WB 34 - BVR 27 januari 2017
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de dienstreizen en andere bepalingen
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 5;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, artikel 12, derde lid;
Gelet op het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 juli 2016;
Gelet op protocol nr. 356.1155 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest van 18 november2016;
Gelet op advies 60.622/3 van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2017 met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
Artikel 1. Aan artikel I 2 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 maart 2015, wordt een punt 28° toegevoegd, dat luidt als volgt:
“28° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs.”
Art. 2. In artikel I 4, §3, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, wordt de datum “1 april 2017” vervangen door de datum “1 april 2018”.
Art. 3. In artikel I 4bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, wordt de datum “31 december 2016” vervangen door de datum “31 december 2017”.
Art. 4. Aan artikel I 4quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“De termijnen, vermeld in dit artikel, worden opgeschort in de maand augustus en tussen Kerstmis en Nieuwjaar.”.
Art. 5. In artikel I 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 23 mei 2008, 29 mei 2009, 4 december 2009, 29 april 2011, 1 juli 2011, 21 februari 2014, 14 maart 2014 en 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
“1° via de interne arbeidsmarkt, waarbij gekozen wordt voor horizontale mobiliteit en/of bevordering;”
2° in paragraaf 4, zevende lid, wordt het woord “Emancipatiezaken” vervangen door het woord “Diversiteitsbeleid”;
3° aan paragraaf 4 wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van paragraaf 2, negende lid, kan aan een contractueel personeelslid met een arbeidshandicap dat recht heeft op een langdurige loonkostensubsidie en dat tewerkgesteld is met een contract van bepaalde duur, toch een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur aangeboden worden als hij in dienst is genomen met een contract waarvoor conform artikel III 2, 2°, geen vergelijkende selectie met een objectief wervingssysteem vereist is.”.
Art. 6. In artikel I 5bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
Ҥ1. De selector kan, na toestemming van de kandidaat, in overleg met de indienstnemende of benoemende overheid of de lijnmanager, en rekening houdend met de vergelijkbaarheid van de testen en testresultaten, beslissen om bepaalde competenties en/of andere vereisten die overeenkomstig het selectiereglement nodig zijn voor de functie, niet opnieuw te testen bij een kandidaat als uit een eerdere selectieprocedure die niet ouder is dan zeven jaar, resultaten beschikbaar zijn waardoor de kandidaat op die competenties of vereisten beoordeeld kan worden, ongeacht voor welke graad of functie en voor welke soort procedure de vorige test is afgenomen.
De selector bepaalt aan welke selectieonderdelen de kandidaat nog moet deelnemen om het geheel van de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, te kunnen beoordelen.”.
Art. 7. Artikel I 14septies, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, wordt vervangen door wat volgt:
§1. De beroepscommissie Functieclassificatie stelt een huishoudelijk reglement vast, dat ten minste de procedureregels en de praktische werking bepaalt.
§2. Aan de voorzitters van de beroepscommissie Functieclassificatie wordt een presentiegeld van 150 euro per zitting van een halve dag toegekend. Dat presentiegeld volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
§3. De voorzitters en de leden van de overheid en van de vakorganisaties ontvangen een reis- en maaltijdvergoeding overeenkomstig de regeling die van toepassing is voor de ambtenaar van de diensten van de Vlaamse overheid.
In afwijking van het eerste lid ontvangen de voorzitters als vergoeding voor hun reiskosten een treinbiljet eerste klasse heen en terug of de tegenwaarde ervan.
§4. De regeling voor de voorzitters, vermeld in paragraaf 2 en 3, geldt ook voor extra vergaderingen van de voorzitters met het oog op de operationalisering van de beroepscommissie Functieclassificatie.”.
Art. 8. In artikel III 1, § 1 van hetzelfde besluit wordt punt 3° opgeheven.
Art. 9. In artikel V 13, §1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste en tweede lid worden de woorden “de beheersovereenkomst of de managementovereenkomst” vervangen door de woorden “het ondernemingsplan”;
2° in het tweede lid wordt tussen de woorden “op rust gesteld worden” en de zinsnede “, worden met hun akkoord” de zinsnede “of waarvan het mandaat eindigt door de redenen, vermeld in artikel V 14, 2° tot en met 6°” ingevoegd.
Art. 10. In artikel V 42, §4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 en 24 juni 2016, wordt de zinsnede “die over de competenties voor de functie van N-1 niveau beschikken” vervangen door de zinsnede “die met toepassing van artikel V 53 over een vrijstelling beschikken voor de externe potentieelinschatting of de eindbeoordeling van de generieke competenties voor een N-1 functie, of die minder dan zeven jaar geleden geslaagd zijn voor de externe potentieelinschatting voor een N-1 functie”.
Art. 11. In artikel V 48 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 2016, worden de woorden “op (datum goedkeuring wijziging artikel)” telkens vervangen door de woorden “op 30 juni 2016”.
Art. 12. In artikel V 52 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 2016, worden de woorden “op (datum goedkeuring wijziging artikel)” telkens vervangen door de woorden “op 30 juni 2016”.
Art. 13. In artikel V 53 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 2016, worden de woorden “op (datum goedkeuring wijziging artikel)” telkens vervangen door de woorden “op 30 juni 2016”.
Art. 14. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, worden een artikel V 56septies en V 56octies ingevoegd, die luiden als volgt:
“Art. V 56septies. Voor het personeelslid dat op 31 juli 2016 bij de entiteit Audit Vlaanderen als contractuele manager-auditor was tewerkgesteld, en na 1 augustus 2016 wordt aangesteld in de graad van afdelingshoofd, wordt de periode als contractuele manager-auditor aangerekend op de schaalanciënniteit.
Art V 56octies. Voor de ambtenaar die op 31 juli 2016 was aangewezen in een IT-mandaat van rang A2A, en na 1 augustus 2016 wordt aangesteld in de graad van afdelingshoofd, wordt de periode als IT-mandaathouder van rang A2A aangerekend op de schaalanciënniteit.”.
Art. 15. In artikel VI 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt de zinsnede “VI 18, § 4,” vervangen door de zinsnede “VI 18, § 2,”.
Art. 16. In artikel VI 17 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de woorden “of deel VI, titel 5, hoofdstuk 4” geschrapt.
Art. 17. In artikel VI 27 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de woorden “in het andere niveau” en “of deel VI, titel 5, hoofdstuk 4” geschrapt.
Art. 18. In artikel VI 37ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2015, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 19. Aan artikel VI 73, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel V 42, §2, is van toepassing op de houder van een IT-mandaat van rang A2A.”.
Art. 20. Aan artikel VI 91 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel V 42, §2, is van toepassing op de houder van een mandaat van preventieadviseur-coördinator.”.
Art. 21. In artikel VI 103, §3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 worden de woorden “aangetekende brief” vervangen door de woorden “beveiligde zending”.
Art. 22. In artikel VI 129, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt de zinsnede “, op voorwaarde dat hij slaagt voor de eerstvolgende test met betrekking tot de potentieelinschatting” opgeheven.
Art. 23. In artikel VI 149 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zin “Het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A blijft alleen behouden als de ambtenaar slaagt voor de eerstvolgende potentieelinschatting niveau A.” opgeheven;
2° in paragraaf 2 wordt de zin “Het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A blijft alleen behouden als de ambtenaar slaagt voor de eerstvolgende potentieelinschatting niveau A.” opgeheven.
Art. 24. In artikel VI 149bis, §1 en §2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, wordt de zin “Het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A blijft alleen behouden als de ambtenaar slaagt voor de eerstvolgende potentieelinschatting niveau A bij de Vlaamse overheid tenzij de ambtenaar bij de federale overheid minder dan zeven jaar geleden slaagde voor de generieke screening niveau A van Selor in het kader van een bevorderingsprocedure.” opgeheven.
Art. 25. Aan artikel VI 160 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “voor 1 juli 2016” worden telkens vervangen door de woorden “op 30 juni 2016”;
2° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Wie meedingt naar een betrekking via een procedure als vermeld in deel VI van dit besluit, wordt, als hij geslaagd was voor een overgangsexamen naar het hogere niveau op 30 juni 2016 of op een latere datum in toepassing van de artikelen VI 129, VI 149 of VI 149bis, niet getest voor de competenties die getest zijn in het generieke gedeelte van het overgangsexamen. De vrijstelling geldt voor de resterende duur van de geldigheid van de werfreserve, behalve bij een onvoldoende.”.
Art. 26. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt een artikel VI 163 ingevoegd dat luidt als volgt:
“Art. VI 163. Langdurige verloven die voor 1 februari 2017 toegekend werden aan de houder van een IT-mandaat van rang A2A of de houder van een mandaat van preventieadviseur-coördinator, blijven verder lopen tot aan de goedgekeurde einddatum.”
Art. 27. In artikel VII 2, §1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 28. In artikel VII 8, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt de zinsnede “dat als bediende in dienst werd genomen en zijn proeftijd vervult, en voor een contractueel personeelslid” opgeheven.
Art. 29. In artikel VII 11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
“§1. Als bij de indiensttreding niet onmiddellijk het juiste maandsalaris kan worden betaald, wordt als voorschot het beginsalaris betaald. Als het personeelslid op de laatste werkdag van de maand van de indiensttreding nog geen voorschot ontvangen heeft, ontvangt hij van rechtswege nalatigheidsintresten, berekend op het beginsalaris met ingang van het tijdstip waarop het eisbaar wordt.”;
2° in paragraaf 3 worden de woorden “de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt” vervangen door de woorden “de toelage voor tijdelijke functieverzwaring”.
Art. 30. In de tabel van artikel VII 31 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt de zinsnede “de toelage hoger ambt,” geschrapt.
Art. 31. In artikel VII 39 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 worden de woorden “de toelage voor het waarnemen van een hoger ambt” vervangen door de woorden “de toelage voor tijdelijke functieverzwaring”;
2° in paragraaf 3 worden de woorden “na de opruststelling of vrijwillige uitdiensttreding” opgeheven en wordt de zinsnede “V 13” vervangen door de zinsnede “V 13, §1,”.
Art. 32. In artikel VII 69, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “aangetekend schrijven” vervangen door de woorden “beveiligde zending”.
Art. 33. Aan deel VII, titel 2, hoofdstuk 3, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, wordt een afdeling 22, die bestaat uit artikel VII 70septies, toegevoegd, die luidt als volgt:
“Afdeling 22. Risicotoelage voor personeelsleden van het team Mobiele Eenheid van het Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van de afdeling Justitiehuizen van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Art. VII 70 septies. Aan personeelsleden van het team Mobiele Eenheid van het Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van de afdeling Justitiehuizen van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt een toelage van 1150 euro (100%) per jaar toegekend.”.
Art. 34. In deel VII, titel 3, van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 2, dat bestaat uit artikel VII 75 tot en met VII 84, vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk 2. Vergoedingen voor binnenlandse dienstreizen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. VII 75. De kosten die een personeelslid heeft gemaakt in het kader van een binnenlandse dienstreis, worden terugbetaald onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk.
Art. VII 76. Een dienstreis is de verplaatsing van de woonplaats of de standplaats naar een bestemming die niet de vaste plaats van tewerkstelling is, en die het personeelslid maakt in opdracht van de lijnmanager.
De verplaatsing die een personeelslid maakt voor een medisch onderzoek, een vormingsactiviteit, voor het inkijken van zijn personeelsdossier indien de te consulteren documenten niet elektronisch kunnen geraadpleegd worden, voor het afleggen van een proef of examen of naar aanleiding van een arbeids(weg)ongeval, wordt gelijkgesteld met een dienstreis.
Art. VII 77. De lijnmanager beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.
Art. VII 78. Het personeelslid dient binnen een termijn van vier maanden een kostenstaat in bij de lijnmanager.
Een volledig ingevulde kostenstaat, ingediend binnen een termijn van drie maanden, en die drie maand na de indiening nog niet werd betaald, wordt vanaf de vierde maand verhoogd met een intrest van 3% (op jaarbasis).
Art. VII 79. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de loodsen voor de prestaties die recht geven op de vergoeding, vermeld in artikel VII 88, noch op het scheepspersoneel voor de prestaties die recht geven op zeegeld als vermeld in artikel VII 65.
Afdeling 2. Reiskosten
Art. VII 80. §1. De lijnmanager kent de volgende forfaitaire vergoeding toe voor een dienstreis met eigen voertuig:
| bedrag per kilometer |
motorvoertuig | 0,3412 euro (vanaf 1 juli 2015). Het geactualiseerde bedrag vanaf 1 juli 2015 is vermeld in de dienstmededeling KB/VO 2015/1. |
fiets | 0,21 euro |
§2. Noodzakelijke parkeerkosten worden terugbetaald op voorlegging van de bewijsstukken.
§3. De kilometervergoeding voor motorvoertuigen wordt jaarlijks op 1 juli herzien na beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.
Bij een ongewijzigde federale berekeningswijze van de kilometervergoeding deelt de administrateur-generaal van het Agentschap Overheidspersoneel jaarlijks het bedrag van de kilometervergoeding mee.
Art. VII 81. §1. Voor een dienstreis met het openbaar vervoer stelt de werkgever het personeelslid een vervoersbewijs ter beschikking.
Als de werkgever het personeelslid vooraf geen vervoersbewijs ter beschikking stelt, worden de door het personeelslid gemaakte kosten voor een dienstreis met het openbaar vervoer terugbetaald op voorlegging van de bewijsstukken.
§2. Het personeelslid dat een dienstreis maakt met het openbaar vervoer, reist in tweede klasse of economy class.
§3. Eventuele taxikosten worden uitzonderlijk terugbetaald op voorlegging van de bewijsstukken.
Afdeling 3. Maaltijdvergoeding
Art. VII 82. §1. De maaltijdvergoeding bedraagt 9,50 euro (tegen 100%) en wordt toegekend onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk:
middagmaal | dienstreis van minimaal zes uur |
avondmaal | dienstreis van minimaal zes uur die begint om 14 uur of later |
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt na indexatie verminderd met de werkgeversbijdrage in een maaltijdcheque, vermeld in artikel VII 109ter.
§2. De vergoeding voor middagmaal en de vergoeding voor avondmaal kunnen worden gecumuleerd voor dienstreizen die minstens twaalf uur duren.
§3. Er wordt geen maaltijdvergoeding toegekend voor dienstreizen binnen een straal van 5 kilometer vanaf de stand- of woonplaats, of binnen een straal van 25 kilometer als het personeelslid zich verplaatst met een motorvoertuig. Voor het bepalen van de afstand, zo ook de 5- en 25 kilometergrens, wordt de werkelijke afstand in aanmerking genomen.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, kan op het principe, vermeld in het eerste lid, tijdelijk en individueel een uitzondering verlenen waardoor het betrokken personeelslid toch een maaltijdvergoeding ontvangt.
Afdeling 4. Binnenlandse dienstreis met overnachting
Art. VII 83. De hotelkosten die het personeelslid maakt in het kader van een binnenlandse dienstreis met overnachting, worden op voorlegging van de bewijsstukken vergoed binnen de grenzen van de maximale logementsvergoeding, die is vastgesteld met toepassing van artikel VII 85.
Afdeling 5. Reizende functies
Art. VII 84. §1. Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wijst de personeelsleden aan die een reizende functie uitoefenen.
Om een reizende functie te kunnen uitoefenen als vermeld in het eerste lid, moet het personeelslid jaarlijks gemiddeld ten minste 3000 kilometer met zijn eigen motorvoertuig afleggen en zestig dienstreizen per jaar maken.
§2. Voor de reizende functies kan een maandelijkse forfaitaire kilometervergoeding voor motorvoertuigen worden toegekend, alsook een forfaitaire maaltijdvergoeding (tegen 100%).”.
Art. 35. In artikel VII 92, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, worden de woorden “de toelage hoger ambt” vervangen door de woorden “de toelage voor tijdelijke functieverzwaring”.
Art. 36. In artikel VII 109bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° worden de woorden “het BLOSO” vervangen door de woorden “het IVA Sport Vlaanderen”;
2° in punt 3° worden de woorden “of tewerkgesteld in de Brakke Grond in Amsterdam” opgeheven.
Art. 37. Aan art. VII 170 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Voor de toepassing van artikel VII 11, §3, artikel VII 31, artikel VII 39, §2 en artikel VII 92, §1 wordt de in het eerste en tweede lid vermelde toelage in aanmerking genomen.”.
Art. 38. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt een artikel VII 197 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. VII 197. De personeelsleden die op 1 januari 1983 statutair in dienst waren bij de Nationale Landmaatschappij, behouden ook na hun pensionering het recht op een hospitalisatieverzekering, vermeld in artikel VII 106.”.
Art. 39. In artikel VIII 10, §1, artikel VIII 12 en VIII 13 van hetzelfde besluit worden de woorden “aangetekende brief” vervangen door de woorden “beveiligde zending”.
Art. 40. In artikel VIII 11, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “bij aangetekend schrijven” worden vervangen door de woorden “met een beveiligde zending”;
2° de woorden “het aangetekend schrijven” worden telkens vervangen door de woorden “de beveiligde zending”.
Art. 41. In artikel VIII 16, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “aangetekend” vervangen door de woorden “met een beveiligde zending”.
Art. 42. In artikel IX 5 van hetzelfde besluit worden de woorden “het aanbieden bij de post van de aangetekende brief” vervangen door de woorden “de datum van de beveiligde zending”.
Art. 43. In artikel X 6 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
“§2. Het arbeidsreglement stelt de nadere regelingen vast voor de aanvraag- en opzeggingstermijnen en de mogelijkheid tot opzegging van de verloven.”.
Art. 44. In artikel X 20, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “het in artikel X 18 bedoelde geneeskundig controleorgaan een voorstel formuleren aan” vervangen door de woorden “de lijnmanager de ambtenaar doorverwijzen voor onderzoek naar”.
Art. 45. In artikel X 22, § 2 van hetzelfde besluit wordt de zin “De aanrekening op het aantal dagen vermeld in de artikelen X 20 en XI 7 gebeurt pro rata” gewijzigd in de zin “De aanrekening op het aantal dagen vermeld in artikel X 20 gebeurt pro rata.”
Art. 46. In artikel X 23, §1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “op de contingenten vermeld in de artikelen X 20, XI 7 en XI 13, “vervangen door de zinsnede “op het contingent vermeld in artikel X 20,”.
Art. 47. Aan artikel X 89, § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, worden een derde tot en met vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
“Op het ziektecontingent vermeld in artikel XI 7 wordt voor wat betreft de ambtenaar die vanaf 1 juli 2016 in het kader van een staatshervorming wordt overgeheveld het ziekteverlof en de disponibiliteit wegens ziekte aangerekend dat zich sinds de 62ste verjaardag van de ambtenaar voordeed.
Op het ziektecontingent vermeld in artikel XI 7 wordt voor wat betreft de ambtenaar die vanaf 1 januari 2017 in het kader van een staatshervorming wordt overgeheveld het ziekteverlof en de disponibiliteit wegens ziekte aangerekend dat zich sinds de 62,5de verjaardag van de ambtenaar voordeed.
Op het ziektecontingent vermeld in artikel XI 7 wordt voor wat betreft de ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van een staatshervorming wordt overgeheveld het ziekteverlof en de disponibiliteit wegens ziekte aangerekend dat zich sinds de 63ste verjaardag van de ambtenaar voordeed.”
Art. 48. In artikel XI 3, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, wordt de zinsnede “, die niet meer aan de dienstplichtwetten voldoet” opgeheven.
Art. 49. Artikel XI 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. XI 7. De ambtenaar die de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, wordt op rust gesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij, zonder definitief ongeschikt te zijn bevonden, sedert zijn tweeënzestigste verjaardag komt tot een totaal van 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte.
De leeftijd van 62 jaar en de tweeënzestigste verjaardag, vermeld in het eerste lid, worden opgetrokken tot 62 jaar en zes maanden vanaf 1 januari 2017 en tot 63 jaar vanaf 1 januari 2018.
De afwezigheden met toepassing van artikel X 22 § 1, en artikel X 23, §1, eerste lid, 1°, 2° en 4°, worden niet toegerekend op het contingent van 365 kalenderdagen als vermeld in het eerste lid.
Als de ambtenaar de vakantieverlofdagen niet heeft kunnen opnemen vóór de datum van opruststelling, wordt artikel VII 11, §2, toegepast.”.
Art. 50. In artikel XI 8, §3, vierde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “aangetekende brief” vervangen door de woorden “beveiligde zending”.
Art. 51. Artikel XI 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
“Art. XI 12. Voor de ambtenaar die op datum van 30 juni 2016 62 jaar of ouder is, worden de ziektedagen die hem vanaf de leeftijd van 62 jaar werden toegekend krachtens de reglementering van kracht vóór eerstvermelde datum, aangerekend op de 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte vermeld in artikel XI 7.
Voor de ambtenaar die op datum van 1 januari 2017 62 jaar en zes maanden of ouder is, worden de ziektedagen die hem vanaf de leeftijd van 62 jaar en zes maanden werden toegekend krachtens de reglementering van kracht vóór eerstvermelde datum, aangerekend op de 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte vermeld in artikel XI 7.
Voor de ambtenaar die op datum van 1 januari 2018 63 jaar of ouder is, worden de ziektedagen die hem vanaf de leeftijd van 63 jaar werden toegekend krachtens de reglementering van kracht vóór eerstvermelde datum, aangerekend op de 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte vermeld in artikel XI 7.”
Art. 52. Artikel XI 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
“Art. XI 13. De ambtenaar ouder dan 60 jaar die na een afwezigheid van 222 werkdagen wegens ziekte een uitstel kreeg van zijn opruststelling met 6 maanden of een veelvoud ervan, krijgt na afloop van de termijn van het toegekende uitstel een ambtshalve verlenging van het uitstel tot aan de eerste datum waarop hij voldoet aan de voorwaarden voor het vervroegd pensioen wegens leeftijd of ziekte. ”
Art. 53. In bijlage 2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, 29 mei 2009, 2 december 2011, 1 februari 2013, 3 oktober 2014 en 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1 worden de diplomavoorwaarden onder niveau A vervangen door wat volgt:
“Niveau A
a) de graad van master, uitgereikt door:
- een ambtshalve geregistreerde instelling;
- een geregistreerde instelling voor hoger onderwijs;
- de Koninklijke Militaire School;
b) de grade académique de master van de Franse Gemeenschap van België, in voorkomend geval Diplom Master van de Duitstalige Gemeenschap van België, het diplôme de master van het Groothertogdom Luxemburg en het getuigschrift master van het Koninkrijk der Nederlanden die aan elk van de voorwaarden voldoen, bepaald in de Beneluxbeschikking van het Comité van Ministers betreffende de automatische wederzijdse generieke niveauerkenning van diploma's hoger onderwijs van 18 mei 2015;
c) de graad van doctor, uitgereikt door een ambtshalve geregistreerde instelling;
d) de Nederlandse graad van doctor die door een Nederlandse universiteit is verleend na de openbare verdediging van een proefschrift, waarvan de houder de titel van doctor mag voeren;
e) het diploma Master in Comparative, European and International Law, het diploma Doctor of History and Civilization, het diploma Doctor of Economics, het diploma Doctor of Laws en het diploma Doctor of Political and Social Science, uitgereikt door het European University Institute in Firenze (Italië).”;
2° aan punt 1 wordt onder niveau A (overgangsmaatregel) een punt h) toegevoegd, dat luidt als volgt:
“h) diploma’s van gediplomeerde in de aanvullende studiën en van gediplomeerde in de gespecialiseerde studiën die de universiteiten, de erkende faculteiten voor protestantse godgeleerdheid, de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap of de Examencommissies van de Staat voor het universitair onderwijs hebben verleend;”;
3° aan punt 1 wordt onder niveau A (overgangsmaatregel) een punt i) toegevoegd, dat luidt als volgt:
“i) het diploma van een afdeling van het hoger kunst- of technisch onderwijs van de derde graad, verleend vóór het academiejaar 2004-2005.”;
4° in punt 1 worden de diplomavoorwaarden onder niveau B vervangen door wat volgt:
“Niveau B
a) de graad van bachelor, uitgereikt door:
- een ambtshalve geregistreerde instelling;
- een geregistreerde instelling voor hoger onderwijs;
- de Koninklijke Militaire School;
b) de grade académique de bachelier van de Franse Gemeenschap van België, het Diplom Bachelor van de Duitstalige Gemeenschap van België, het diplôme de bachelor van het Groothertogdom Luxemburg en het getuigschrift bachelor van het Koninkrijk der Nederlanden die aan elk van de voorwaarden voldoen, bepaald in de Beneluxbeschikking van het Comité van Ministers betreffende de automatische wederzijdse generieke niveauerkenning van diploma's hoger onderwijs van 18 mei 2015;
c) het diploma van gegradueerde van het hoger beroepsonderwijs (en het diploma L’Enseignement de promotion sociale), uitgereikt door een instelling die erkend is door een van de gemeenschappen van België, met uitzondering van het diploma van gegradueerde in de verpleegkunde, uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs;
d) het diploma van leraar, uitgereikt door een instelling die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap.”;
5° in punt 1 wordt onder niveau B (overgangsmaatregel) punt i) gewijzigd door wat volgt:
“i) diploma van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 2e of 1e graad, uitgereikt door een instelling die opgericht, gesubsidieerd of erkend is door de Staat of door een van de Gemeenschappen;”.
Art. 54. Bijlage 4 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 en 24 juni 2016, wordt vervangen door de bijlage(PDF bestand opent in nieuw venster) die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 55. In bijlage 14 bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° onder de rij
A114 | A122 | Attaché | A2 | A23 |
wordt de volgende rij toegevoegd:
| A168 | Attaché met weddecomplement, vermeld in artikel 26 (2503 euro) van het KB 3 maart 2005 |
|
| ; |
2° onder de rij
A113 | A121 | Attaché | A2 | A22 |
worden de volgende rijen toegevoegd:
| A189 | Attaché met weddecomplement, vermeld in artikel 26 (1452 euro) van het KB 3 maart 2005 |
|
|
| A190 | Attaché met weddecomplement, vermeld in artikel 26 (1452 euro) en artikel 27 van het KB 3 maart 2005 |
|
|
Art. 56. In bijlage 15 bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° onder schaal C192 wordt de bepaling “1/2 x370” vervangen door de bepaling “1/2 x 500”;
2° voor de schaal A190 wordt de schaal A189 toegevoegd, die luidt als volgt:
A189 |
2/1 x 500 1/1 x 1200 2/3 x 1500 1/3 x 1400 1/3 x 1330 1/3 x 1500 1/3 x 1370 1/3 x 1400 |
|
|
28980 |
29480 |
29980 |
31180 |
31180 |
31180 |
32680 |
32680 |
32680 |
34180 |
34180 |
34180 |
35580 |
35580 |
35580 |
36910 |
36910 |
36910 |
38410 |
38410 |
38410 |
39780 |
39780 |
39780 |
41180 |
Art. 57. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van goedkeuring ervan.
Artikel 7, heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2016.
Artikel 14 heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 2016.
Artikel 45, 46, 47, 49, 51 en 52 hebben uitwerking met ingang van 30 juni 2016.
Artikel 53, 2°, heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2016.
Art. 58. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 januari 2017
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Geert BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding,
Liesbeth HOMANS