Gedaan met laden. U bevindt zich op: Hoofdletters - 03. Aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur Hoofdletters

Hoofdletters - 03. Aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur

Volgens de hoofdregel schrijven we eigennamen met een hoofdletter en soortnamen met een kleine letter. Het onderscheid tussen eigennaam en soortnaam is soms subtiel. Hieronder staan de specifieke regels voor het hoofdlettergebruik bij aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur.

Regel 1

Schrijf in een tekst aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur klein.

Het zijn soortnamen.

Voorbeelden
  • bisschop, de heer Jansen, een imam, mevrouw Anna Van den Bossche, minister-president, pastoor, de paus, paus Franciscus, prinses Elisabeth, prof. dr. J. Van Eyken, professor Peeters, een rabbijn, secretaris-generaal
  • in de aanhef van een brief of mail: Geachte heer Janssens, Mevrouw de voorzitter, Beste medewerker, Mijnheer de minister

Regel 2

Schrijf de voornaamwoorden u en uw klein.

Voorbeelden

Ik bezorg u het verslag. Kunt u uw directie inlichten? Dank u.

Regel 3

Schrijf een of meer hoofdletters als u iemand met bijzonder respect aanspreekt of met een protocollaire formule naar iemand verwijst.

Voorbeelden

Heilige Vader (aanspreking van de paus), Uwe Majesteit (aanspreking van een vorst), Zijne Excellentie, Zijne Koninklijke Hoogheid

Zie ook