Gedaan met laden. U bevindt zich op: WB 82 - BVR 29 maart 2024 (5) Overzicht wijzigende besluiten VPS

WB 82 - BVR 29 maart 2024 (5)

29 maart 2024 - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de modernisering van het hr-beleid, het beloningsbeleid en het prestatiemanagement

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
- het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
- het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 23 maart 2023.
- Het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 423.1340 gesloten op 12 januari 2024.
- De Raad van State heeft advies nr. 75.527/3 gegeven op 18 maart 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1. In het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 wordt deel IV, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019, dat bestaat uit hoofdstuk 1 tot en met 4, vervangen door wat volgt:

“Deel IV. De evaluatie in de loopbaan

Titel 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Hoofdstuk 1. Algemene beginselen

Art. IV 1. De bepalingen uit titel 1 zijn van toepassing op de jaarlijkse evaluatie en de evaluatie van de proeftijd, met behoud van de toepassing van afwijkende bepalingen in titel 2 en titel 3.

Art. IV 2. De evaluatoren zijn twee functionele chefs, tenzij een afwijking functioneel noodzakelijk is. Ten minste één evaluator is een personeelslid van een hogere rang dan of van dezelfde rang als het te evalueren personeelslid.

Het managementorgaan van het betrokken beleidsdomein, de strategische adviesraad of het hoogste collectieve orgaan in het Gemeenschapsonderwijs bepaalt de evaluatielijnen voor specifieke gevallen waar de algemene regel niet toepasbaar is.

De evaluatoren worden op hun beurt geëvalueerd op hun wijze van evalueren.

De lijnmanager kan beslissen dat in de evaluatie van personeelsleden rekening gehouden wordt met de informatie van categorieën personeelsleden aan wie ze leidinggeven of met wie ze samenwerken.

Art. IV 3. §1. De evaluatoren en het personeelslid verduidelijken de verwachtingen en doelstellingen met betrekking tot de prestaties en de wijze waarop het personeelslid die prestaties moet leveren gedurende het kalenderjaar of tijdens de proeftijd. De inbreng van het personeelslid doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de evaluatoren om verwachtingen en doelstellingen eenzijdig op te leggen. De verwachtingen en doelstellingen vormen tevens de basis voor de jaarlijkse evaluatie zoals bepaald in titel 3, hoofdstuk 1.

Op initiatief van de evaluatoren of van het te evalueren personeelslid gaan ze tijdens het kalenderjaar in gesprek over de aanpassing van die verwachtingen of doelstellingen.

§2. Op initiatief van iedere functionele chef of het te evalueren personeelslid gaan zij tijdens het jaar in gesprek over gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van het te evalueren personeelslid. De functionele chef maakt van dit gesprek een verslag op.

In afwijking van het eerste lid, stelt de functionele chef de feiten nauwkeurig en schriftelijk eenzijdig vast als een gesprek binnen een redelijke termijn onmogelijk is.

De functionele chef bezorgt het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de feiten aan het personeelslid. Het personeelslid kan opmerkingen toevoegen. Het personeelslid bezorgt zijn opmerkingen terug binnen de vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het verslag of van de schriftelijke vaststelling van de feiten.

De functionele chef laat het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de feiten en de eventuele opmerkingen van het personeelslid toevoegen aan het evaluatiedossier van het te evalueren personeelslid.

Art. IV 4. §1. Elke functionele chef kan naar aanleiding van de vaststelling van ongunstige feiten overeenkomstig artikel IV 3, §2 een remediëringstraject opstarten.

De functionele chef verbindt aan het remediëringstraject een looptijd van minimum twee weken en maximaal drie maanden waarin het personeelslid het functioneren moet bijsturen of aan de tekortkomingen moet remediëren. Hij stelt de inhoud en de looptijd van het remediëringstraject schriftelijk vast. Hij brengt het personeelslid daarvan schriftelijk op de hoogte bij de aanvang van het remediëringstraject.

Het personeelslid kan zijn eventuele opmerkingen op het remediëringstraject schriftelijk formuleren binnen de vijftien kalenderdagen na kennisname van het remediëringstraject.

§2. De functionele chef nodigt het personeelslid uit voor een gesprek naar aanleiding van de afloop van het remediëringstraject om de gevraagde bijsturing of remediëring te bespreken. Naar aanleiding van dit gesprek is de looptijd van het remediëringstraject verlengbaar met het akkoord van beide betrokken partijen. De functionele chef maakt van dit gesprek een verslag op.

In afwijking van het eerste lid, stelt de functionele chef zijn bevindingen naar aanleiding van de afloop van het remediëringstraject nauwkeurig en schriftelijk eenzijdig vast als een gesprek binnen een redelijke termijn onmogelijk is.

De functionele chef bezorgt het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de bevindingen aan het personeelslid. Het personeelslid kan opmerkingen toevoegen. Het personeelslid bezorgt zijn opmerkingen terug binnen de vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het verslag of van de schriftelijke vaststelling van de bevindingen.

De functionele chef laat het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de bevindingen en de eventuele opmerkingen van het personeelslid toevoegen aan het evaluatiedossier van het te evalueren personeelslid.

§3. De functionele chef die het remediëringstraject opvolgt, kan het traject vroegtijdig stopzetten als het personeelslid de geboden kans niet actief benut.

De functionele chef nodigt het personeelslid in dit geval uit voor een gesprek of stelt de feiten nauwkeurig en schriftelijk eenzijdig vast wanneer een gesprek binnen een redelijke termijn onmogelijk is.

De functionele chef verzekert de tegenspraak door het personeelslid op dezelfde wijze zoals beschreven in paragraaf 2.

Art. IV 5. §1. Als de lijnmanager kennis neemt van ongunstige feiten, vastgesteld overeenkomstig artikel IV 3, §2, die aanleiding kunnen geven tot een ontslag, biedt hij aan het contractueel personeelslid de mogelijkheid om aan deze feiten te remediëren op één van volgende wijzen:

1° via een remediëringstraject in de huidige functie overeenkomstig artikel IV 4, doch onder de leiding en het toezicht van minstens één andere evaluator met de graad van directeur, afdelingshoofd of N-1 projectleider voor de duur van het remediëringstraject; ofwel

2° via een wijziging van dienstaanwijzing naar een andere functie overeenkomstig paragraaf 2.

Indien het contractuele personeelslid de wijziging van dienstaanwijzing overweegt, dan vraagt het aan de lijnmanager om een concreet aanbod te doen. Het contractuele personeelslid maakt een keuze voor één van de vermelde mogelijkheden na het concreet aanbod van de andere functie door de lijnmanager overeenkomstig paragraaf 2. Deze keuze is definitief, tenzij de lijnmanager en het contractuele personeelslid anders overeenkomen.

Het contractuele personeelslid op wie één van de mogelijkheden, zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf werd toegepast, maakt gedurende de 10 jaar die hierop volgen geen aanspraak meer op de mogelijkheden, zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.

§2. De lijnmanager biedt op vraag van het contractueel personeelslid een andere functie aan in dezelfde rang en graad, met dezelfde salarisschaal volgens de bepalingen van artikel III 50 inzake de wijziging van dienstaanwijzing.

In de aangeboden functie komt het personeelslid onder de leiding en het toezicht van een andere N-1 mandaathouder of personeelslid met de graad van directeur, die de rol van evaluator opneemt.

Het aanbod kan ook betrekking hebben op een functie bij een andere entiteit, raad of instelling van de diensten van de Vlaamse overheid. In dat geval vindt de wijziging van dienstaanwijzing plaats met het akkoord van de beide lijnmanagers va=n de entiteiten, raden of instellingen in kwestie.

§3. Dit artikel laat de sanctiemogelijkheden van de lijnmanager op basis van het arbeidsreglement onverlet.

Hoofdstuk 2. De evaluatieprocedure

Art. IV 6. De evaluatie bestaat uit een gesprek tussen het te evalueren personeelslid en ten minste één evaluator, en een verslag waaraan een tegensprekelijke procedure is gekoppeld zoals bepaald in dit hoofdstuk.

Art. IV 7. Op verzoek van het te evalueren personeelslid of van een evaluator vindt het evaluatiegesprek plaats met twee evaluatoren.

Als het te evalueren personeelslid van niveau D daar schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.

Art. IV 8. De evaluator legt de evaluatie en het evaluatiegesprek vast in een verslag. De andere evaluator kan het verslag aanvullen met betrekking tot de prestaties van het te evalueren personeelslid. Beide evaluatoren ondertekenen het eindverslag.

Art. IV 9. De evaluatoren bezorgen het eindverslag aan het personeelslid. Die laatste kan opmerkingen formuleren bij het verslag.

De geëvalueerde kan zijn eventuele opmerkingen over het eindverslag aan het evaluatiedossier laten toevoegen binnen vijftien kalenderdagen vanaf de ontvangst van het eindverslag.

Art. IV 10. Ook als het te evalueren personeelslid afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de evaluatie bij voorkeur op basis van een evaluatiegesprek en een verslag van dat gesprek.

Als een gesprek niet mogelijk is, verloopt de evaluatie volgens de volgende schriftelijke procedure:

1° de evaluatoren maken een ontwerp van evaluatieverslag op en bezorgen dat aan het te evalueren personeelslid;

2° het te evalueren personeelslid kan gedurende vijftien kalenderdagen vanaf de ontvangst van het ontwerp van evaluatieverslag opmerkingen over dat ontwerp van evaluatieverslag bezorgen;

3° de evaluatoren verwerken de opmerkingen van het personeelslid in voorkomend geval in het eindverslag.

Titel 2. Specifieke bepalingen over de statutaire proeftijd

Art. IV 11. §1. Als de lijnmanager overeenkomstig artikel III 21 een personeelslid toelaat tot de proeftijd, bepaalt hij de duur van de proeftijd als volgt:

1° niveau D: vier maanden;

2° niveau C en B: minimaal vier en maximaal negen maanden;

3° niveau A: minimaal zes en maximaal twaalf maanden.

Eén maand proeftijd stemt overeen met de prestatie van eenentwintig voltijdse of deeltijdse werkdagen.

Om het aantal gepresteerde werkdagen te bepalen, worden eveneens meegerekend:

1° de wettelijke en decretale feestdagen, 2 en 15 november, 26 december en de vakantiedagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, vermeld in artikel X 11, §2, eerste lid;

2° de inhaalrust, vermeld in artikel VII 28;

3° de dienstvrijstellingen.

§2. De ambtenaar op proef behoudt de hoedanigheid van ambtenaar op proef zolang hij het aantal werkdagen dat overeenstemt met het aantal maanden proeftijd, niet heeft gepresteerd.

Art. IV 12. §1. De lijnmanager bepaalt bij de aanvang van de proeftijd de inhoud van het programma en de evaluatiecriteria van de proeftijd in overleg met de ambtenaar op proef en de evaluatoren.

Voor specifieke personeelscategorieën kan het programma van de proeftijd ook het slagen voor een competentieproef of het afleggen van praktische proeven inhouden.

§2. Op het einde van de overeengekomen proeftijd, houden de evaluatoren en het personeelslid een evaluatiegesprek. De evaluatoren leggen het evaluatiegesprek vast in een verslag. De geëvalueerde kan binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van dat verslag opmerkingen toevoegen aan het definitieve evaluatieverslag.

Het eindevaluatiegesprek van de proeftijd vindt plaats uiterlijk binnen dertig kalenderdagen na het einde van de proeftijd, berekend met toepassing van artikel IV 11, §1.

Als het eindevaluatiegesprek niet plaatsvindt binnen dertig kalenderdagen na het einde van de proeftijd, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.

In afwijking van het derde lid wordt bij afwezigheid van de ambtenaar op proef de schriftelijke evaluatie, vermeld in artikel IV 10, opgestart binnen dertig kalenderdagen na het einde van de proeftijd. Als dat niet het geval is, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.

De evaluatoren betekenen het eindevaluatieverslag aan de ambtenaar op proef en aan de benoemende overheid binnen dertig kalenderdagen na het evaluatiegesprek of binnen zestig kalenderdagen nadat de schriftelijke evaluatie is opgestart. Als de evaluatoren het eindevaluatieverslag niet binnen die termijnen betekenen aan de ambtenaar op proef, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.

§3. Als de minimumduur van de proeftijd, zoals bepaald in artikel IV 11, §1, verstreken is, kunnen de evaluatoren na elk evaluatiegesprek beslissen dat de proeftijd van de ambtenaar op proef wordt beëindigd.

Het desbetreffende evaluatiegesprek geldt als eindevaluatiegesprek van de proeftijd. Bij afwezigheid van het te evalueren personeelslid is de schriftelijke procedure, vermeld in artikel IV 10, van overeenkomstige toepassing.

§4. Een positieve eindevaluatie van de proefperiode heeft de vaste benoeming van de ambtenaar op proef tot gevolg.

Een negatieve eindevaluatie van de proefperiode heeft het ontslag van de ambtenaar op proef tot gevolg.

Art. IV 13. Tot de dag waarop de vaste benoeming of het ontslag ingaat, behoudt de ambtenaar op proef die hoedanigheid.

De benoemende overheid betekent de beslissing tot ontslag of tot vaste benoeming aan de ambtenaar.

Titel 3. Specifieke bepalingen over de jaarlijkse evaluatie

Hoofdstuk 1. De evaluatiebeslissing

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. IV 14. §1. Elk personeelslid dat in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd, wordt geëvalueerd met betrekking tot die prestaties en de wijze waarop ze geleverd zijn.

§2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar. Het te evalueren personeelslid en de evaluatoren kunnen echter in onderling akkoord de periode waarover geëvalueerd wordt, op maximaal vijftien maanden brengen.

Het gesprek kan plaatsvinden in de laatste maand van de periode waarover geëvalueerd wordt. De periode tussen twee jaarlijkse evaluatiegesprekken bedraagt minstens tien kalendermaanden.

§3. Met behoud van de toepassing van de voorwaarde van ten minste drie maanden prestaties in een kalenderjaar kunnen de evaluatoren het personeelslid dat vrijwillig uit dienst treedt of op rust gesteld wordt in de loop van dat jaar met zijn akkoord nog evalueren vóór zijn uitdiensttreding of opruststelling.

§4. De evaluatoren kunnen het personeelslid bijkomend evalueren na de zesde maand die volgt op de kennisgeving van de definitieve evaluatiebeslissing aan het personeelslid, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:

1° de evaluatiebeslissing van de vorige evaluatie was een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’;

2° het personeelslid heeft tijdens de periode waarop de evaluatie betrekking heeft, gedurende minimaal drie maanden daadwerkelijk prestaties geleverd. Verloven tijdens die periode schorten de periode op;

3° de evaluatoren die willen gebruik maken van de evaluatiemogelijkheid, vermeld in het eerste lid, delen dat naar aanleiding van de kennisgeving van de evaluatiebeslissing aan het personeelslid mee.

De procedure, vermeld in Titel 1, hoofdstuk 2, is van toepassing.

Als de evaluatoren na zes maanden niet besluiten met een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’, wordt de mate waarin de prestaties van het personeelslid tegemoet komen aan de verwachtingen en doelstellingen en de wijze waarop het personeelslid zijn prestaties heeft uitgevoerd de eerstvolgende keer geëvalueerd bij het begin van het volgende kalenderjaar.

Art. IV 15. §1. De mate waarin de prestaties van het personeelslid tegemoet komen aan de verwachtingen en doelstellingen en de wijze waarop het personeelslid zijn prestaties heeft uitgevoerd, vormen de basis voor een evaluatiebeslissing overeenkomstig de procedure die beschreven is in deze titel.

Er zijn twee mogelijke evaluatiebeslissingen:

1° de evaluatiebeslissing ‘voldoende;

2° de evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’.

§2. In afwijking van paragraaf 1 kan aan de personeelsleden op wie deel VIIbis van dit besluit van toepassing is, ook de evaluatiebeslissing ‘loopbaanvertraging’ worden toegekend.

§3. De evaluatiebeslissing wordt opgenomen in het verslag, vermeld in artikel IV 8.

Art. IV 16. §1. De evaluatoren bezorgen de evaluatiebeslissing aan de geëvalueerde binnen drie maanden nadat de periode waarover wordt geëvalueerd, verstreken is.

Als de evaluatiebeslissing niet binnen de hierboven beschreven termijn wordt bezorgd, worden de evaluatoren geacht een evaluatiebeslissing ‘voldoende’ te hebben genomen.

§2. Paragraaf 1 is niet van toepassing als er binnen de hierboven beschreven termijn een schriftelijke evaluatieprocedure overeenkomstig artikel IV 10 is opgestart.

Afdeling 2. Tegenspraak bij de evaluatiebeslissing bij de raad van beroep

Art. IV 17. Met behoud van de toepassing van de regeling voor het top -en middenkader, kan de ambtenaar van wie het evaluatieverslag wordt besloten met de einduitspraak ‘loopbaanvertraging’ of ‘onvoldoende’, daartegen beroep instellen bij de raad van beroep.

Art. IV 18. §1. Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen nadat het evaluatieverslag aan de geëvalueerde is bezorgd.

§2. De raad van beroep brengt een gemotiveerd advies uit binnen 30 kalenderdagen na de ontvangst van het beroepschrift.

§3. Met behoud van de toepassing van artikel I 16, §1, tweede lid, wordt het dossier vervolgens binnen vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing. Ze beslist binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van de raad van beroep.

De instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing kan de evaluatie ‘onvoldoende’ al dan niet behouden.

Bijkomend kan voor de geëvalueerde op wie deel VIIbis van toepassing is, de instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing, de evaluatie ‘onvoldoende’ vervangen door ‘loopbaanvertraging’.

§4. Als de raad van beroep unaniem beslist dat de evaluatie ‘onvoldoende’ ongegrond is, kan hij aansluitend bij eenparigheid van stemmen beslissen om de evaluatie ‘onvoldoende’ te vervangen door ‘loopbaanvertraging’ als op de geëvalueerde deel VIIbis van toepassing is.

§5. De termijnen, vermeld in dit artikel, worden opgeschort tussen 25 december en 1 januari van het volgende jaar.

Art. IV 19. Met toepassing van artikel I 15 bepaalt het managementorgaan van het betrokken beleidsdomein, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs welk collectief orgaan bevoegd is voor de definitieve beslissing over de evaluatie.

Het beroep is opschortend.

Hoofdstuk 2. Beslissing over de salarisevolutie

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. IV 20. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

1° de personeelsleden die onder de toepassing van Deel VIIbis vallen;

2° de personeelsleden die overeenkomstig artikel VII 2 niet uiterlijk op 1 januari van het kalenderjaar waarin de evaluatie plaatsvindt vrijwillig zijn overgestapt naar het loongebouw vermeld in deel VII.

Art. IV 21. §1. Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling neemt jaarlijks een beslissing over de salarisevolutie op basis van de definitieve evaluatiebeslissing en de andere elementen uit het evaluatiedossier. Het bezorgt die beslissing vóór 15 mei van het evaluatiejaar aan het personeelslid.

Die termijn wordt verlengd tot een termijn van drie maanden vanaf de definitieve evaluatiebeslissing in een van de volgende gevallen:

1° de evaluatoren hebben vóór 15 mei een schriftelijke evaluatieprocedure opgestart met toepassing van artikel IV 10;

2° de te evalueren periode is verlengd tot maximaal vijftien maanden met toepassing van artikel IV 14, §2;

3° het personeelslid stelt beroep in tegen een evaluatie ‘onvoldoende’ of ‘loopbaanvertraging’ bij de raad van beroep met toepassing van artikel IV 17.

§2. Als de evaluatie van het personeelslid overeenkomstig hoofdstuk 1 met een evaluatiebeslissing ‘voldoende’ is besloten, kan het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling drie mogelijke beslissingen nemen:

1° de beslissing ‘volgens verwachtingen’;

2° de beslissing ‘boven verwachtingen’;

3° de beslissing ‘onder verwachtingen’.

§3. Als de evaluatie van het personeelslid met een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’ is besloten, neemt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling een beslissing ‘onder verwachtingen’.

Art. IV 22. Met behoud van de toepassing van artikel IV 21, §1, tweede lid, en §3, wordt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling geacht een beslissing ‘volgens verwachtingen’ te nemen als het personeelslid geen definitieve beslissing over de salarisevolutie ontvangt vóór 15 mei van het evaluatiejaar.

Het personeelslid heeft in voorkomend geval het recht om in de periode van 15 mei tot 31 mei alsnog een uitdrukkelijke beslissing over de salarisevolutie te vragen, die geen beslissing ‘onder verwachtingen’ kan inhouden.

Afdeling 2. Tegenspraak bij de beslissing ‘onder verwachtingen’

Art. IV 23. §1. Het personeelslid, met uitzondering van de ambtenaar van wie de evaluatie met een ‘onvoldoende’ werd besloten, kan tegen de beslissing ‘onder verwachtingen’ beroep instellen bij het adviesorgaan dat bevoegd is voor het beleidsdomein waartoe het betrokken personeelslid behoort, zoals bepaald in deze afdeling.

Is de beslissing ‘onder verwachtingen’ van het contractueel personeelslid het gevolg van een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’, dan heeft het beroep tevens betrekking op de evaluatiebeslissing.

Het personeelslid kan dat beroep instellen binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing.

§2 Het adviesorgaan brengt met meerderheid van stemmen een gemotiveerd advies uit binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het beroepschrift.

Bij staking van stemmen heeft de voorzitter een beslissende stem.

Vervolgens bezorgt het adviesorgaan het advies en het volledige dossier binnen vijftien kalenderdagen aan het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling van het personeelslid.

§3. Het managementorgaan neemt een definitieve beslissing binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van het adviesorgaan. Het bezorgt die beslissing aan het personeelslid.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling neemt naar aanleiding van het advies opnieuw een van de drie beslissingen zoals opgesomd in artikel IV 21, §2, onverkort de toepassing van artikel IV 21, §3. Deze beslissing is definitief.

Wanneer de initiële beslissing ‘onder verwachtingen’ van het contractueel personeelslid het gevolg was van een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’, dan neemt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling in eerste instantie opnieuw een evaluatiebeslissing overeenkomstig artikel IV 15, §1.

Art. IV 24. §1. Het secretariaat van het adviesorgaan bepaalt voor elk dossier de samenstelling van het adviesorgaan.

§2. Het adviesorgaan is per dossier samengesteld uit:

1° een voorzitter: het hoofd van een entiteit, raad of instelling;

2° drie leden van de overheid: personeelsleden met hr-expertise of leidinggevende expertise;

3° drie leden van de representatieve vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest.

De voorzitter en de leden van het adviesorgaan maken geen deel uit van de entiteit, raad of instelling van het geëvalueerde personeelslid. De voorzitter en de leden zijn stemgerechtigd.

§3. Het adviesorgaan kan niet geldig beraadslagen in afwezigheid van de voorzitter.

Als de leden geldig zijn opgeroepen en er minder dan zes leden op de zitting aanwezig zijn, vergadert en beslist het adviesorgaan op geldige wijze als er minstens drie leden aanwezig zijn.

Art. IV 25. §1. Het adviesorgaan wordt georganiseerd over de verschillende beleidsdomeinen heen, met maximaal vier adviesorganen in totaal. De clustering van beleidsdomeinen wordt georganiseerd met oog voor een evenredige verdeling van de werklast in het licht van de goede werking van de onderscheiden adviesorganen.

§2. De adviesorganen stellen gezamenlijk en op uniforme wijze hun huishoudelijk reglement vast.

§3. Het huishoudelijk reglement bepaalt tenminste:

1° de organisatie van het secretariaat;

2° de wijze van beraadslaging;

3° de procedureregels;

4° het wrakingsrecht van de verzoeker;

5° de wijze van kennisgeving van de adviezen.

Art. IV 26. §1. Het adviesorgaan hoort het personeelslid voor het een advies formuleert.

Behalve bij gewettigde verhindering of overmacht verschijnt het personeelslid persoonlijk. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of hij mag zich bij gewettigde verhindering door een persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.

§2. Als het personeelslid, hoewel hij volgens de voorschriften is opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde verhindering, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep. De beslissing waartegen het beroep is ingesteld, wordt in dat geval de definitieve beslissing.

§3. Het beroep is opschortend.

Art. IV 27. Voor de toepassing van deze afdeling worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.

Art. IV 28. De termijnen, vermeld in dit hoofdstuk, worden opgeschort tussen 25 december en 1 januari van het volgende jaar.

Art. 2. . In deel VII, titel 1, van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 1, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering 8 september 2023, dat bestaat uit artikel VII 1 tot en met VII 5bis, vervangen door wat volgt:

“Hoofdstuk 1. De bepaling van het salaris tegen 100%

Art. VII 1. §1. Onverminderd artikel VIIbis 1, wordt het personeelslid dat in dienst is vanaf 1 juni 2024 bezoldigd in de salarisschaal, zoals bepaald in artikel VII 12 en ontvangt het salaris dat overeenstemt met het aantal salaristrappen in de salarisschaal.

§2. Voor de onderstaande functies kan de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken in overleg met de functionele minister(s) bij de aanwerving een verloning vaststellen die afwijkt van de verloning die wordt bepaald in deze titel:

1° een betrekking die niet vergelijkbaar is met andere statutaire en contractuele functies, en waarvan de geldelijke regeling niet reglementair is vastgesteld;

2° de functie van Vlaams bouwmeester bij het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken;

3° de functie van ICT-manager bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

§3. De arbeidsvoorwaarden en de geldelijke voorwaarden van het contractuele personeelslid dat in dienst is genomen ter ondersteuning van het personeel dat Vlaanderen in het buitenland vertegenwoordigt, worden bepaald door het hoofd van de entiteit, raad of instelling.

Art. VII 2. §1. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op het personeelslid dat in dienst is vóór … 1 juni 2024 en dat er vrijwillig voor kiest om onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk te ressorteren. Die vrijwillige keuze gebeurt met behoud van hoedanigheid en is definitief. De keuze tot overstap geldt voor alle arbeidsrelaties die een personeelslid heeft.

§2. Het personeelslid maakt de keuze, vermeld in paragraaf 1, bekend:

1° in de periode van 1 september tot en met 30 november. De keuze heeft uitwerking vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar;

2° in de periode van 1 januari tot en met 31 maart. De keuze heeft uitwerking op 1 mei van datzelfde jaar;

3° in de periode van 1 mei tot en met 31 juli . De keuze heeft uitwerking vanaf 1 september van datzelfde jaar.

§3. In afwijking van paragraaf 2 heeft het personeelslid na inwerkingtreding van het onderhavige artikel een eerste overstapmogelijkheid op 1 januari 2025. Het personeelslid maakt zijn keuze bekend tussen 1 september 2024 en 30 november 2024.

§4. Voor het personeelslid vermeld in paragraaf 1, gebeurt de inschaling op jaarsalaris, waarbij gezocht wordt naar hetzelfde of het onmiddellijk hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal. Bij de inschaling wordt de bevorderingspremie vermeld in artikel VIIbis 22, in rekening gebracht.

Het personeelslid dat overstapt, wordt ingeschaald overeenkomstig bijlage 21 bij dit besluit.

§5. Voor het personeelslid dat op het moment van zijn beslissing tot overstap naast zijn organieke schaal titularis is van een overgangsschaal, gebeurt de overstap in de organieke schaal, maar wordt rekening gehouden met het jaarsalaris in de overgangsschaal om het jaarsalaris in de nieuwe schaal te bepalen.

Art. VII 3. §1. Voor de vaststelling van de salaristrap bij een aanwerving en het opnemen van een nieuwe functie valoriseert de benoemende of in dienst nemende overheid de functierelevante ervaring.

De in dienst nemende of benoemende overheid beslist of de bewezen ervaring functierelevant is.

Ervaring die opgebouwd is bij de diensten van de Vlaamse overheid, wordt automatisch gevaloriseerd.

§2. Het personeelslid bezorgt de te beoordelen ervaring en de bewijsstukken van die ervaring bij aanwerving of bij het opnemen van een nieuwe functie.

De benoemende of in dienst nemende overheid valoriseert de functierelevante ervaring behoudens overmacht voorafgaand aan:

1° de ondertekening van de arbeidsovereenkomst;

2° de beslissing van de benoemende overheid over het aanvatten van de statutaire proeftijd;

3° de beslissing van de benoemende overheid over het opnemen van een nieuwe functie.

Voor de N-functies valoriseert de opdrachtgever de functierelevante ervaring.

§3. Voor de valorisatie van ervaring worden de volgende gebeurtenissen gelijkgesteld met de opname van een nieuwe functie vermeld in paragraaf 1, eerste lid:

1° wijziging van dienstaanwijzing;

2° horizontale mobiliteit;

3° bevordering;

4° aanwerving van een personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid;

5° verandering van hoedanigheid;

6° aanpassing van de arbeidsovereenkomst van het contractuele personeelslid, op voorwaarde dat die contractwijziging via een objectieve selectie is doorgevoerd.

§4. Functierelevante ervaring in een onderwijsinstelling als vermeld in artikel III 29 kan worden gevalideerd aan de hand van een attest van het Departement Onderwijs en Vorming.

De functierelevante ervaring in een onderwijsinstelling als vermeld in artikel III 29 die niet door het Departement Onderwijs en Vorming wordt geattesteerd, wordt in aanmerking genomen overeenkomstig artikel VII 4.

§5. Bij het opnemen van een nieuwe functie als vermeld in paragraaf 3 behoudt het personeelslid ten minste de ervaring die al gevaloriseerd is en die op dat moment van toepassing is.

Art. VII 4. §1. Functierelevante ervaring wordt in aanmerking genomen volgens de volgende formule: het aantal dagen wordt opgeteld en gedeeld door 365. Het quotiënt, zonder rekening te houden met de cijfers na de komma, bepaalt het aantal te valoriseren jaren.

De duur van de gevaloriseerde ervaring mag nooit meer bedragen dan een tewerkstelling tegen 100 procent en dan de werkelijke duur van de gepresteerde diensten.

De functierelevante ervaring wordt omgezet in salaristrappen waarbij één salaristrap toegekend wordt per jaar gevaloriseerde ervaring.

Art. VII 5. §1. Om de functie van leertrajectbegeleider te kunnen uitoefenen, is twee jaar nuttige praktijkervaring vereist.

§2. De volgende ervaring wordt als nuttige praktijkervaring als vermeld in paragraaf 1, aanvaard:

1° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring als lesgever van bepaalde of onbepaalde duur of als leertijdverantwoordelijke in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in artikel 26/2, §1, 1°, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;

2° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring als bediende op een leersecretariaat;

3° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring in jongerenwerking;

4° de voltijdse of deeltijdse praktijkervaring met school- en loopbaanbegeleiding;

5° de combinatie van de bovenvermelde categorieën als ze samen een voltijdse ervaring vormen.

In het eerste lid wordt verstaan onder voltijds:

1° 720 uur per jaar voor een lesgever bepaalde duur in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;

2° 1080 uur per jaar voor een lesgever onbepaalde duur in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;

3° 38 uur per week voor een leertijdverantwoordelijke in de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;

4° 38 uur per week voor een bediende op een leersecretariaat;

5° 38 uur per week voor jongerenwerking;

6° 38 uur per week voor school- en loopbaanbegeleiding.

§3. Om de salarisverhogingen voor de leertrajectbegeleider toe te kennen, kunnen de voorgaande deeltijdse prestaties die verricht worden als lesgever in verschillende centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, worden samengeteld.

Art. VII 5bis. §1. Bij een personeelsbeweging gebeurt de inschaling op de overeenkomstige trap van de nieuwe salarisschaal op het ogenblik van de beweging.

§2. Als na een bevordering blijkt dat het jaarsalaris op de trap van inschaling in de nieuwe schaal niet minimaal 5% hoger ligt dan het jaarsalaris in de schaal van herkomst, gebeurt de inschaling in de eerstvolgende salaristrap die de voormelde verhoging garandeert.

Art. VII 5ter. §1. Het personeelslid dat ervoor kiest om vrijwillig en tijdelijk een minder belastende of zware functie uit te oefenen binnen de eigen entiteit, raad of instelling behoudt zijn statuut, graad en salarisschaal maar het maandsalaris wordt per lagere functieklasse met 5% verminderd. Het initiatief gaat altijd uit van het personeelslid. De berekeningsbasis voor de algemene toelagen en het aanvullend pensioen blijft evenwel het onverminderde maandsalaris.

De in het eerste lid vermelde salarisvermindering houdt op als de tijdelijke functieverlichting op verzoek van het personeelslid wordt stopgezet.

In deze paragraaf wordt verstaan onder functieverlichting: een verlichting van de functie, waarbij de tijdelijk uitgeoefende functie minstens één functieklasse lichter weegt dan de basisfunctie. De tijdelijke functieverlichting wordt vastgesteld aan de hand van de functiematrix, die als bijlage 13 bij dit besluit is gevoegd.

§2. De vrijwillige tijdelijke functieverlichting gaat in op elke eerste dag van de maand en kan tijdens de loopbaan meermaals aangewend worden.

De minimumduur van de vrijwillige tijdelijke functieverlichting bedraagt drie maanden en de maximumduur vijf jaar. Die maximumduur kan met één jaar verlengd worden.

§3. Mandaatfuncties uit het top- en middenkader, de functie van algemeen directeur, de functie van hoofd van een strategische adviesraad en de functies vermeld in artikel VII 1, §2, kunnen niet gebruik maken van die regeling.

Art. VII 5quater. §1. Het personeelslid dat volgens de beslissing van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling bij de jaarlijkse evaluatie, zoals bepaald in artikel IV 21:

1° onder verwachtingen presteert, heeft geen recht op een verhoging van trap in de salarisschaal;

2° volgens verwachtingen presteert, heeft recht op een verhoging van één trap in de salarisschaal;

3° boven verwachtingen presteert, heeft recht op een verhoging van twee trappen in de salarisschaal.

§2. Het personeelslid dat in dienst was bij de diensten van de Vlaamse overheid op 1 oktober van het voorgaande kalenderjaar, maar niet geëvalueerd is met toepassing van artikel IV 14, §1, en geen beslissing over de salarisevolutie heeft ontvangen met toepassing van artikel IV 21, heeft recht op een verhoging van één trap in de salarisschaal.

Het genoemde personeelslid heeft geen recht op een verhoging van trap in de salarisschaal als hij afwezig is gedurende meer dan 9 maanden in het voorgaande kalenderjaar vanwege een van volgende verloven of een combinatie ervan:

1° verlof voor deeltijdse prestaties, als vermeld in artikel X 25 tot en met X 27bis;

2°onbetaald verlof, als vermeld in artikel X 62, artikel X 63, artikel X 63bis en artikel X 81bis;

3° non-activiteit;

4° politiek verlof van ambtswege en facultatief politiek verlof, als vermeld in artikel X 64 tot en met X 71.

Art. VII 5quinquies. De overgang naar de volgende salaristrap gebeurt jaarlijks op 1 juli van het evaluatiejaar of van het jaar dat volgt op het prestatiejaar.

Art. VII 5sexies. Voor de berekening van de verbrekingsvergoeding vermeld in artikel XI 6 en XI 8bis, wordt het bruto weeksalaris verkregen door het bruto maandsalaris te delen door dertien en te vermenigvuldigen met drie.

Art. 3. In artikel VII 6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2023, wordt paragraaf 5 opgeheven.

Art. 4. Artikel VII 12, §1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2022, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. VII 12. §1. Aan de hieronder vermelde graden worden de salarisschalen verbonden die overeenkomen met de lettercijfercode die ernaast vermeld worden. De salarisschalen zijn opgenomen als bijlage 5 bij dit besluit.

Algemeen personeel

Afdelingshoofd (mandaat)

NA285

Projectleider N-1 (mandaat)

NA285

Hoofdstatisticus bij het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken

NA285

Preventieadviseur-coördinator

NA287

Hoofdadviseur (terugvalgraad)

NA212

Navorser

NA261

Navorser met de functie van secretaris van de Vlaamse Raad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO)

NA262

Senior-adviseur

NA213

Adviseur-ingenieur, adviseur-arts, adviseur-informaticus, adviseur-dierenarts

NA221

Adviseur

NA211

Directeur-ingenieur, directeur-arts, directeur-informaticus en directeur-dierenarts

NA221

Directeur

NA211

Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het buitenland

NA211B

Ingenieur, arts, informaticus en dierenarts

NA121

Attaché

NA171

indien in het bezit van doctorsdiploma

NA172

Adjunct van de directeur

NA111

Leidinggevend hoofddeskundige

NB311

Senior hoofddeskundige

NB311

Hoofdprogrammeur

NB221

Hoofddeskundige

NB211

Programmeur

NB121

Deskundige

NB111

Leidinggevend hoofdmedewerker

NC311

Senior hoofdmedewerker

NC311

Hoofdtechnicus

NC221

Hoofdmedewerker

NC211

Technicus

NC121

Medewerker

NC111

Leidinggevend hoofdassistent

ND311

Senior hoofdassistent

ND311

Speciaal hoofdassistent

ND231

Technisch hoofdassistent

ND221

Hoofdassistent

ND211

Speciaal assistent

ND131

Technisch assistent

ND121

Assistent

ND111

WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL

Wetenschappelijk directeur

NA265

krachtens artikel VIIbis 8

NA266

Wetenschappelijk attaché

NA165

krachtens artikel VIIbis 6, §2 en §3

NA166

krachtens artikel VIIbis 6, §4

NA167

krachtens artikel VIIbis 7 (expert functionele loopbaan)

NA168

SPECIFIEKE GRADEN BIJ HET AGENTSCHAP OPGROEIEN

Centraal adviserend arts

NA121C

Adviseur-hoofdarts

NA221P

ANDERE SPECIFIEKE GRADEN

Arts, belast met taken die van de VRGT zijn overgenomen

NA121

Adjunct van de directeur (statisticus-psycholoog), belast met taken die van de VRGT zijn overgenomen

NA111

Deskundige (gezondheidswerker of verpleegkundige), belast met taken die van de VRGT zijn overgenomen

NB111

Commercieel adviseur regionale luchthavens

NA211

Coördinator Sociaal Impulsfonds (SIF)

NA163

Coördinator (migranten) en coördinator (interface) bij het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid

NA112B

Vakantiewerker assistent : 80% van

ND111

Vakantiewerker bij agentschap Opgroeien Regie als consultatiebureau-arts: 80% van

NA121

De tewerkstelling als vakantiewerker consultatiebureau-arts is alleen mogelijk tijdens de maanden juli, augustus en september aansluitend op het academiejaar waarin de student het diploma van master in de geneeskunde heeft behaald, en op voorwaarde dat de student aansluitend op zijn tewerkstelling als jobstudent niet in dienst wordt genomen bij het agentschap Opgroeien Regie.

OVERGANGSREGELING

Secretaris-generaal

NA411

Directeur-generaal, administrateur-generaal

NA311

Algemeen directeur wetenschappelijke instelling (mandaat)

NA366

Algemeen directeur wetenschappelijke instelling

NA365

Eerste opdrachthouder

NA361

Adjunct-administrateur-generaal

NA286

Na zes jaar het mandaat van afdelingshoofd te hebben uitgeoefend

NA288

Met ingang van 1 juni 1994:

- inspecteur-generaal

NA224

- bestuursdirecteur

NA224

- bestuursdirecteur met leidinggevende functie binnen een informaticadienst

NA232

Adjunct eerste opdrachthouder

NA263

Adviseur-ingenieur/arts/informaticus met de functie van senior auditor, aangesteld vóór 1 januari 2008

NA221C

Adviseur met de functie van senior auditor, aangesteld vóór 1 januari 2008

NA211E

Adviseur benoemd vóór 1 januari 2008

NA251

Deze overgangsregeling blijft gelden voor de directeur die een graadverandering verkrijgt vanuit de graad van adviseur en die in die laatste graad is aangesteld vóór 1 januari 2008.

Adviseur (de gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 overgedragen is ingevolge artikel III 151 of artikel VIIbis 165)

NA218

Ingenieur, arts en informaticus

met de functie van opdrachthouder

NA280

Adjunct van de directeur

met de functie van opdrachthouder

NA281

Contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer en strategiebeheerder (mandaat)

NA286

Beheerder interne IT-dienstverlening (mandaat)

NA285

Financieel-administratief beheerder (mandaat)

NA284

Bedrijfsadviseur, pedagogisch adviseur of kunstadviseur die op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, en de pedagogisch adviseur en bedrijfsadviseur die op 1 januari 2021 zijn overgeheveld van SYNTRA Vlaanderen naar het Departement Werk en Sociale Economie, het Agentschap Innoveren en Ondernemen of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

NA111C

IWT-adviseur die op 1 januari 2016 is overgeheveld naar een andere entiteit

NA201

Contractueel IWT-adviseur (opstartformatie)

NA214

Bijkomende functies

Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken

Adjunct van de directeur buitenland

NA112B

Agentschap Overheidspersoneel

Vlaams Diversiteitsambtenaar

NA286

Agentschap facilitair Bedrijf

Backup werf- en sectorverantwoordelijke schoonmaak

Cateringpersoneel (kok)

Cateringpersoneel (chef catering kleine keuken)

Cateringpersoneel (backup chef catering middelgrote keuken)

Cateringpersoneel (backup chef catering kleine keuken)

ND112

ND132

NC123

ND132

ND132

Departement Onderwijs en Vorming

Hoofdredacteur

NA212B

Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap

Chauffeur beheer en directie

ND232

Vlaams Energie agentschap

Cateringpersoneel – kok

ND132

Departement Mobiliteit en Openbare Werken

Gewestelijk Havencommissaris

Adviseur afdeling Mobiliteit en Verkeersveiligheid

NA311

NA211D

Art. 5. In artikel VII 13, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt de zinsnede “artikel VII 3, §1,” vervangen door de zinsnede “artikel VIIbis 17, §2,”.

Art. 6. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel VII 27, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014;
2° artikel VII 41, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009.

Art. 7. In artikel VII 32, §2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en 29 mei 2009, wordt punt 2° opgeheven.

Art. 8. In artikel VII 33 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 en 22 september 2017, wordt het laatste lid opgeheven.

Art. 9. In hetzelfde besluit worden artikel VII 39, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 en 27 januari 2017, en artikel VII 40, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008, vervangen door wat volgt:

“Art. VII 39. §1. Een prestatietoelage kan aan een personeelslid toegekend worden als uit de jaarlijkse of tussentijdse functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd. De N-functies en de functies van algemeen directeur, vermeld in deel V zijn uitgesloten van de mogelijkheid om een prestatietoelage toe te kennen op basis van een tussentijdse functioneringsevaluatie.

§2. Onder salaris als vermeld in artikel VII 35 en VII 37, wordt verstaan, het geïndexeerde jaarsalaris dat van toepassing is in de maand december van het evaluatiejaar en, in voorkomend geval, het bedrag van de toelage voor tijdelijke functieverzwaring of de mandaattoelage, zoals gedefinieerd in artikel V 12, §2.

§3. Een prestatietoelage kan ook toegekend worden op basis van de evaluatie zoals bepaald in artikel IV 14 tot en met IV 19, artikel V 13, §1, artikel V 30 en artikel V 44.

§4. In afwijking van paragraaf 1 kan het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling een functioneringstoelage ook los van de jaarlijkse evaluatiecyclus aan een individu of team toekennen voor uitzonderlijke individuele of collectieve prestaties.

§5. Het bedrag van de functionerings- en prestatietoelagen is op jaarbasis beperkt tot maximaal 20% van het jaarsalaris, eventueel verhoogd met de mandaattoelage.

Art. VII 40. De prestatietoelagen vermeld in artikel VII 39, §1, worden uitbetaald vóór 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar.

Functioneringstoelagen en de managementstoelage voor het middenkader, die bij een tussentijdse functioneringsevaluatie gegeven worden, kunnen worden uitbetaald in het evaluatiejaar zelf.”.

Art. 10. In artikel VII 44bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 en 20 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 2 worden een tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:

“Voor de middenkaderfuncties, wordt het advies, vermeld in het eerste lid verleend door het managementorgaan van het betrokken beleidsdomein.

Voor de toepassing van deze afdeling worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.”.

2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
“§3. De tijdelijke functieverzwaring duurt minimaal dertig kalenderdagen en duurt zo lang als de functiehouder de verzwaarde functie blijft uitoefenen, met een maximumduur van vijf jaar. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan, na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling, die periode na afloop maximaal één keer verlengen met een periode van maximaal één jaar.”.

Art. 11. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel VII 50, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007;
2° artikel VII 60, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2018;
3° artikel VII 61, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007;
4° artikel VII 62, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007;
5° artikel VII 63, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 januari 2009 en 22 september 2017;
6° artikel VII 64, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008;
7° artikel VII 65, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, met uitzondering van artikel VII 65, §5, dat van toepassing blijft voor de ambtenaar van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, die belast is met hydrografische werkzaamheden op zee aan boord van een hydrografisch vaartuig, of die controleopdrachten uitvoert aan boord van een baggerschip;
8° artikel VII 70, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014;
9° artikel VII 70bis, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013 en 22 september 2017;
10° artikel VII 70ter, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 en 22 september 2017;
11° artikel VII 70sexies, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014.

Art. 12. In artikel VII 56, §1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2021, worden de woorden “van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust” opgeheven.

Art. 13. In hetzelfde besluit, wordt artikel VII 71, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2020, vervangen door wat volgt:

“Art. VII 71. Het personeelslid dat een toelage krijgt als vermeld in de linkerkolom van de onderstaande tabel, komt niet in aanmerking voor de toelagen, vermeld in de rechterkolom.

overloon tegen 125 of 150% (VII 28 en 31)

verstoringstoelage (VII 29 en 31) - genot van het gunstigste stelsel

functioneringstoelage (VII 37 - 38)

managementtoelage (VII 35 - 36)

milieutoelage (VII 46)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk

(VII 30 en 31)

gevaartoelage (VII 33 - 34)

productiviteitspremie (VII 113)

secretariaat Vlaamse Regering (VII 52)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk (VII 30 en 31)

wachters der waterwegen (VII 56)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk

(VII 30 en 31)

diensthoofdentoelage (VII 25 - 26)

luchthaventoelage (VII 59)

toelage voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling (VII 28 - 31)

toelagen die krachtens andere reglementeringen voor nacht-, zaterdag- of zondagprestaties worden toegekend. In dit geval wordt het meest gunstige stelsel toegepast.

permanentietoelage (VII 42)

toelage voor de milieu-inspectie (VII 46)

diensthoofdentoelage (VII 25 - 26)

huisvesting (vrije woonst) (VII 56)

vervangende toelage (VII 57)

toelage voor onregelmatige prestaties voor de wachters der waterwegen (VII 58)

overgangsregeling vrije woonst of vervangende toelage (VII 130)

verstoringstoelage (VII 29 en 31)

artsentoelage (VII 70 quinquies)

diensthoofdentoelage (VII 151)

toelage facilitaire kabinetsondersteuning (VII 52bis)

overloon (VII 28 en 31)

zaterdag-, zondag- en nachtwerk

(VII 30 en 31)

“.

Art. 14. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel VII 88, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2017;
2° artikel VII 89 ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2017;
3° artikel VII 91bis ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2008 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2018.

Art. 15. In hetzelfde besluit wordt in deel VII, titel 5, die bestaat uit artikel VII 110 tot en met VII 219, opgeheven.

Art. 16. In hetzelfde besluit, wordt een deel VIIbis, dat bestaat uit artikel VIIbis 1 tot en met VIIbis 125 ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Deel VIIbis. verloning voor het personeelslid in dienst vóór 1 juni 2024

Art. VIIbis 1. Dit deel is van toepassing op:
1° het personeelslid dat in dienst is vóór 1 juni 2024, en dat er niet vrijwillig voor kiest onder het toepassingsgebied van deel VII te vallen;
2° het personeelslid dat in dienst treedt na 31 mei 2024 in een betrekking die vóór 1 juni 2024 werd vacant verklaard;
3° de management- en projectleidersfuncties van N-niveau en de functies van algemeen directeur, alsook de functies van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal;
4° het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad;.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, punt 3° en 4°, kan niet overstappen naar de verloningsregeling die opgenomen is in deel VII, hoofdstuk 1.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, dat bevordert in rang of niveau, ressorteert vanaf de bevorderingsdatum onder deel VII als de bevordering de eerste dag van de maand gebeurt. Bij een bevordering in de loop van de maand ressorteert het personeelslid onder deel VII vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de bevordering.

Het opnemen van een management- of projectleidersfunctie van N-1 niveau door een personeelslid van rang A2E of lager, wordt gelijkgesteld met een bevordering als vermeld in het derde lid.

Titel 1. Het salaris

Art. VIIbis 2. De ambtenaar wordt bezoldigd in de salarisschaal zoals bepaald in artikel VIIbis 16 en ontvangt het salaris dat overeenstemt met het aantal jaren geldelijke anciënniteit en het aantal jaren schaalanciënniteit.

De overgang naar de volgende salarisschalen vindt plaats na het aantal jaren schaalanciënniteit, zoals bepaald in artikel VIIbis 16.

Art. VIIbis 3. §1. De schaalanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse overheid heeft verricht in de hoedanigheden van ambtenaar op proef en vastbenoemde in de salarisschaal in kwestie.

De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken, beslist of en, in voorkomend geval, in welke mate, de voorgaande prestaties die verricht zijn bij de diensten die niet behoren tot de diensten van de Vlaamse overheid, in aanmerking komen voor de schaalanciënniteit.

Het gaat om prestaties die verricht zijn bij:

1° de diensten en instellingen van de Belgische staat;

2° de diensten en instellingen van de gemeenschappen en gewesten;

3° de diensten en instellingen van de Europese Unie of de Europese Economische
Ruimte;

4° de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Economische
Ruimte;

5° de provincies, gemeenten en OCMW’s van België.

§2. De schaalanciënniteit wordt jaarlijks opgebouwd op basis van de functioneringsevaluatie op een van de volgende wijzen:

1° tegen een normale snelheid, waarbij de in aanmerking komende diensten gelijk zijn aan de werkelijke diensten;

2° hetzij vertraagd, waarbij de diensten die in aanmerking komen:

  1. gelijk zijn aan de helft van de werkelijke diensten als de functioneringsevaluatie met de aanduiding ‘loopbaanvertraging’ besloten wordt;
  2. vervallen als de functioneringsevaluatie met een ‘onvoldoende’ besloten wordt.

De opbouw van de schaalanciënniteit, vermeld in het eerste lid, heeft uitwerking op 1 juli van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar, gedurende een periode van twaalf maanden.

§3. In afwijking van paragraaf 2 bouwen de volgende ambtenaren schaalanciënniteit op tegen een normale snelheid:

1° ambtenaren met verlof voor opdracht;

2° ambtenaren met militaire dienst of burgerdienst;

3° ambtenaren met vakbondsverlof als vaste afgevaardigde.

In afwijking van paragraaf 2 bouwen de volgende ambtenaren geen schaalanciënniteit op:
1° ambtenaren met een volledige onderbreking van de loopbaan in het kader van het zorgkrediet of met en voltijdse loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof, met uitzondering van het voltijds ouderschapsverlof;

2° ambtenaren met voltijds politiek verlof;

3° ambtenaren tijdens een periode van tuchtschorsing, als vermeld in artikel VIII 2, 3°.

Art. VIIbis 4. Als een ambtenaar tussen 1 juli en 30 juni van het daarop volgende jaar overgaat naar een volgende salarisschaal in de functionele loopbaan of naar een hogere hiërarchische graad, verkrijgt hij in zijn nieuwe salarisschaal of graad de normale loopbaansnelheid voor de resterende periode tot en met 30 juni van het daarop volgende jaar.

Art. VIIbis 5. De toekenning van de hogere salarisschaal in de functionele loopbaan of van een andere functie kan bovendien afhankelijk worden gesteld van het behalen van brevetten of getuigschriften of van het slagen voor een vergelijkende competentieproef zoals bepaald in de functiebeschrijving.

Art. VIIbis 6. §1. In afwijking van artikel VIIbis 16, 2°, start de ambtenaar van rang A1 (wetenschappelijk personeel) op de tweede trap van de functionele loopbaan, namelijk de salarisschaal A166:
1° als hij houder is van een van de volgende diploma’s:

  1. master in de geneeskunde (beroepstitel arts);
  2. master in de diergeneeskunde;
  3. master in de ingenieurswetenschappen;
  4. master in de bio-ingenieurswetenschappen;
  5. master in de farmaceutische zorg;
  6. master in de geneesmiddelenontwikkeling;

2° bij overgangsmaatregel, als hij houder is van een van de volgende diploma’s:

  1. arts;
  2. dierenarts;
  3. burgerlijk ingenieur;
  4. landbouwkundig ingenieur;
  5. ingenieur in de scheikunde en de landbouwindustrieën;
  6. bio-ingenieur;
  7. apotheker;

3° als hij een doctoraat op proefschrift of een diploma of certificaat bezit dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig wordt erkend met een van de diploma’s, vermeld in 1° en 2°.

§2. In afwijking van artikel VIIbis 16, 2°, wordt een ambtenaar van rang A1 (wetenschappelijk personeel) bevorderd tot de tweede trap van de functionele loopbaan, namelijk de salarisschaal A166, op de eerste van de maand die volgt op de toekenning van het doctoraat, diploma of certificaat dat hij tijdens zijn loopbaan in de entiteit, raad of instelling verwerft.

§3. Een ambtenaar van rang A1 (wetenschappelijk personeel), titularis van de salarisschaal A166, die houder is van een doctoraat op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig daarmee wordt erkend, en die ten minste vier jaar werkelijke prestaties binnen de diensten van de Vlaamse overheid en de patrimonia die met rechtspersoonlijkheid bekleed zijn, en zes jaar functierelevante wetenschappelijke activiteit telt, kan door de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling, in afwijking van artikel VIIbis 16, 2°, bevorderd worden tot de derde trap van de functionele loopbaan, namelijk de salarisschaal A167.

Art. VIIbis 7. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan een ambtenaar van rang A1 van het wetenschappelijk personeel die zes jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A167 telt, de titel van wetenschappelijk attaché-expert en de salarisschaal A168 toekennen, als hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

1° hij is houder van een doctoraat op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig daarmee wordt erkend;

2° hij levert het bewijs dat hij in een tak van de wetenschap waarop het ambt betrekking heeft, uitzonderlijk wetenschappelijk werk heeft verricht dat met een doctoraat op proefschrift kan worden vergeleken, op basis van zijn functioneringsevaluatie.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee toonaangevende wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die meebeslissen.

Art. VIIbis 8. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan de ambtenaar van rang A2 van het wetenschappelijk personeel die onder hem ressorteert en tien jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A265 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A266 toekennen.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee toonaangevende wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die meebeslissen.

Art. VIIbis 9. Het contractuele personeelslid krijgt de beginsalarisschaal van de ambtenaar met dezelfde of een gelijkwaardige betrekking, tenzij reglementair anders is bepaald.

Art. VIIbis 10. §1. Ingeval van horizontale mobiliteit, wordt de ambtenaar benoemd in de graad waartoe de vacante betrekking behoort en ingeschaald in de salarisschaal die daaraan verbonden is, op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. Hij behoudt de schaalanciënniteit die hij in de laatste graad verworven heeft.

De adviseur die in dienst is vóór 1 juni 2024, met salarisschaal A218, A251 of A252, die overgeplaatst wordt naar de graad van adviseur, en die er niet vrijwillig voor opteert te ressorteren onder deel VII, behoudt salarisschaal A218, A251 of A252.

In afwijking van het eerste lid wordt de schaalanciënniteit bij een benoeming in een graad met een functionele loopbaan van kortere duur dan die van de laatste graad, breuksgewijs herleid pro rata het verschil in schaalanciënniteit om de volgende trap te bereiken.

§2. Het contractuele personeelslid dat in dienst is vóór 1 juni 2024, dat er niet vrijwillig voor opteert te ressorteren onder deel VII, krijgt in geval van horizontale mobiliteit een arbeidsovereenkomst met de salarisschaal of met de geldelijke loopbaan die verbonden is aan de nieuwe contractuele functie. De totaliteit van de prestaties in de vorige contractuele functie telt mee om het salaris of de salarisschaal in de nieuwe contractuele functie te bepalen.

§3. Het contractuele personeelslid dat er niet vrijwillig voor opteert te ressorteren onder deel VII en dat wordt overgeplaatst naar een statutaire functie, wordt benoemd in de graad waartoe de vacante betrekking behoort en wordt ingeschaald in de salarisschaal die daaraan verbonden is.

Art. VIIbis 11. Voor de periodieke salarisverhogingen tijdens de loopbaan in de functie komen alle perioden van dienstactiviteit in aanmerking.

Contractuele prestaties met een deeltijds contract komen in aanmerking volgens de prestatieregeling.

Art. VIIbis 12. Voor het personeelslid dat bevorderd is tot niveau A, wordt de geldelijke anciënniteit aangerekend vanaf de leeftijd van 23 jaar.

Het personeelslid kan bij een personeelsbeweging bijkomende functierelevante ervaring laten valoriseren overeenkomstig artikel VII 3.

Art. VIIbis 13. §1. Een ambtenaar die bevorderd wordt in rang of niveau heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige rang of niveau zou hebben gekregen volgens de regeling die van toepassing is op de datum van de bevordering.

§2. Het personeelslid dat wordt overgeplaatst of een specifieke graadverandering krijgt, wordt ingeschaald in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt.

§3. Als aan het bekleden van een bepaalde functie een hogere salarisschaal verbonden is, verliest de ambtenaar het recht op die salarisschaal in geval van wijziging van dienstaanwijzing.

Art. VIIbis 14. Voor een ambtenaar die een uitspraak ‘onvoldoende’ als functioneringsevaluatie heeft gekregen, wordt de eerstvolgende periodieke salarisverhoging gedurende zes maanden uitgesteld.

Art. VIIbis 15. §1. Als het salaris, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, van een ambtenaar van 21 jaar lager dan 13.499,00 euro (100%) is, wordt het verschil toegekend in de vorm van een bijslag op het salaris.

§2. Als het salaris voor volledige prestaties, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, van een contractueel die 21 jaar oud is, lager dan 12.727,66 euro (100%) is, wordt het verschil toegekend in de vorm van een bijslag op het salaris.

§3. Om de leeftijd van het personeelslid te bepalen, wordt de verjaardag die niet op de eerste van de maand valt, altijd verschoven naar de eerste van de volgende maand.

Art. VIIbis 15bis. Voor de berekening van de verbrekingsvergoeding vermeld in artikel XI 6 en XI 8bis, wordt het bruto weeksalaris verkregen door het bruto maandsalaris te delen door dertien en te vermenigvuldigen met drie.

Artikel VIIbis 16. §1. Aan de hieronder vermelde graden worden de salarisschalen verbonden die overeenkomen met de lettercijfercode die ernaast staat. De salarisschalen zijn opgenomen als bijlage 5bis bij dit besluit.

Algemeen personeel
Secretaris-generaal (mandaat)A311
Administrateur-generaal (mandaat)A311
Gedelegeerd bestuurder (mandaat)A311
Projectleider N-niveau (mandaat)A311
Directeur-generaal (terugvalgraad)A311
Hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraadA311
OfA286
OfA285
en na 6 jaar effectieve prestatiesA286
Algemeen directeur (mandaat)A288
Adjunct-directeur-generaal (terugvalgraad)A288
Afdelingshoofd (mandaat)A285
na zes jaar schaalanciënniteit in A285A286
Projectleider N-1 (mandaat)A285
na zes jaar schaalanciënniteit in A285A286
Hoofdstatisticus bij het Departement Kanselarij en Buitenlandse ZakenA285
na zes jaar schaalanciënniteit in A285A286
Contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer en strategiebeheerder (mandaat)A286
Beheerder interne IT-dienstverlening (mandaat)A285
Preventieadviseur-coördinator (mandaat)A287
Financieel-administratief beheerder (mandaat) A284
Hoofdadviseur (terugvalgraad)A212
na 10 jaar schaalanciënniteitA213
NavorserA261
na 10 jaar schaalanciënniteit in A261A262
Navorser met de functie van secretaris van de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen - VARIOA262
na vier jaar werkelijke prestaties op advies van de voorzitter van de VRWB en na een functioneringsevaluatieA263
Senior adviseurA213
Adviseur-ingenieur, adviseur-arts, adviseur-informaticus, adviseur-dierenartsA221
na 10 jaar schaalanciënniteit in schaal A221A222
AdviseurA211
na 10 jaar schaalanciënniteit in schaal A211A212
Directeur-ingenieur, directeur-arts, directeur-informaticus en directeur-dierenartsA221
na 10 jaar schaalanciënniteit in A221A222
DirecteurA211
na 10 jaar schaalanciënniteit in A211A212
Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het buitenlandA211
na 6 jaar schaalanciënniteit in A211A212
na 6 jaar schaalanciënniteit in A212A213
Ingenieur, arts, informaticus en dierenartsA121
na 6 jaar schaalanciënniteit in A121A122
na 12 jaar schaalanciënniteit in A122A123
na 9 jaar schaalanciënniteit in A123A124
AttachéA171
In geval van bezit van doctorsdiplomaA172
Adjunct van de directeurA111
na 6 jaar schaalanciënniteit in A111A112
na 12 jaar schaalanciënniteit in A112A113
na 9 jaar schaalanciënniteit in A113A114
Leidinggevende hoofddeskundigeB311
Senior hoofddeskundigeB311
HoofdprogrammeurB221
na 10 jaar schaalanciënniteit in B221B222
HoofddeskundigeB211
na 10 jaar schaalanciënniteit in B211B212
ProgrammeurB121
na 8 jaar schaalanciënniteit in B121B122
na 10 jaar schaalanciënniteit in B122B123
na 9 jaar schaalanciënniteit in B123B124
DeskundigeB111
na 8 jaar schaalanciënniteit in B111B112
na 10 jaar schaalanciënniteit in B112B113
na 9 jaar schaalanciënniteit in B113B114
Leidinggevende hoofdmedewerkerC311
Senior hoofdmedewerkerC311
HoofdtechnicusC221
na 10 jaar schaalanciënniteit in C221C222
HoofdmedewerkerC211
na 10 jaar schaalanciënniteit in C211C212
TechnicusC121
na 8 jaar schaalanciënniteit in C121C122
na 10 jaar schaalanciënniteit in C122C123
na 9 jaar schaalanciënniteit in C123C124
MedewerkerC111
na 8 jaar schaalanciënniteit in C111C112
na 10 jaar schaalanciënniteit in C112C113
na 9 jaar schaalanciënniteit in C113C114
Leidinggevende hoofdassistent D311
Senior hoofdassistentD311
Speciaal hoofdassistentD231
na 10 jaar schaalanciënniteit in D231D232
Technisch hoofdassistentD221
na 10 jaar schaalanciënniteit in D221D222
HoofdassistentD211
na 10 jaar schaalanciënniteit in D211D212
Speciaal assistentD131
na 8 jaar schaalanciënniteit in D131D132
na 9 jaar schaalanciënniteit in D132D133
Technisch assistentD121
na 8 jaar schaalanciënniteit in D121D122
na 9 jaar schaalanciënniteit in D122D123
AssistentD111
na 8 jaar schaalanciënniteit in D111D112
na 9 jaar schaalanciënniteit in D112D113
Wetenschappelijk personeel
Wetenschappelijk directeurA265
krachtens artikel VIIbis 8A266
Wetenschappelijk attachéA165
na 4 jaar schaalanciënniteit in A165 of krachtens artikel VIIbis 6, §2 en §3A166
na 6 jaar schaalanciënniteit in A166 of krachtens artikel VIIbis 6, §4A167
krachtens artikel VIIbis 7 (expert functionele loopbaan)A168
na 10 jaar schaalanciënniteit in A168A169
Specifieke graden bij het agentschap opgroeien
Centraal adviserend artsA121C
na zes jaar schaalanciënniteit in A121CA122C
na twaalf jaar schaalanciënniteit in A122CA123C
Adviseur-hoofdartsA221P
na tien jaar schaalanciënniteit in A221PA222P
Contractuele betrekkingen
Arts, belast met taken die van de VRGT zijn overgenomenA121
na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze betrekkingA122
na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de tweede salarisschaalA123
Adjunct van de directeur (statisticus-psycholoog), belast met taken die van de VRGT zijn overgenomenA111
na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze betrekkingA112
na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de tweede salarisschaalA113
Deskundige (gezondheidswerker of verpleegkundige), belast met taken die van de VRGT zijn overgenomenB111
na 8 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze betrekkingB112
na 10 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de tweede salarisschaalB211
Commercieel adviseur regionale luchthavensA211
Coördinator Sociaal Impulsfonds (SIF)A163
Coördinator (migranten) en coördinator (interface) bij het beleidsdomein Welzijn en VolksgezondheidA112
Overgangsbepalingen
Secretaris-generaalA411
Directeur-generaal, administrateur-generaalA311
Algemeen directeur wetenschappelijke instelling (mandaat)A366
Algemeen directeur wetenschappelijke instellingA365
Eerste opdrachthouderA361
Adjunct-administrateur-generaalA286
Na 6 jaar het mandaat van afdelingshoofd te hebben uitgeoefendA288
Met ingang van 1 juni 1994:
- inspecteur-generaalA224
- bestuursdirecteurA224
- bestuursdirecteur met leidinggevende functie binnen een informaticadienstA232
Adjunct eerste opdrachthouderA263
Adviseur-ingenieur/arts/informaticus met de functie van senior auditor, aangesteld vóór 1 januari 2008A221
na 3 jaarA222
Adviseur met de functie van senior auditor, aangesteld vóór 1 januari 2008A211
na 3 jaarA212
Adviseur benoemd vóór 1 januari 2008A251
na 10 jaar schaalanciënniteit in A251A252
Deze overgangsregeling blijft gelden voor de directeur die een graadverandering krijgt vanuit de graad van adviseur en die in die laatste graad is aangesteld vóór 1 januari 2008.
Adviseur (de gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 overgedragen is ingevolge artikel VIIbis 73)A218
Ingenieur, arts en informaticus met de functie van opdrachthouderA280
Adjunct van de directeur met de functie van opdrachthouderA281
Bedrijfsadviseur, pedagogisch adviseur of kunstadviseur die op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, en de pedagogisch adviseur en bedrijfsadviseur die op 1 januari 2021 zijn overgeheveld van SYNTRA Vlaanderen naar het Departement Werk en Sociale Economie, het Agentschap Innoveren en Ondernemen of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.A111
na 3 jaar schaalanciënniteit in A111A112
na 9 jaar schaalanciënniteit in A112A120
na 9 jaar schaalanciënniteit in A120A114
IWT-adviseur die op 1 januari 2016 is overgeheveld naar een andere entiteitA201
na 3 jaar schaalanciënniteit in A201A202
na 6 jaar schaalanciënniteit in A202A221
na 3 jaar schaalanciënniteit in A221A282
Contractueel IWT-adviseur (opstartformatie)A214

§2. De ambtenaar van rang A1 van wie het mandaat van contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer, strategiebeheerder, financieel-administratief beheerder, beheerder interne IT-dienstverlening of preventieadviseur-coördinator na twee of meer mandaten van zes jaar beëindigd wordt en van wie de functioneringsevaluatie niet met een ‘onvoldoende’ werd besloten, krijgt de salarisschaal die opgenomen is in bijlage 6 die bij dit besluit is gevoegd.

§3. In afwijking van paragraaf 2 wordt de eindemandaatregeling voor de financieel-administratief beheerder begrensd tot de salarisschaal A119.

Art. VIIbis 17. §1. Bij een personeelsbeweging gebeurt de inschaling op de overeenkomstige trap van de nieuwe salarisschaal op het ogenblik van de beweging.

§2. De ambtenaar wordt benoemd in de graad waartoe de vacante betrekking behoort en ingeschaald in de salarisschaal die daaraan verbonden is, op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. Hij behoudt de graadanciënniteit en de schaalanciënniteit die hij in de laatste graad verworven heeft.

De adviseur met salarisschaal A218, A251 of A252 die overgeplaatst wordt naar de graad van adviseur, behoudt salarisschaal A218, A251 of A252.

In afwijking van het eerste lid wordt de schaalanciënniteit bij een benoeming in een graad met een functionele loopbaan van kortere duur dan die van de laatste graad, breuksgewijs herleid pro rata het verschil in schaalanciënniteit om de volgende trap te bereiken.

§3. Het contractuele personeelslid krijgt een arbeidsovereenkomst met de salarisschaal of met de geldelijke loopbaan die verbonden is aan de nieuwe contractuele functie. De totaliteit van de prestaties in de vorige contractuele functie telt mee om het salaris of de salarisschaal in de nieuwe contractuele functie te bepalen.

Het contractuele personeelslid dat wordt overgeplaatst naar een statutaire functie, wordt benoemd in de graad waartoe de vacante betrekking behoort en wordt ingeschaald in de salarisschaal die daaraan verbonden is.

§4. Een ambtenaar die bevorderd wordt in graad of salarisschaal heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige graad of salarisschaal zou hebben gekregen volgens de regeling die van toepassing is op de datum van de bevordering. Hij krijgt in voorkomend geval een bevorderingspremie zoals bepaald in artikel VIIbis 21.

Art. VIIbis 18. §1. Het personeelslid dat ervoor kiest om vrijwillig en tijdelijk een minder belastende of zware functie uit te oefenen binnen de eigen entiteit, raad of instelling in de vorm van een vrijwillige tijdelijke functieverlichting, behoudt zijn statuut, graad en salarisschaal, maar het maandsalaris wordt per lagere functieklasse met 5% verminderd.

In deze paragraaf wordt verstaan onder tijdelijke functieverlichting: een verlichting van de functie waarbij de tijdelijk uitgeoefende functie minstens één functieklasse lichter weegt dan de basisfunctie. De tijdelijke functieverlichting wordt vastgesteld aan de hand van de functiematrix.

Het initiatief gaat altijd uit van het personeelslid. De berekeningsbasis voor de algemene toelagen en het aanvullend pensioen blijft evenwel het onverminderd maandsalaris.

§2. De vrijwillige tijdelijke functieverlichting kan ingaan op elke eerste dag van de maand en kan tijdens de loopbaan meermaals aangewend worden.

De minimumduur van de vrijwillige tijdelijke functieverlichting bedraagt drie maanden en de maximumduur vijf jaar. Die maximumduur kan met één jaar verlengd worden.

§3. Mandaatfuncties uit het top- en middenkader en hooggekwalificeerde contractuelen kunnen niet gebruikmaken van die regeling.

Art. VIIbis 19. §1. In afwijking van artikel VIIbis 16 blijft degene voor wie bij de inschakeling in de nieuwe loopbaanstructuur een overgangsschaal bepaald is, die overgangsschaal verder krijgen tot een organieke salarisschaal voordeliger wordt. Als die ambtenaar wordt bevorderd in graad of salarisschaal, is artikel VIIbis 3, §1, van toepassing.

§2. Een mandaathouder krijgt de salarisschaal vermeld in artikel VIIbis 16, §1, tenzij de salarisschaal die aan de organieke graad verbonden is, voordeliger is.

§3. Een ambtenaar die de extra salarisschaal A263, A253, A213, A129 of A119 toegekend heeft gekregen, behoudt die salarisschaal.

Titel 2. De toelagen

Hoofdstuk 1. De bevorderingspremie

Art. VIIbis. 21. §1. Een ambtenaar die vanaf 1 januari 1994 bevorderd is naar een hoger niveau, heeft altijd een bezoldiging die ten minste het bedrag, vermeld in paragraaf 3, hoger is dan het salaris in zijn salarisschaal op het ogenblik van de bevordering.

§2. Onder bezoldiging als vermeld in paragraaf 1, wordt verstaan, het salaris in de bevorderingsgraad en de bevorderingspremie samen.

§3. Het bedrag van de bevorderingspremie tegen 100% is maximaal gelijk aan:
1° 1240 euro bij bevordering naar niveau A;
2° 870 euro bij bevordering naar niveau B;
3° 745 euro bij bevordering naar niveau C.

Titel 3. Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk 1. Overgangsbepalingen van toepassing vóór 1 januari 2015

Art. VIIbis 22. De ambtenaar die bij de rijksbesturen als contractueel in dienst is genomen, en die na zijn aanstelling tot ambtenaar op grond van artikel 11 of 13 van het koninklijk besluit van 12 maart 1973 houdende tijdelijke maatregelen ten gunste van sommige ambtenaren van de rijksbesturen een ambt met onvolledige prestaties is blijven uitoefenen, wordt bezoldigd pro rata temporis. Zijn diensten vanaf zijn benoeming tot ambtenaar worden voor zijn geldelijke anciënniteit in aanmerking genomen volgens de betrekkelijke duur ervan.

Art. VIIbis 23. Het schoonmaakpersoneel, dat naar de diensten van de Vlaams Regering is overgegaan, blijft verder bezoldigd als het valt onder het toepassingsveld van het koninklijk besluit van 2 mei 1966 houdende tijdelijke maatregelen voor de aanstelling tot rijksambtenaar van sommige bij overeenkomst aangeworven personeelsleden van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Art. VIIbis 24. De ambtenaar van een dienst van de staat die tot rijksambtenaar werd benoemd overeenkomstig het besluit van de regent van 3 mei 1948, vastgesteld op grond van artikel 19 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het rijkspersoneel, blijft, als hij er voordeel bij heeft, het salaris en de salarisschalen van de ambtenaar krijgen, zoals vastgesteld bij de bijzondere maatregelen en de overgangsmaatregelen van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 zoals voor de Vlaamse Gemeenschap het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 augustus 1991.

Art. VIIbis 25. De ambtenaar die een diploma van burgerlijk ingenieur heeft en die overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse Regering van:

1° het Wegenfonds, het Ministerie van Openbare Werken of het Rijksinstituut voor Grondmechanica, krijgt de productiviteitspremie, vermeld in het koninklijk besluit van 14 januari 1969 betreffende productiviteitspremies ten gunste van de burgerlijke ingenieurs bij het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 februari 1976 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000;

2° het Ministerie van Volksgezondheid - Technische Diensten, krijgt de bijzondere specialisatiepremie, vermeld in het koninklijk besluit van 24 september 1971.

Art. VIIbis 26. Voor het personeelslid dat een overgangssalarisschaal A131, A132, A133, A125, A126, A127, A231 of A232 krijgt, geldt artikel VII 113 niet.

Art. VIIbis 27. Aan het personeelslid dat drukkerijactiviteiten verricht, wordt een toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk toegekend van 1 euro per uur (100%). Die toelage kan niet worden gecumuleerd met een toelage voor drukkerijwerk die op grond van een andere reglementering wordt toegekend.

Art. VIIbis 28. Het personeelslid van niveau C dat op 1 juli 1993 de vakopleidingstoelage vermeld in artikel VII 45 krijgt, kan die toelage verder ontvangen, als hij voldoet aan de toekenningsvoorwaarden.

Art. VIIbis 29. Voor de informaticus die in dienst is op 31 mei 1994, en die de overgangssalarisschaal A131 of A132 krijgt, gelden bij bevordering in salarisschaal de overgangssalarisschalen A125 en A126, respectievelijk A127.

Art. VIIbis 30. Het personeelslid dat uiterlijk op 30 augustus 1973 in dienst is van een van de hieronder vermelde graden bij het Fonds voor Schoolgebouwen en Gebouwen in Schoolverband van het Rijk, blijft de hieronder vermelde toelage verder krijgen volgens de graad die hij had op 1 augustus 1989:

hoofdarchitect-directeur (13/2)

3.599,50 euro tegen 100%;

hoofdarchitect (11/3)

2.839,50 euro tegen 100%;

architect (24/9 of 25/7)

2.239,50 euro tegen 100%.

Art. VIIbis 31. Als de toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk die een personeelslid op basis van een of meer reglementeringen voor het geheel van het gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk dat hij heeft geleverd, ontving vóór 1 januari 1995, hoger is dan de toelage waarop hij krachtens dit besluit aanspraak kan maken, ontvangt hij het hoogste bedrag.

Art. VIIbis 32. §1. Het personeelslid dat van een federaal ministerie of van een bestuur dat of regie die van dat ministerie afhangt, naar de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest is overgeheveld, behoudt alleen de verkeersvoordelen waarop hij op het ogenblik van hun overheveling recht had.

§2. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken stelt de praktische modaliteiten bij omzendbrief vast.

Art. VIIbis 33. §1. Het van Imalso overgehevelde personeelslid dat op 31 december 1998 recht heeft op een diplomabijslag van 1.033,50 euro (100%) per jaar, behoudt dat voordeel voor zover het bezit van het diploma verder nuttig is voor het uitgeoefende ambt. De toekenning van de diplomabijslag mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging van de ambtenaar hoger dan 25.625,50 euro (100%) is.

Het recht op die bijslag gaat verloren, als de ambtenaar wordt bevorderd tot een graad waarvoor het bezit van het diploma een aanwervingsvoorwaarde is.

§2. De van Imalso overgehevelde ambtenaar die wordt ingeschaald in salarisschaal C101 of D202 heeft slechts recht op twee derde van de toelage vermeld in artikel VII 30 en heeft geen recht op de toelage vermeld in artikel VII 33.

§3. De van Imalso overgehevelde ambtenaar ontvangt een toelage van 25% van het uurloon voor de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke werken, opgesomd in punt 1 tot en met 3, 6, 9, 12, 15 tot en met 19, 25, 37, 40 en 42 van bijlage 7, die bij dit statuut is gevoegd.

Art. VIIbis 34. §1. Het personeelslid dat voor 1 januari 2000 in dienst getreden is en dat vanwege zijn functie over een privéaansluiting op het telefoonnet moet beschikken, ontvangt een forfaitaire vergoeding van 300 euro per jaar (100%).

§2. In afwijking van paragraaf 1 ontvangen de bos- en natuurwachters en de adjuncten-houtvester zowel een telefoonvergoeding van 300 euro (tegen 100%) en een gsm-toestel zolang de informaticamogelijkheden niet voorhanden zijn om een rechtstreekse netwerkverbinding met het hoofdbestuur te installeren.

§3. De vergoeding vermeld in paragraaf 1, dekt alle kosten van telefoonaansluiting, abonnement en gesprekken en wordt maandelijks betaald nadat de termijn vervallen is.

§4. Overeenkomstig artikel II 27, §3, 5° stelt de lijnmanager jaarlijks de lijst vast van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1. De betrokken lijnmanager beslist in welke mate het gsm-gebruik beperkt moet worden.

Art. VIIbis 35. §1. Het personeelslid dat overgeheveld is van het Ministerie van Openbare Werken, Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Landbouw, Tewerkstelling en Arbeid of Economische Zaken, naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een Vlaamse openbare instelling, heeft recht op een toelage voor het uitblijven van ongevallen als vermeld in paragraaf 2.

§2. De toelage voor het uitblijven van ongevallen bedraagt 92 euro (100%) per jaar. Die toelage wordt jaarlijks uitbetaald, aan het personeelslid dat tijdens het afgelopen jaar ten minste tachtig uur toevallig met het besturen van een dienstvoertuig was belast, en dat tijdens dat jaar geen ongeval heeft gehad waarvoor hij aansprakelijk was.

Het personeelslid met de functie van chauffeur en het personeelslid dat permanent een dienstvoertuig ter beschikking heeft, heeft geen recht op die toelage.

In afwijking van het vorige lid behoudt het personeelslid van het Agentschap voor Natuur en Bos en van het Departement Omgeving, dat permanent een dienstvoertuig ter beschikking heeft, het recht op die toelage als hij die toelage vóór 2 december 2011 ontvangt.

Art. VIIbis 36. §1. Het personeelslid dat overgeheveld is naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een Vlaamse openbare instelling dat op respectievelijk 31 augustus 1999 of 31 maart 2002 een kantoorvergoeding ontving, behoudt die vergoeding voor zover hij nog altijd aan de toekenningsvoorwaarden vermeld in paragraaf 2 beantwoordt.

§2. Het personeelslid, vermeld in paragraaf 1, dat geen kantoor heeft in een gebouw van de werkgever en bijgevolg wegens zijn functie zelf een lokaal moet inrichten als kantoor dat voor het publiek toegankelijk is, krijgt een forfaitaire vergoeding van 375 euro per jaar (100%).

§3. Als het kantoor niet voor het publiek toegankelijk is, wordt de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, teruggebracht tot 89,50 euro per jaar (100%).

§4. De vergoeding, vermeld in paragraaf 2 en 3, wordt maandelijks uitbetaald nadat de termijn vervallen is. De vergoeding volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. VIIbis 37. §1. Het personeelslid van de afdeling Gemeenschapsinstellingen, van de afdeling Elektriciteit en Mechanica Gent en van de afdeling Vloot, dat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit gebruik maakt van een woning die door de werkgever ter beschikking is gesteld, behoudt dat voordeel. Op het salaris wordt maandelijks een bedrag ingehouden overeenkomstig artikel VII 56, §3, van dit statuut.

§2. Het personeelslid van de afdeling Gemeenschapsinstellingen en van de afdeling Elektriciteit en Mechanica Gent en Antwerpen dat op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit niet over een woning beschikt en een vervangende toelage ontvangt, behoudt dat voordeel. De vervangende toelage bedraagt 10% van het brutobedrag van het gemiddelde salaris.

Art. VIIbis 38. Het personeelslid van niveau D dat de functie van terreinwerkman uitoefent en dat belast is met het verrichten van boringen en sonderingen, krijgt een rendementstoelage volgens de modaliteiten en voorwaarden die vastgesteld zijn in het koninklijk besluit van 8 oktober 1974 houdende toekenning van een toelage voor bewaring van materieel en van een rendementstoelage aan sommige personeelsleden van het Rijksinstituut voor Grondmechanica.

Art. VIIbis 39. Het personeelslid dat belast is met het innen van scheepvaartrechten ontvangt, tot op het ogenblik dat hij de verantwoordelijkheden die aan die functie verbonden zijn, niet langer draagt, de overeenstemmende toelage overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden, bepaald in het koninklijk besluit van 27 november 1957 tot regeling van de toekenning van toelagen en verloningen voor het innen van scheepvaartrechten.

Art. VIIbis 40. Het personeelslid dat overgeplaatst is van het BIPT naar het ministerie en dat belast blijft met de controle op de inning van gemeenschaps- of gewestbelastingen, krijgt een toelage van 1240 euro (100%) per jaar.

Art. VIIbis 41. De overgehevelde ambtenaar die na de overhevelingsdatum bevorderd wordt ter uitvoering van een bevorderingsprocedure die gestart is vóór de overhevelingsdatum, wordt op de datum van de bevordering heringeschaald.

Art. VIIbis 42. De opdrachthouder, vermeld in artikel II 26 van het Stambesluit Vlaamse Openbare Instellingen, krijgt tot de datum van de aanwijzing van de nieuwe opdrachthouders de salarisschaal A281 of de salarisschaal A280 (als hij vastbenoemd is in loopbaan A12). Bij een nieuwe aanwijzing tot opdrachthouder daarna behoudt hij de salarisschaal A281, respectievelijk A280.

Art. VIIbis 43. De ambtenaar die op 1 januari 1994 bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap in dienst was, behoudt het salaris dat hij kreeg vóór zijn vrijwillige terugzetting tot hij op basis van de nieuwe salarisschaal een salaris krijgt dat ten minste daaraan gelijk is.

Art. VIIbis 44. §1. Voor het contractuele personeelslid dat op 1 oktober 1997 een bijkomende of specifieke opdracht uitoefende bij het secretariaat van de Vlaamse Milieu- en Natuurraad, worden de periodes van tewerkstelling bij een kabinet of een erkende politieke groep tijdens de tewerkstelling bij het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen gelijkgesteld met prestaties die in aanmerking worden genomen voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de geldelijke loopbaan.

§2. Voor het contractuele personeelslid dat bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap met ingang van 1 januari 1999 in dienst werd genomen als deskundige (gezondheidsmedewerker of verpleegkundige) bij het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Gezondheidszorg, onmiddellijk aansluitend op prestaties bij de Vlaamse Vereniging voor respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding (VRGT), wordt de geldelijke anciënniteit bij die vereniging, die berekend is overeenkomstig de regels die gelden voor personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid, in aanmerking genomen voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de geldelijke loopbaan.

Art. VIIbis 45. Het contractuele personeelslid dat met ingang van 1 oktober 2002 werd overgeheveld naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap vanuit het Ministerie van Middenstand en Landbouw, na voorgaande prestaties bij het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijke Onderzoek in Nijverheid en landbouw (I.W.O.N.L.), behoudt de loonwaarborg bij ziekte of ongeval die contractueel van toepassing was op 30 september 2002.

Art. VIIbis 46. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse Regering in dienst genomen werd ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord als assistent, met een bezoldiging in salarisschaal A166 waarvan het bedrag op een salaristrap lager ligt dan het bedrag dat hij genoot op dezelfde salaristrap in de federale schaal 1003, behoudt het federale bedrag tot het bedrag in schaal A166 hoger wordt.

Art. VIIbis 47. §1. De ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend examen of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef naar het andere niveau, waarvan het proces-verbaal van het vergelijkende examen of de vergelijkende bekwaamheidsproef dateert van voor 1 oktober 2004, en die twee jaar na de datum van het proces-verbaal van dat examen niet bevorderd is in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd, krijgt de volgende examentoelage:

Vergelijkend examen

Bedrag tegen 100% per jaar

Niveau A

1120 euro

Niveau B en C

500 euro

§2. De toekenning van de examentoelage mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging van het personeelslid hoger is dan het bedrag dat hij zou krijgen als hij bevorderd werd in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd. Met bezoldiging wordt hier het salaris bedoeld, en elke andere toelage of elk ander salariscomplement.

§3. De ambtenaar die de bevordering naar de graad, vermeld in paragraaf 1, weigert, verliest onmiddellijk de examentoelage.

Art. VIIbis 48. Het contractuele personeelslid dat bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op 15 mei 1995 in dienst werd genomen in de betrekking van commercieel adviseur luchthavens wordt ingeschaald in schaal B111.

Art. VIIbis 49. De groenbedienden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (afdeling Bos en Groen, en Natuur) die vanaf 1 juli 1999 onder de bepalingen van het statuut van het Ministerie werden ondergebracht, behouden minstens het normale bruto maandsalaris van juni 1999 overeenkomstig de cao van het Aanvullend Paritair Comité voor Bedienden die dan op hen van toepassing was.

Art. VIIbis 50. §1. Het personeelslid dat van de federale overheid overgedragen is, behoudt zijn geldelijke anciënniteit. De ambtenaar die vanuit een andere instelling is overgegaan naar de instelling, behoudt de salarisschaal waarop hij recht had volgens de bestaande reglementering op het ogenblik van zijn overplaatsing en in de graad die hij op dat ogenblik bekleedde, als die gunstiger is dan de salarisschaal van de instelling die op hem van toepassing zou zijn. De latere wijzigingen aan deze reglementering zijn op hem niet meer van toepassing.

Ze behouden ook de toelagen, vergoedingen, premies en andere voordelen waarop ze in het ministerie of de instelling van herkomst aanspraak konden maken overeenkomstig de reglementering die op hen van toepassing was. Ze behouden de voordelen die aan een functie verbonden zijn, alleen als de voorwaarden voor de toekenning ervan blijven bestaan.

§2. Onder reglementering als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, moet minstens een ministerieel besluit worden verstaan.

§3. In geen geval kunnen de voordelen vermeld in paragraaf 1 van de dienst van oorsprong worden samengevoegd met die in de instelling. De meest gunstige regeling is van toepassing op de ambtenaar.

Art. VIIbis 51. Het contractuele personeelslid dat op of na 1 januari 2002 werd geüpgraded naar een contractuele betrekking met een salarisschaal van niveau D, heeft altijd een bezoldiging die ten minste 620 euro hoger is dan het salaris in de salarisschaal die hij onmiddellijk voorafgaand aan die inschaling kreeg.

Onder ‘bezoldiging’ wordt in het eerste lid begrepen: het salaris in de betrekking met een salarisschaal van niveau D en de upgradingspremie samen. De upgradingspremie bedraagt maximaal 620 euro (100%).

Art. VIIbis 52. De ambtenaar die op of na 1 januari 2002 werd bevorderd van niveau E naar een betrekking in niveau D, heeft altijd een bezoldiging die ten minste 620 euro hoger is dan het salaris in de salarisschaal die hij kreeg onmiddellijk voorafgaand aan die inschaling.

Onder ‘bezoldiging’ wordt in het eerste lid begrepen: het salaris in de betrekking met een salarisschaal van niveau D en de bevorderingspremie samen. De bevorderingspremie bedraagt maximaal 620 euro (100%).

Art. VIIbis 53. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse Regering in dienst genomen werd ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord in de graad van hoofddeskundige of deskundige en dat bij het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek of bij het Centrum voor Landbouweconomie titularis was van de graad van technisch ingenieur met een bezoldiging in de weddeschaal 20.700,65 – 30.857,72 of gespecialiseerd technicus der vorsing met weddeschaal 26N wordt respectievelijk bezoldigd in salarisschaal B222 en B122.

Art. VIIbis 54. In afwijking van artikel VII 20, §4, worden het vakantiegeld en de eindejaarstoelage niet vooruitbetaald, maar betaald door de nieuwe werkgever op de normale betaaldatum, in geval van uitdiensttreding met toepassing van:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 houdende toewijzing van de personeelsleden van de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en/of van het Vlaamse Gewest, aan de departementen en de verzelfstandigde agentschappen;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende toewijzing van de personeelsleden van de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en/of van het Vlaamse Gewest, aan de strategische adviesraden;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2005 houdende overdracht van sommige personeelsleden van de administratie Waterwegen en Zeewezen aan de verzelfstandigde agentschappen Waterwegen en Zeekanaal en De Scheepvaart, samen met alle goederen die aan die personeelsleden verbonden zijn.

Art. VIIbis 55. §1. De ambtenaar van rang A1 of A2 die in december 1993 het salariscomplement kreeg vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 1992 tot vaststelling van de weddeschalen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangt een toelage van 20% van het geïndexeerde salaris voor zover hij de taken van informaticus daadwerkelijk en uitsluitend in een informaticadienst blijft uitoefenen.

§2. Het recht op die toelage vervalt als de ambtenaar bevorderd wordt in rang of in salarisschaal. In voorkomend geval wordt voor de toepassing van artikel VII 5bis dit salariscomplement samen met het salaris in de berekening opgenomen. De toelage wordt maandelijks betaald nadat de termijn vervallen is. Ze wordt verminderd overeenkomstig artikel VII 6.

Art. VIIbis 56. Als de bezoldiging van het contractuele personeelslid na de vaststelling overeenkomstig de bepalingen vermeld in dit besluit lager is dan de bezoldiging die het contractuele personeelslid vóór de wijziging van de benaming van zijn functie kreeg, blijft de oorspronkelijke contractueel overeengekomen bezoldigingsregeling van toepassing.

Art. VIIbis 57. Voor de toekenning van de salarisverhoging worden de werkelijke en volledige prestaties die het contractuele personeelslid als tewerkgestelde werkloze heeft verricht voor maximaal zes jaar mee in aanmerking genomen.

De periodes van afwezigheid gedurende een tewerkstelling als tewerkgestelde werkloze die overeenstemmen met de administratieve toestand dienstactiviteit waarin een ambtenaar zijn aanspraak op salarisverhoging behoudt, worden eveneens als werkelijke en volledige prestaties beschouwd.

Art. VIIbis 58. De volgende ambtenaren van rang A1 die op 1 juni 2008 de diensthoofdentoelage krijgen, behouden die toelage:
1° de huidige titularis van de A1-diensthoofdentoelage die bevorderd wordt tot een functie van N-2 van wie het salaris in N-2 lager is dan het A1-salaris verhoogd met 10% totdat zijn salaris in rang A2 hoger wordt dan de som van zijn salaris in rang A1, verhoogd met de diensthoofdentoelage;
2° de huidige titularis van de A1-diensthoofdentoelage die niet bevorderd wordt in een functie van N-2, maar die de functie blijft uitoefenen en op wie de vermelde overgangsregel niet van toepassing is.

Art. VIIbis 59. Het personeelslid dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, ontvangt de hieronder vermelde compenserende toelage totdat hij het Agentschap Ondernemen vrijwillig verlaat of ontslagen wordt:

Periode

Bedrag vast benoemden

Bedrag contractuelen

01-01-2009 tot 30-4-2009

€ 17,00

€ 18,50

Vanaf 1-5-2009

€ 29,00

€ 32,50

Die toelage wordt maandelijks naar rato van de prestaties en overeenkomstig artikel VII 15, nadat de termijn vervallen is, samen met het salaris betaald.

Art. VIIbis 60. §1. Het vast benoemde personeelslid dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, behoudt het voordeel van het weddensupplement van 10% en een extra dertiende maand, zoals bevestigd door de GOM West Vlaanderen op 17 mei 1977, zolang die bezoldiging voordeliger is dan het salaris, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage die voortkomen uit de toepassing van de functionele loopbaan.

Artikel VII 20, §3 en §4, zijn van toepassing op de extra dertiende maand, vermeld in het eerste lid. In afwijking van artikel VII 22, §3, wordt de extra dertiende maand uitbetaald tijdens de maand januari van het volgende kalenderjaar.

§2. Het contractuele personeelslid dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, behoudt het voordeel van de eindejaartoelage die tot een dertiende maand verhoogd is.

§3. Het vast benoemde personeelslid van niveau C dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen behoudt het voordeel van forfaitaire verplaatsingskosten en toelagen voor extraprestaties, die toegekend zijn door de GOM West-Vlaanderen op 8 maart 1988.

§4. Het vast benoemde personeelslid van niveau C dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, behoudt het voordeel van verloning in de salarisschaal A111, zoals beslist door de GOM West-Vlaanderen op 17 mei 1977.

§5. Het contractuele personeelslid dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, en dat in één van de volgende betrekkingen werkt, behoudt zijn bezoldiging in de salarisschaal die bij VLAO toegekend is:

Directeur

(A221);

Directeur

(A212);

adjunct van de directeur

(A112);

Deskundige

(B122);

Deskundige

(B112).

§6. Het vastbenoemde personeelslid met de graad van technisch beambte (salarisschaal E123) dat op 1 januari 2009 is overgeheveld van het Vlaams Agentschap Ondernemen naar het Agentschap Ondernemen, wordt met toepassing van artikel VIII 109quinquies en met toepassing van de garantieregeling, vermeld in artikel XIII 81terdecies van het VPS van 24 november 1993, bevorderd tot de graad van technisch assistent (schaal D121) (1 januari 2002).

Met het oog op de toepassing van de garantieregeling, vermeld in het vorige lid, wordt het salarisbedrag in de schaal E123 met ingang van 1 januari 2009 bepaald op 17.340 tegen 100%.

§7. De twee contractuele personeelsleden die op 1 januari 2009 in dienst traden bij het Agentschap Ondernemen, op basis van een arbeidsovereenkomst met het Vlaams Agentschap Ondernemen van 12 december 2008, krijgen het voordeel, vermeld in artikel VIIbis 60 van dit besluit.

Art. VIIbis 61. In artikel VIIbis 63 tot en met VIIbis 69 wordt onder de woorden “de van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaar” en de woorden “het van de Federale Overheidsdienst overgehevelde personeelslid” verstaan: de ambtenaren of personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën die op 16 november 2010, 1 december 2010 of 1 januari 2011 overgeheveld zijn.

Art. VIIbis 62. De geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België is gelijk aan de werkelijke geldelijke anciënniteit, in voorkomend geval verhoogd met de federale diagonale inschaling.

Art. VIIbis 63. §1. De ambtenaar die overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën, wordt met ingang van de overhevelingsdatum ambtshalve benoemd en ingeschaald overeenkomstig bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd.

§2. Het contractuele personeelslid dat op 1 januari 2011 overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt tewerkgesteld in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal overeenkomstig bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. VIIbis 64. §1. De ambtenaar die overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën en die op de datum van de overheveling geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot een benoeming in een andere graad van hetzelfde niveau, maar die nog niet benoemd is in de nieuwe graad, wordt bij de diensten van de Vlaamse overheid op de datum van de overheveling benoemd in de graad en ingeschaald in de schaal die overeenkomstig bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met de federale graad en schaal die te begeven was door het slagen voor deze bekwaamheidsproef.

§2. De ambtenaar die overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën en die na de overheveling slaagt voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot een benoeming in een andere graad van hetzelfde niveau, ter uitvoering van een procedure waarvoor hij al ingeschreven was vóór de overheveling, wordt de eerste dag van de maand die volgt op het proces-verbaal, overeenkomstig bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd, benoemd in de graad en ingeschaald in de schaal die overeenstemt met de federale graad en schaal die te begeven was door het slagen voor deze bekwaamheidsproef.

Art. VIIbis 65. §1. Het personeelslid dat overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als ze toegekend zou zijn bij de federale overheid.

§2. Na de stopzetting van de volledige premie wordt nog gedurende 36 maanden de helft van de premie voor competentieontwikkeling toegekend

§3. Het personeelslid dat overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën ontvangt de premie voor competentieontwikkeling:

1° vanaf de datum van de overheveling als hij na de overheveling slaagt voor een competentiemeting of gecertificeerde opleiding waarvoor hij ingeschreven was vóór de overheveling;

2° vanaf de inschrijvingsdatum voor de laatste meting of gecertificeerde opleiding als het vóór de overheveling niet geslaagd is voor de door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding, maar wel slaagt voor de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding na de overheveling.

Het personeelslid dat overgeheveld is van de Nationale Plantentuin van België, ontvangt de premie voor competentieontwikkeling vanaf de datum van overheveling als hij na de overheveling slaagt voor een competentiemeting of gecertificeerde opleiding waarvoor hij ingeschreven was vóór de overheveling.

Voor het behoud van de premie gelden paragraaf 1 en 2.

§4. Het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de diensten van de Vlaamse overheid is gelijk aan het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de Federale Overheidsdienst Financiën respectievelijk de Nationale Plantentuin van België op de datum van de overheveling voor het niveau, de graad en de meting in kwestie.

§5. De premie wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand september naar rato van de prestaties van de voorbije twaalf maanden.

Art. VIIbis 66. Het personeelslid dat overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de helft van de premie voor competentieontwikkeling kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid gedurende 36 maanden vanaf de datum van de toekenning van de premie.

Art. VIIbis 67. §1. De ambtenaar die overgeheveld is van de Federale Overheidsdienst Financiën en die op de datum van de overheveling bij de federale overheid de vormingspremie kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als die welke toegekend geweest zou zijn bij de Federale Overheidsdienst Financiën.

§2. Het bedrag van de vormingspremie bij de diensten van de Vlaamse overheid is gelijk aan het bedrag van de vormingspremie bij de Federale Overheidsdienst Financiën op de datum van de overheveling voor het niveau en de graad in kwestie.

§3. De vormingspremie wordt niet geïndexeerd en wordt maandelijks naar rato van de prestaties samen met het salaris uitbetaald.

Art. VIIbis 68. In afwijking van bijlage 8, bij dit besluit is gevoegd, verkrijgt het personeelslid dat van de Federale Overheidsdienst Financiën overgeheveld is, dat op 1 januari 2011 minstens 50 jaar is, dat tegen het maximum van de Vlaamse salarisschaal vermeld in de eerste kolom van de onderstaande tabel betaald wordt en dat geen loopbaanstap in de functionele loopbaan meer kan zetten voor de leeftijd van 55 jaar, vanaf de maand die volgt op de leeftijd van 55 jaar, de salarisschaal, vermeld in de tweede kolom van de onderstaande tabel, met behoud van toepassing van deel VI van dit besluit.

Salarisschaal bij de inschaling

Salarisschaal vanaf 55 jaar

A123

A123 V

C111

C111 V

C112

C112 V

C141

C141 V

C143

C143 V

C211

C211 V

C212

C212 V

D121

D121 V

D122

D122 V

D201

D201 V

Art. VIIbis 69. §1. De compenserende toelage van 43 euro voor vastbenoemden en van 47,50 euro voor contractuelen blijft behouden voor de personeelsleden van de volgende agentschappen, op voorwaarde dat die personeelsleden er in dienst zijn getreden vóór 1 december 2012 en totdat de personeelsleden de entiteit vrijwillig verlaten of ontslagen worden:

1° De Vlaamse Waterweg nv of een van haar rechtsvoorgangers, namelijk Waterwegen en Zeekanaal NV of nv De Scheepvaart;
2° het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (FIT), met uitzondering van de Vlaamse economische vertegenwoordigers en het ondersteunend personeel in het buitenland;
3° de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;
4° het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
5° de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;
6° het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen.

De toelage, vermeld in het eerste lid, blijft ook behouden voor de vier statutaire personeelsleden vermeld in bijlage 1, punt 1.3., van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2015 houdende overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid ingevolge de omvorming van de beleidsdomeinen Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid en Bestuurszaken tot het beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, die worden overgedragen van het FIT aan het Departement Kanselarij en Bestuur.

De toelage vermeld in het eerste lid, wordt aan de personeelsleden van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, ook toegekend voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 november 2012.

§2. De personeelsleden die vóór 1 december 2012 in dienst zijn getreden bij SYNTRA Vlaanderen en op 1 januari 2021 worden overgeheveld naar het Departement Werk en Sociale Economie, het Facilitair Bedrijf, het Agentschap voor Innoveren en Ondernemen of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, behouden de compenserende toelage van 29,00 euro voor vastbenoemden en van 32,50 euro voor contractuelen, totdat ze de entiteit waarnaar ze zijn overgeheveld, vrijwillig verlaten of totdat ze ontslagen worden.

§3. De toelagen, vermeld in paragraaf 1 en 2 worden maandelijks naar rato van de prestaties en overeenkomstig artikel VII 15, nadat de termijn vervallen is, samen met het salaris betaald.

Art. VIIbis 70. De contractuele gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 van het Vlaamse Gewest naar de diensten van de Vlaamse overheid wordt overgedragen, wordt tewerkgesteld in de betrekking van adviseur.

Art. VIIbis 71. De gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest behoudt zijn geldelijke anciënniteit.

Art. VIIbis 72. §1. De standplaats van de gewestelijk ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest en die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent, wordt vastgesteld in zijn woonplaats.

§2. De gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest en die de functie van gewestelijke ontvanger uitoefent, heeft voor de verplaatsingen met zijn eigen motorvoertuig tussen zijn standplaats en de besturen die door hem bediend moeten worden, per gemeente van tewerkstelling recht op een tegemoetkoming ten bedrage van de volledige maandelijkse kostprijs van een treinkaart tweede klasse voor dezelfde afstand.

§3. De gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overdragen van het Vlaamse Gewest, en die de functie van gewestelijke ontvanger uitoefent, mag de tegemoetkoming niet combineren met de door de werkgever ten laste genomen kosten van een abonnement op het openbaar vervoer naar en van het te bedienen bestuur of met een fietsvergoeding.

Art. VIIbis 73. §1. De gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 wordt overgedragen van het Vlaamse Gewest, die de functie van gewestelijk ontvanger uitoefent en die door de administrateur-generaal van het Agentschap Binnenlands Bestuur wordt belast met een bijkomend bestuur, bij tijdelijke afwezigheid van de effectieve titularis die verantwoordelijk is voor dat bestuur of in afwachting van de invulling van een vacature, ontvangt daarvoor een toelage.

§2. De administrateur-generaal van het Agentschap Binnenlands Bestuur bepaalt die toelage naar rato van het aantal gepresteerde uren voor het bijkomende bestuur, als dat aantal gepresteerde uren, opgeteld bij het aantal uren dat verricht is voor de eigen besturen een normale voltijdse beroepsbezigheid te boven gaat.

De toelage mag maximaal 40% bedragen van het beginsalaris in de overgangsschaal A218.

§3. Het recht op de toelage ontstaat zodra de gewestelijke ontvanger die op 1 januari 2013 overgedragen wordt van het Vlaamse Gewest en die de functie van gewestelijke ontvanger uitoefent gedurende ten minste vijf opeenvolgende werkdagen wordt belast met het bijkomende bestuur.

Art. VIIbis 74. In afwijking van artikel VII 3, §1, behoudt het personeelslid dat op 1 maart 2014 tewerkgesteld is bij de diensten van de Vlaamse overheid, de geldelijke anciënniteit die hij heeft opgebouwd.

Art. VIIbis 75. De ambtenaar die op 1 maart 2014 is aangesteld als projectleider of in een hoger ambt, behoudt de toelage, toegekend op basis van de regeling die gold op de datum van zijn aanstelling.

Voor de toepassing van artikel VII 11, §3, artikel VII 31, artikel VII 39, §2, en artikel VII 92, §1, wordt de toelage, vermeld in het eerste lid, in aanmerking genomen.

Art. VIIbis 76. De ambtenaar die overgeheveld is van de Nationale Plantentuin van België wordt met ingang van 1 januari 2014 ambtshalve benoemd en ingeschaald overeenkomstig bijlage 11, die bij dit besluit is gevoegd.

Het contractuele personeelslid dat op 1 januari 2014 overgeheveld is van de Nationale Plantentuin van België naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt tewerkgesteld in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal overeenkomstig bijlage 11, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. VIIbis 77. Het personeelslid dat overgeheveld is van de Nationale Plantentuin van België en dat na de inschaling een lagere totale verloning ontvangt dan de totale verloning die het bij de Nationale Plantentuin van België in december 2013 ontving, ontvangt een maandelijks supplement dat gelijk is aan het verschil.

Met totale verloning wordt bedoeld het salaris, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de taalpremie, die toegekend wordt bij de Nationale Plantentuin van België, en de maaltijdcheques die toegekend worden bij de Vlaamse overheid.

Het supplement wordt maandelijks samen met het salaris betaald.

Art. VIIbis 78. In afwijking van artikel VII 30 krijgt het personeelslid dat overgeheveld is van de Nationale Plantentuin van België, per uur prestatie op zaterdag een toelage ten bedrage van 50% van 1/1976 van de jaarwedde. De lijnmanager kan beslissen om die zaterdagtoelage om te zetten in niet te presteren uren, gelijk aan 50% van het aantal zaterdaguren. Als de omzetting niet binnen de vier maanden opgenomen wordt, wordt de zaterdagtoelage ambtshalve betaald.

Art. VIIbis 79. In afwijking van bijlage 11, die bij dit besluit gevoegd is, krijgt het personeelslid dat overgeheveld is van de Nationale Plantentuin van België, dat op 1 januari 2014 minstens 50 jaar is, dat tegen het maximum betaald wordt van de Vlaamse salarisschaal vermeld in de eerste kolom van de onderstaande tabel en dat geen loopbaanstap in de functionele loopbaan meer kan zetten voor de leeftijd van 55 jaar, vanaf de maand die volgt op de leeftijd van 55 jaar, de salarisschaal vermeld in de tweede kolom van de onderstaande tabel, met behoud van de toepassing van deel VI van dit besluit.

Salarisschaal bij de inschaling

Salarisschaal vanaf 55 jaar

A122

A122 P

A131

A131 P

B112

B112 P

C111

C111 P

C112

C112 P

C143

C143 P

C211

C211 P

C212

C212 P

D113

D113 P

Hoofdstuk 2. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid zijn overgeheveld

Art. VIIbis 80. De geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, is gelijk aan de werkelijke geldelijke anciënniteit, in voorkomend geval verhoogd met de federale diagonale inschaling.

Art. VIIbis 81. §1. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en die op de datum van de overheveling geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot een benoeming in een andere graad van hetzelfde niveau, maar die nog niet benoemd is in de nieuwe graad, wordt bij de diensten van de Vlaamse overheid op de datum van de overheveling benoemd in de graad en ingeschaald in de schaal die overeenkomstig bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met de federale graad en schaal die te begeven was door het slagen voor deze bekwaamheidsproef.

§2. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en die na de overheveling slaagt voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot een benoeming in een andere graad van hetzelfde niveau, ter uitvoering van een procedure waarvoor hij al ingeschreven was vóór de overheveling, wordt de eerste dag van de maand die volgt op het proces-verbaal, overeenkomstig bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd, benoemd in de graad en ingeschaald in de schaal die overeenstemt met de federale graad en schaal die te begeven was door het slagen voor deze bekwaamheidsproef.

Art. VIIbis 82. §1. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als ze toegekend zou zijn bij de federale overheid.

§2. Na de stopzetting van de volledige premie wordt nog gedurende 36 maanden de helft van de premie voor competentieontwikkeling toegekend.

§3. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, ontvangt de premie voor competentieontwikkeling vanaf de datum van de overheveling als hij na de overheveling slaagt voor een competentiemeting of gecertificeerde opleiding waarvoor hij ingeschreven was vóór de overheveling.

§4. Het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de diensten van de Vlaamse overheid is gelijk aan het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de federale overheid op de datum van de overheveling voor het niveau, de graad en de meting in kwestie.

§5. De premie wordt een keer per jaar uitbetaald in de maand september naar rato van de prestaties van de voorbije twaalf maanden.

Art. VIIbis 83. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg en dat federaal na afloop van de geldigheidsduur van die toelage een hogere salarisschaal toegekend zou hebben gekregen, behoudt enerzijds die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als ze toegekend zou zijn bij de federale overheid en wordt anderzijds na afloop van die geldigheidsduur op basis van de federale schaal die hem toegekend zou geweest zijn, heringeschaald conform bijlage 14 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. VIIbis 84. Het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de helft van de premie voor competentieontwikkeling kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid gedurende 36 maanden vanaf de datum van de toekenning van deze premie.

Art. VIIbis 85. §1. Het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de vormingspremie kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als deze toegekend zou zijn bij de federale overheid.

§2. Het bedrag van de vormingspremie bij de diensten van de Vlaamse overheid is gelijk aan het bedrag van de vormingspremie bij de federale overheid op de datum van de overheveling voor het niveau en de graad in kwestie.

§3. De vormingspremie wordt niet geïndexeerd en wordt maandelijks naar rato van de prestaties samen met het salaris uitbetaald.

Art. VIIbis 86. In afwijking van artikel VII 30 blijft het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming en dat op de datum van de overheveling, per uur prestatie op zaterdag een toelage van 50% van 1/1976 van de bruto jaarwedde ontving, die toelage verder genieten, voor zover de betrokkene de functie blijft uitoefenen.

De lijnmanager kan beslissen om deze zaterdagtoelage om te zetten in niet te presteren uren, gelijk aan 50% van het aantal zaterdaguren. Als de omzetting niet binnen de vier maanden opgenomen wordt, wordt de zaterdagtoelage ambtshalve betaald.

Art. VIIbis 87. Het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdienst Justitie – Jeugdsanctierecht en dat op de datum van de overheveling de toelage voor comptabiliteit kreeg, vermeld in het ministerieel besluit van 15 januari 1992 tot toekenning van een jaarlijkse toelage aan sommige ambtenaren in dienst bij de penitentiaire inrichtingen en belast met een comptabiliteitsdienst, ontvangt, voor zover de betrokkene de functie blijft uitoefenen, de toelage voor gewone en buitengewone rekenplichtigen, vermeld in artikel VII 48.

Art. VIIbis 88. Het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdienst Justitie – Jeugdsanctierecht en dat op datum van overheveling de toelage voor 55-plussers kreeg, vermeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 28 september 2003 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het directoraat-generaal EPI – Penitentiaire Inrichtingen, krijgt de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling, voor zover die regeling bij de federale overheid blijft bestaan.

Art. VIIbis 89. §1. Het personeelslid van niveau A dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdienst Justitie - Jeugdsanctierecht en dat op de datum van de overheveling de specificiteitstoelage kreeg, vermeld in het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot toekenning van specificiteitstoelage aan sommige ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI – Penitentiaire Inrichtingen, met uitzondering van het bewakings- en technisch personeel, krijgt voor zover de betrokkene de functie blijft uitoefenen, de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling en voor zover die regeling bij de federale overheid blijft bestaan.

§2. Het personeelslid van niveau B of C dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdienst Justitie - Jeugdsanctierecht en dat op de datum van de overheveling de specificiteitstoelage kreeg, vermeld in het koninklijk besluit van 4 april 2003, krijgt, voor zover de betrokkene de functie blijft uitoefenen, de jeugdzorgtoelage vermeld in artikel VII 45, §1.

Art. VIIbis 90. Het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdienst Justitie - Justitiehuizen en dat op de datum van de overheveling de toelage voor coördinator justitiehuizen kreeg, vermeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad, behoudt die toelage voor de resterende duur van vijf jaar, voor zover het personeelslid de functie blijft uitoefenen.

Art. VIIbis 91. §1. De twee contractuele personeelsleden die op 1 januari 2015 in het kader van de staatshervorming overgeheveld werden van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) naar de diensten van de Vlaamse overheid behouden het salaris en de regeling van de jaarlijkse verhoging volgens de salarisschaal.

§2. De twee personeelsleden vermeld in paragraaf 1 behouden ook het voordeel van de eindejaarstoelage, die gelijk is aan een dertiende maand, en de groepsverzekering. Artikel VII 20, §3 en §4, zijn van toepassing op de eindejaarstoelage die tot een dertiende maand verhoogd is.

Art. VIIbis 92. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld wordt naar de diensten van de Vlaamse overheid wordt met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald conform bijlage 14, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld wordt naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt vanaf de datum van de overheveling tewerkgesteld in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 14, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Art. VIIbis 93. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdiensten Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en Mobiliteit en Vervoer en dat op de datum van overheveling de forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten kreeg, vermeld in het ministerieel besluit van 14 januari 1998 houdende toekenning van een maandelijkse forfaitaire vergoeding aan de inspecteurs en controleurs van de Algemene Eetwareninspectie en het ministerieel besluit van 18 januari 2007 houdende de toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, krijgt, op voorwaarde dat hij de functie binnen hetzelfde werkveld blijft uitoefenen, de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling en op voorwaarde dat die regeling bij de federale overheid blijft bestaan. Er is geen cumulatie mogelijk met de maaltijdchequeregeling, vermeld in artikel VII 109bis.

Art. VIIbis 94. In afwijking van artikel VIIbis 81 wordt het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld wordt in het kader van een staatshervorming en dat op datum van de overheveling betaald wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel 5 tot en met 8 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, ingeschaald conform rubriek B van bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd, op het salarisbedrag in de aangegeven Vlaamse salarisschaal, net hoger dan het saldo van het salarisbedrag in de federale salarisschaal op de datum van de overheveling. Er wordt een fictieve geldelijke anciënniteit toegekend die gelijk is aan de anciënniteit die met het salarisbedrag in de Vlaamse schaal correspondeert.

Als die fictieve anciënniteit hoger is dan de werkelijke geldelijke anciënniteit, wordt die fictieve anciënniteit omgezet in werkelijke geldelijke anciënniteit.

Als door de toepassing van het eerste lid het voormelde saldo op de datum van de overheveling hoger is dan het maximum van de voorgestelde Vlaamse salarisschaal, wordt het naasthogere bedrag uit de salarisschaal die verbonden is aan de eerstvolgende trap van de functionele loopbaan toegekend.

Als door toepassing van het tweede lid, de inschaling gebeurt op de hoogste trap van de functionele loopbaan, krijgt het personeelslid een jaarsalaris dat gelijk is aan het jaarbedrag in de nieuwe federale schaal op de datum van de overheveling.

Jaarlijks wordt de fictieve geldelijke anciënniteit, vermeld in het eerste lid, verhoogd met twaalf maanden tot de fictieve geldelijke anciënniteit gelijk is aan de reële geldelijke anciënniteit. Als het verschil tussen de reële geldelijke anciënniteit en de fictieve geldelijke anciënniteit minder dan twaalf maanden bedraagt, wordt de verhoging van de fictieve geldelijke anciënniteit beperkt tot dat verschil.

Art. VIIbis 95. Het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid Justitie en dat op de datum van de overheveling titularis was van de schaal CA2S, DA2S of CA2, maar het hogere bedrag uit de schaal CL5 of 30CJ kreeg, behoudt dat bedrag tot het jaarbedrag in zijn Vlaamse schaal voordeliger wordt.

Art. VIIbis 96. De regeling vermeld in artikel VIIbis 33 en VIIbis 36 is ook van toepassing op het personeelslid dat overgeheveld is vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, voor zover het aan de toekenningsvoorwaarden blijft beantwoorden.

Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen voor bepaalde personeelsleden die vanaf 1 januari 2016 in het kader van de fusie van het Agentschap Ondernemen en het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) worden overgedragen aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen

Art. VIIbis 97. De contractuele personeelsleden van de opstartformatie van het IWT, behouden na hun overheveling naar het Agentschap Innoveren en Ondernemen:
1° het recht op een begrafenisvergoeding conform de voorwaarden, vermeld in artikel VII 92 tot en met VII 94 van dit besluit;
2° het recht op loon in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte gedurende een periode die gelijk is aan de periode dat het ziekteverlof van een ambtenaar met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld en na aftrek van de uitkeringen, verkregen van de wettelijke ziekteverzekering;
3° de aanvullende pensioenregeling, vermeld in artikel 26, §1, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994.

Hoofdstuk 4. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die in het kader van de herstructureringen binnen de diensten van de Vlaamse overheid overgedragen zijn

Art. VIIbis 98. De vier statutaire personeelsleden vermeld in bijlage 1, punt 1.3., van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2015 houdende overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid ingevolge de omvorming van de beleidsdomeinen Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid en Bestuurszaken tot het beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, die worden overgedragen van het FIT aan het Departement Kanselarij en Bestuur, behouden:

1° de specifieke salarisschalen die ze op het ogenblik van de overdracht kregen en die opgenomen zijn in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 februari 2014 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen, zoals eventueel later gewijzigd, alsook de daaraan verbonden functionele loopbaan;

2° de jaartoelage, zoals vastgesteld in artikel 10 en 11 van hetzelfde besluit van 28 februari 2014.

Art. VIIbis 99. De personeelsleden die op 1 januari 1983 statutair in dienst waren bij de Nationale Landmaatschappij, behouden ook na hun pensionering het recht op een hospitalisatieverzekering, vermeld in artikel VII 106.

Art. VIIbis 100. De ambtenaar van wie het verlof voor deeltijdse prestaties vóór 1 januari 2018 effectief is aangevat, behoudt het recht op de salarisbonus waarop hij recht had bij de ingangsdatum van dat verlof, uiterlijk tot en met 31 december 2019.

De regeling vermeld in het eerste lid, is overeenkomstig van toepassing op de ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies wordt overgeheveld en aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° de ambtenaar kreeg op het moment van de overheveling een halftijdse vervroegde uitreding of een vrijwillige vierdagenweek;
2° op de dag van de overheveling stapte de ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse overheid onmiddellijk in het verlof voor deeltijdse prestaties;
3° op grond van de regeling die gold voor 1 januari 2018 zou de overgehevelde ambtenaar recht hebben gehad op een salarisbonus.

Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld zijn

Art. VIIbis 101. De geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is, wordt overgenomen.

Art. VIIbis 102. In afwijking van artikel VII 30 blijft het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat op de datum van de overheveling, per uur prestatie op zaterdag een toelage van 50% van 1/1976 van de bruto jaarwedde (verhoogd met de haard- of standplaatstoelage) ontving, die toelage verder krijgen, als het personeelslid de functie blijft uitoefenen.

De lijnmanager kan beslissen om de zaterdagtoelage, vermeld in het eerste lid, om te zetten in niet te presteren uren, gelijk aan 50% van het aantal zaterdaguren. Als de omzetting niet binnen vier maanden opgenomen wordt, wordt de zaterdagtoelage ambtshalve betaald.

Art. VIIbis 103. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat op de datum van de overheveling conform artikel 346, §2, van de rechtspositieregeling van APB Sport (provincieraad 23 april 2009), een compensatie kreeg voor het wegvallen van de aanmoedigingspremie social profit sector PC 329, blijft die compensatie krijgen in de vorm van een maandelijkse weddebijslag als de toekenningsvoorwaarden die golden op de startdatum van de toekenning bij de provincie, onveranderd blijven.

Art. VIIbis 104. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat op de datum van de overheveling conform artikel 346, §2, van de rechtspositieregeling van APB Sport (provincieraad 23 april 2009), een compensatie kreeg voor het wegvallen van de vergoeding van de vzw Mens en Beweging, blijft die compensatie krijgen in de vorm van een maandelijkse weddebijslag als de toekenningsvoorwaarden die golden op de startdatum van de toekenning bij de provincie, onveranderd blijven.

Art. VIIbis 105. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald conform bijlage 17, die bij dit besluit is gevoegd.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt vanaf de datum van overheveling tewerkgesteld in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 17, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. VIIbis 106. §1. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat bij de provincie een functionele loopbaan had, behoudt die functionele loopbaan, waarbij de schaalanciënniteit vanaf de datum van de overheveling wordt opgebouwd overeenkomstig dit besluit.

De volgende schaal in de functionele loopbaan wordt toegekend overeenkomstig bijlage 17, die bij dit besluit is gevoegd.

§2. In de basisgraden wordt in alle niveaus:
1° de tweede schaal in de functionele loopbaan toegekend na vier jaar schaalanciënniteit in de eerste schaal;
2° de derde schaal in de functionele loopbaan toegekend na veertien jaar schaalanciënniteit in de tweede schaal.

In niveau A wordt schaal A113 / A123 als vierde schaal in de functionele loopbaan toegekend na 24 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit.

In niveau A wordt schaal A114 / A124 toegekend na negen jaar schaalanciënniteit in schaal A113 / A123.

In niveau C wordt schaal C114 toegekend na negen jaar schaalanciënniteit in schaal C113.

§3. In de bevorderingsgraden wordt in alle niveaus de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan toegekend na negen jaar schaalanciënniteit in de eerste schaal.

§4. In afwijking van paragraaf 2 worden voor de titularissen van de provinciale schalen van niveau E die overeenkomstig bijlage 17 bij dit besluit ingeschaald werden in schaal D111 met in overgang salarisschaal D150, de volgende schalen in de functionele loopbaan toegekend volgens de regeling die geldt voor de personeelsleden van de rang D1. Hun administratieve anciënniteiten nemen aanvang vanaf hun inschaling in niveau D.

Art. VIIbis 107. De jeugdzorgtoelage vermeld in artikel VII 45, §1, wordt toegekend aan de personeelsleden van niveau B en C van MFC Heynsdaele met de functie van opvoeder of hoofdopvoeder die overgeheveld zijn in het kader van de afslanking van de provincies en die ter beschikking gesteld worden van de vzw Wagenschot, voor zover ze na de overheveling dezelfde functie blijven uitoefenen.

Bijkomend wordt hun een supplement toegekend van 583 euro (100%) op jaarbasis.

De voormelde toelage en het supplement worden ook toegekend aan de personeelsleden van de technische dienst van MuZee die overgeheveld zijn in het kader van de afslanking van de provincies en die ter beschikking gesteld worden van de vzw MuZee, voor zover ze na de overheveling dezelfde functie blijven uitoefenen.

Art. VIIbis 108. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat bij de provincie een aanvullende pensioenregeling kreeg, behoudt die regeling zoals ze bestond op de datum van de overheveling en zoals ze vastgelegd was in een beslissing van de respectieve provincieraden.

Hoofdstuk 6. Overgangsbepaling naar aanleiding van de invoering van een aanvullend pensioen voor de contractuele personeelsleden

Art. VIIbis 109. In afwijking van artikel VII 109novies wordt de op 1 januari 2018 bestaande aanvullende pensioenregeling, die voordeliger is, behouden voor de contractuele personeelsleden die behoren tot een van de volgende categorieën:
1° de contractuele personeelsleden die vanaf 1 januari 2018 overgeheveld zijn in het kader van de afslanking van de provincies;
2° het instructie- en technisch omkaderingspersoneel van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
3° de contractuele personeelsleden die op 1 januari 2015 overgeheveld zijn van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost in het kader van de zesde staatshervorming;
4° de contractuele personeelsleden van de opstartformatie van het IWT die op 1 januari 2016 overgeheveld zijn naar het Agentschap Innoveren en Ondernemen;
5° de contractuele personeelsleden met een hooggekwalificeerde betrekking of een bijkomende en specifieke opdracht;
6° de contractuele personeelsleden op het uitdovend contractuele kader van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen die op 1 januari 2003 overgeheveld zijn van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel;
7° de contractuele personeelsleden die op 1 januari 2014 overgeheveld zijn van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt.

De contractuele personeelsleden die behoren tot een van de limitatief opgesomde categorieën, vermeld in het eerste lid, kunnen er op elk ogenblik voor kiezen om over te stappen naar het aanvullend pensioenstelsel, vermeld in artikel VII 109novies. Die overstap is onomkeerbaar en geldt alleen voor de toekomst.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid zijn overgeheveld

Art. VIIbis 110. De geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid is overgeheveld, is gelijk aan de werkelijke geldelijke anciënniteit op de datum van die overheveling.

Art. VIIbis 111. Voor elk personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid is overgeheveld, wordt op 1 januari 2019 een startbedrag aan jaarsalaris (tegen 100%) bepaald waarin de jaarlijkse verhogingen en schaalbonificatie opgenomen zijn die sinds 1 januari 2017 bij de federale overheid zijn toegekend.

Voor titularissen van de premie voor competentieontwikkeling van wie de schaalbonificatie verminderd of opgeschort is tot na de afloop van de geldigheidsduur van de premie voor competentieontwikkeling, wordt het bedrag van de premie ook in het jaarsalaris op 1 januari 2019 opgenomen. De competentiepremie wordt niet langer toegekend.

In afwijking van het tweede lid wordt de competentiepremie wel nog toegekend aan de titularissen van die premie met de federale schaal BT2 met op 1 januari 2019 meer dan dertig jaar geldelijke anciënniteit waarvan de geldigheidsduur van de competentiepremie eindigt in 2021.

De startbedragen (met de tussentijdse verhogingen en het maximum toe te kennen bedrag), vermeld in het eerste lid, zijn opgenomen in bijlage 20, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. VIIbis 112. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg en federaal na afloop van de geldigheidsduur van die toelage een hogere salarisschaal zou hebben gekregen, wordt na afloop van die geldigheidsduur, op basis van de federale schaal die hij zou hebben gekregen, heringeschaald conform bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd.

Om het federale jaarsalaris bij de herinschaling te berekenen, wordt het startbedrag in de nieuwe federale schaal bepaald op 1 januari 2019 en verhoogd met de tussentijdse verhogingen sinds de voormelde datum en de datum van de herinschaling. Dat laatste bedrag wordt dan afgezet tegenover het nieuwe Vlaamse jaarsalaris. Het hoogste jaarsalaris wordt toegekend.

Art. VIIbis 113. §1. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld wordt naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald conform bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld wordt naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt vanaf de datum van de overheveling tewerkgesteld in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd.

§2. Het Vlaams jaarsalaris (tegen 100%) wordt bij de inschaling en nadien bij elke stijging van de geldelijke anciënniteit of wijziging van salarisschaal vergeleken met het federale jaarsalaris (rekening houdende met de vaste federale tussentijdse verhogingen en maximumbedragen) op dezelfde datum. Het hoogste bedrag wordt toegekend.

Art. VIIbis 114. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 wordt overgeheveld in het kader van een staatshervorming en dat op de datum van de overheveling wordt betaald in een salarisschaal als vermeld in artikel 5 tot en met 8 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, wordt ingeschaald conform rubriek B van bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd.

In afwijking van artikel VII 1 wordt het personeelslid ingeschaald op het salarisbedrag in de aangegeven Vlaamse salarisschaal, net hoger dan het saldo van het salarisbedrag in de federale salarisschaal op de datum van de overheveling. Er wordt een fictieve geldelijke anciënniteit toegekend die gelijk is aan de anciënniteit die met het salarisbedrag in de Vlaamse schaal correspondeert.

Als door toepassing van het tweede lid het voormelde saldo op de datum van de overheveling hoger is dan het maximum van de voorgestelde Vlaamse salarisschaal, wordt, in afwijking van artikel VII 1, het onmiddellijk hogere salarisbedrag uit de salarisschaal die verbonden is aan de eerstvolgende trap van de functionele loopbaan toegekend.

Als door toepassing van het tweede lid de inschaling gebeurt op de hoogste trap van de functionele loopbaan, krijgt het personeelslid, in afwijking van artikel VII 1, een jaarsalaris dat gelijk is aan het jaarbedrag in de nieuwe federale schaal op de datum van de overheveling.

Als de fictieve geldelijke anciënniteit hoger is dan de werkelijke geldelijke anciënniteit, wordt die fictieve geldelijke anciënniteit omgezet in werkelijke geldelijke anciënniteit.

Als de fictieve geldelijke anciënniteit lager is dan de werkelijke geldelijke anciënniteit, wordt de fictieve geldelijke anciënniteit jaarlijks verhoogd met twaalf maanden tot de fictieve geldelijke anciënniteit gelijk is aan de reële geldelijke anciënniteit. Als het verschil tussen de reële geldelijke anciënniteit en de fictieve geldelijke anciënniteit minder dan twaalf maanden bedraagt, wordt de verhoging van de fictieve geldelijke anciënniteit beperkt tot dat verschil. Als de fictieve anciënniteit gelijk is aan de reële, verloopt de verloning verder overeenkomstig de reële geldelijke anciënniteit.

Art. VIIbis 115. §1. Het personeelslid, vermeld in artikel VIIbis 115, dat vanaf 1 januari 2019 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als ze toegekend zou zijn bij de federale overheid.

§2. Het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de diensten van de Vlaamse overheid is gelijk aan het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de federale overheid op de datum van de overheveling voor het niveau, de graad en de meting in kwestie.

§3. De premie wordt een keer per jaar uitbetaald in de maand september naar rato van de prestaties van de voorbije twaalf maanden.

Art. VIIbis 116. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van FAMIFED is overgeheveld en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid titularis is van een mandaatfunctie met verloning in salarisband klasse 4, wordt op basis van zijn organieke graad en schaal ingeschaald conform artikel

VIIbis 115 en rubriek B van bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd.

Het personeelslid in kwestie ontvangt vanaf de datum van de overheveling en tot en met 30 november 2021, een tijdelijke toelage ten bedrage van maximaal het verschil tussen het Vlaams salaris en het federale salaris van de mandaatfunctie.

De tijdelijke toelage, vermeld in het tweede lid, wordt in aanmerking genomen om het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de prestatietoelage te berekenen.

Art. VIIbis 117. Het personeelslid met de functie van inspecteur of controleur dat vanaf 1 januari 2019 van de federale overheidsdienst FAMIFED is overgeheveld in het kader van een staatshervorming en dat op de datum van die overheveling de forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten krijgt, vermeld in artikel 86 en 121 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, krijgt, op voorwaarde dat hij de functie binnen hetzelfde werkveld blijft uitoefenen, de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling, op voorwaarde dat die regeling bij de federale overheid blijft bestaan

Er is geen cumulatie mogelijk met de maaltijdchequeregeling, vermeld in artikel VII 109bis.

Art. VIIbis 118. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 van de federale overheidsdienst FAMIFED is overgeheveld in het kader van een staatshervorming en dat op de datum van de overheveling de vergoeding voor bureaukosten krijgt, vermeld in het ministerieel besluit van 14 juni 2017 betreffende de toekenning van een vergoeding voor bureaukosten aan sommige personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag, krijgt, op voorwaarde dat hij de functie blijft uitoefenen, de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling, op voorwaarde dat die regeling blijft bestaan bij de federale overheid.

Er is geen cumulatie mogelijk met de bepalingen van artikel VII 109.

Art. VIIbis 119. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 van de federale overheidsdienst FAMIFED is overgeheveld in het kader van een staatshervorming en dat op de datum van de overheveling de directietoelage krijgt, vermeld in artikel 23 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, krijgt, op voorwaarde dat het de functie blijft uitoefenen, de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling, op voorwaarde dat die regeling blijft bestaan bij de federale overheid.

Art. VIIbis 120. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 van de federale overheidsdienst FAMIFED is overgeheveld in het kader van een staatshervorming, krijgt het sociale voordeel vermeld in artikel VII 109bis en VII 109ter.

Hoofdstuk 8. Geboorteverlof

Art. VIIbis 121. Voor de geboortes die plaatsvonden voor 1 januari 2021 blijft de regeling inzake de toelage zoals die gold op de dag van de geboorte van kracht.

Art. 17. Aan artikel VIII 5 van hetzelfde besluit wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Voor een personeelslid dat aangeworven is vanaf 1 juni 2024 of een personeelslid dat ervoor gekozen heeft onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 1 van deel VII van dit besluit te ressorteren, betekent de lagere inschaling dat hij in zijn huidige schaal maximaal teruggezet wordt naar trap nul.”.

Art. 18. Bijlage 5 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2022, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 19. Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2023, wordt een bijlage 5bis toegevoegd, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd.

Art. 20. Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2023, wordt een bijlage 21 toegevoegd, die als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd.

Art. 21. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2024.

Art. 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 maart 2024

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Jan JAMBON

De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen

Gwendolyn RUTTEN