Aaneenschrijven - 11. Combinaties met voorzetsels en bijwoorden
Regel 1 - Voornaamwoordelijke bijwoorden
Schrijf voornaamwoordelijke bijwoorden met er, hier, daar of waar aaneen.
Het gaat om combinaties van er, hier, daar, waar en een of meer voorzetselbijwoorden (bijvoorbeeld af, aan, achter, door, heen, in, mee, op, toe, uit, van, voor). Je kunt het voornaamwoordelijk bijwoord herkennen aan het feit dat je het kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en naamwoord: hij zit erop = hij zit op de stoel.
Regel 2
Schrijf voornaamwoordelijke bijwoorden met er ook aaneen in vaste combinaties waarin het voornaamwoordelijk bijwoord loos is.
Bij zulke combinaties kun je het bijwoord niet vervangen, omdat het samen met het werkwoord een eenheid vormt met een specifieke betekenis. Het voornaamwoordelijk bijwoord heeft op zichzelf weinig betekenis.
Regel 3
Schrijf voornaamwoordelijke bijwoorden met ergens, nergens en overal los.
Regel 4
Schrijf een voorzetsel of bijwoord los van er, hier, daar of waar als het hoort bij het woord dat of de woordgroep die erop volgt.
In zulke gevallen kun je het voornaamwoordelijk bijwoord niet vervangen. Er, hier, daar of waar heeft de letterlijke betekenis ‘op die/deze plek, op welke plek’ of er is betekenisloos.
Regel 5 - Samengestelde werkwoorden
Schrijf een voorzetselbijwoord dat deel uitmaakt van een samengesteld werkwoord, niet aan een voornaamwoordelijk bijwoord vast.
Om zulke combinaties te analyseren, moet je kijken om welk werkwoord het gaat. In uitgaan van iets is uit een voorzetselbijwoord dat onlosmakelijk deel uitmaakt van het werkwoord uitgaan. In combinatie met een voornaamwoordelijk bijwoord (zoals ervan) wordt het niet aan dat voornaamwoordelijk bijwoord vast geschreven.
Regel 6 - Combinaties van bijwoord en voorzetsel
Schrijf combinaties van een voorzetselbijwoord (zoals boven, onder, achter) of een bijwoord (zoals dicht, vlak) en een voorzetsel (zoals op, in, aan) los als ze door een zelfstandig naamwoord gevolgd worden.
Ook zonder het voorzetselbijwoord of bijwoord blijft de zin correct: Het boek lag (onder) in de la. De combinaties bovenaan, onderaan, achteraan en vooraan kunnen ook aan elkaar geschreven worden als ze door een zelfstandig naamwoord gevolgd worden.
Regel 6.1
UITZONDERING: Schrijf bovenaan, onderaan, achteraan en vooraan altijd aaneen als het linkerdeel (boven, onder, achter, voor) niet weggelaten kan worden.
Regel 7
Schrijf combinaties van een voorzetselbijwoord zoals boven, onder, achter en een voorzetselbijwoord zoals op, in, aan aaneen als ze niet door een zelfstandig naamwoord gevolgd worden.
Ze worden dan als bijwoord gebruikt.