangen door de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 12. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2023, met uitzondering van
- artikel 2 en 3 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2022;
- artikel 8, dat uitwerking heeft op de eerste dag van de maand volgend op het akkoord van de federale ministerraad;
- artikel 11 dat uitwerking heeft met ingang van 1 februari 2022.
Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de human resources, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Jan JAMBON
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen
Bart SOMERS