Hoofdletters - 06. Namen van talen en dialecten
Volgens de hoofdregel schrijven we eigennamen met een hoofdletter en soortnamen met een kleine letter. Het onderscheid tussen eigennaam en soortnaam is soms subtiel. Hieronder staan de specifieke regels voor het hoofdlettergebruik in namen van talen en dialecten.
Regel 1 - Hoofdregel
Schrijf de naam van een taal, een dialect of een andere taalvariëteit met een hoofdletter.
Een taalnaam die is afgeleid van een aardrijkskundige naam, behoudt de hoofdletters van de aardrijkskundige naam.
Regel 2
Schrijf aanduidingen die een negatieve waardering voor een taal of een manier van spreken uitdrukken, klein.
Regel 3 - Afleidingen
Schrijf zelfstandige naamwoorden en werkwoorden die van taalnamen zijn afgeleid, klein.
Regel 4 - Samenstellingen
Schrijf elementen als hoog, laat, middel, nieuw, oud, plat, standaard en vroeg met een hoofdletter in de naam van een taal of dialect.
Regel 4.1
UITZONDERING: Schrijf elementen als laat, oud en vroeg klein als het geheel niet naar een taalnaam maar naar een situering in de tijd verwijst.
Regel 5 - Woordgroepen
Schrijf elementen als antiek, hedendaags, klassiek en modern klein als ze worden gebruikt in een woordgroep met een taalnaam.