Deel X. De verloven en dienstvrijstellingen
Titel 2. Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen
Titel 2 bevat Art. X 9 tot en met Art. X 12
Art. X 9
§ 1. Het personeelslid heeft met inachtneming van de behoeften van de dienst een jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.
Het personeelslid heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, 4 werkdagen vakantie te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan gesteld worden.
Boven op de 35 werkdagen vakantie heeft het personeelslid van 55 jaar of ouder recht op volgend aantal extra werkdagen vakantie:
1. | vanaf 55 jaar: 1 werkdag; |
2. | vanaf 57 jaar: 2 werkdagen; |
3. | vanaf 59 jaar: 3 werkdagen; |
4. | vanaf 60 jaar: 4 werkdagen; |
5. | vanaf 61 jaar: 5 werkdagen.[6] |
Deze regeling is niet van toepassing op personeelsleden die van een bijzondere verlofregeling van de openbare ziekenhuizen genieten, of de bijzondere verlofregeling, vermeld in § 3.[6]
Het personeelslid kan jaarlijks maximaal elf werkdagen verlof opsparen. Het opgespaarde verlof kan nooit meer dan 150 werkdagen bedragen. Het personeelslid wendt het opgespaarde verlof aan in de volgende kalenderjaren. Het personeelslid heeft het recht dit opgespaarde verlof op te nemen vóór zijn pensionering met behoud van de toepassing van artikel VII 11, §2.[37][76]
In afwijking van het vierde lid kan het personeelslid dat het onbetaald verlof vermeld in artikel X 62, § 1, 1°, opneemt in het jaar waarin het dit onbetaald verlof heeft opgenomen maximaal vijf werkdagen naar het volgende jaar overdragen.[37]
Een personeelslid dat door ziekteverlof niet in staat was om tijdens het lopende kalenderjaar al zijn jaarlijkse vakantiedagen op te nemen, kan bovenop de elf dagen vermeld in het vierde lid of de vijf dagen vermeld in het vijfde lid maximaal dertien bijkomende dagen jaarlijkse vakantiedagen overdragen naar het volgende kalenderjaar. De jaarlijkse vakantiedagen die op grond van dit lid werden overgedragen, tellen niet mee voor de berekening van het maximum van 150 werkdagen vermeld in het vierde lid en moeten binnen de twee jaar die volgen op de overdracht van van de jaarlijkse vakantiedagen worden opgenomen. Bij niet-opname binnen de twee jaar na overdracht gaan de overgedragen dagen verloren.[44]
In afwijking van het zesde lid kan een personeelslid dat door ziekteverlof niet in staat was om tijdens het lopende kalenderjaar al zijn jaarlijkse vakantiedagen op te nemen en dat door het bereiken van de grens van 150 werkdagen vermeld in het vierde lid de elf dagen vermeld in het vierde lid of de vijf dagen vermeld in het vijfde lid niet of niet volledig kon overdragen bijkomend respectievelijk maximaal elf of vijf dagen jaarlijkse vakantiedagen overdragen naar het volgende jaar die binnen de twee jaar na de overdracht moeten worden opgenomen. Bij niet-opname binnen de twee jaar na overdracht gaan de overgedragen dagen verloren.[44]
Ingeval het personeelslid door ziekte of arbeidsongeval zijn vakantieverlofdagen niet heeft kunnen opnemen vóór de pensionering, worden de bepalingen van artikel VII 11, § 2 toegepast.[6] Deze regeling is overeenkomstig van toepassing op het verlof dat met toepassing van het zesde en zevende lid werd overgedragen.[44]
[57]§1bis. Voor het kalenderjaar 2020 kan de lijnmanager bovenop de elf vakantiedagen, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, een overdracht van maximaal vier dagen jaarlijkse vakantie toestaan aan de personeelsleden die aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn tewerkgesteld bij:
a) het Agentschap Zorg en Gezondheid;
b) het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
c) het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel;
d) het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem;
e) het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust;
f) de Vlaamse Waterweg;
g) het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen;
2° ze konden door de maatregelen die genomen zijn in het kader van de bestrijding van het COVID-19-virus hun vakantiedagen niet opnemen doordat ze op vraag van de lijnmanager de dienstverlening moesten waarborgen;
3° ze oefenden tijdens het kalenderjaar 2020 een functie uit of waren belast met een opdracht als vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 21, die bij dit besluit is gevoegd.
De vakantiedagen die met toepassing van het eerste lid worden overdragen, tellen mee voor de berekening van het maximum van 150 werkdagen, vermeld in paragraaf 1, vierde lid.
Voor de personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, maar het maximum van 150 werkdagen al bereikt hebben, wordt het maximum gedurende de kalenderjaren 2021 en 2022 opgetrokken tot maximaal 154 werkdagen.
De overdrachtsmogelijkheid, vermeld in deze paragraaf, is niet van toepassing op de volgende personeelsleden:
1° personeelsleden die tijdens het kalenderjaar 2020 gebruikmaken van het onbetaald verlof, vermeld in artikel X 62, §1, eerste lid, 1°, en artikel X 81bis;
2° personeelsleden die vallen onder de overdrachtsmogelijkheid, vermeld in paragraaf 1, zesde lid;
3° personeelsleden die tijdens het kalenderjaar 2020 vrijgesteld zijn van arbeid als gevolg van maatregelen die zijn uitgevaardigd in het kader van de bestrijding van het COVID-19-virus.
Als het personeelslid door ziekte of arbeidsongeval de vakantiedagen, vermeld in deze paragraaf, niet vóór de pensionering kon opnemen, worden de bepalingen, vermeld in artikel VII 11, §2, toegepast.[57]
§ 2. Het personeelslid in continudienst heeft recht op 35 vakantiedagen omgerekend in verhouding tot de normale dagelijkse arbeidsduur.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 hebben de volgende personeelsleden van het agentschap Opgroeien[60] die in een gemeenschapsinstelling of in het Vlaams detentiecentrum De Wijngaard[32] werken, recht op het hierna vermelde aantal jaarlijkse verlofdagen: de personeelsleden van niveau D, C en B met de functie van begeleider, leraar, nachtwaker of bewakingsassistent[32]. Personeelsleden met de graad van leidinggevend hoofddeskundige worden uitgesloten van dit voordeel.[18]
leeftijd | aantal verlofdagen |
---|---|
van 45 tot en met 49 jaar | 36 dagen |
van 50 tot en met 54 jaar | 48 dagen |
van 55 tot en met 64 jaar | 60 dagen |
[18]
De regeling vermeld in het eerste lid is overeenkomstig van toepassing op de in het kader van de afslanking van de provincies overgehevelde personeelsleden van niveau B en C van MFC Heynsdaele met de functie van opvoeder, hoofdopvoeder of groepschef die recht hadden op het eindeloopbaanverlof en die ter beschikking gesteld worden van de vzw Wagenschot, voor zover zij na de overheveling dezelfde functie blijven uitoefenen.[36]
§ 4. Het personeelslid kan er uiterlijk vóór de aanvang van het vakantiejaar voor kiezen om jaarlijkse halve of volledige vakantiedagen om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies.
Het aantal jaarlijkse vakantiedagen dat het personeelslid conform het eerste lid kan omzetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel VII 109undecies, wordt in mindering gebracht van het maximale aantal jaarlijkse vakantiedagen dat het personeelslid met toepassing van paragraaf 1, vierde en vijfde lid, voor het vakantiejaar in kwestie kan opsparen.[70]
§ 5. Het personeelslid dat er met toepassing van paragraaf 4 voor kiest om jaarlijkse vakantiedagen om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in artikel
VII 109undecies, doet voor de periode waarop de fietsleasing betrekking heeft definitief afstand van het recht op de jaarlijkse vakantiedagen.
In het geval de leaseprijs lager is dan de waarde van de met toepassing van paragraaf 4 ingezette vakantiedagen, wordt het saldo jaarlijks uitbetaald als toelage.[70]
Art. X 10
Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.
Wanneer een personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn functie definitief neerlegt, bij de diensten van de Vlaamse overheid, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.[2]
Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar.
In afwijking van het derde lid, ondergaat het jaarlijks vakantieverlof van het contractuele personeelslid geen evenredige vermindering in geval van:
1° | afwezigheid wegens ziekte of ongeval; |
2° | moederschapsrust;[9] |
3° | afwezigheid wegens militaire dienst die geen volle kalendermaand beslaat; |
4° | |
5° | geboorteverlof;[37] |
6° | pleegzorgverlof en pleegouderverlof;[49] |
7° | het onbetaalde verlof wegens een prestatie als militair van het reservekader bij de krijgsmacht.[63] |
In afwijking van het derde lid wordt het jaarlijkse vakantieverlof van de ambtenaar niet evenredig verminderd in geval van:
1° pleegzorg;
2° pleegouderverlof;
3° het geboorteverlof waarin de ambtenaar geen recht heeft op een volledig salaris;
4° het onbetaald verlof wegens een prestatie als militair van het reservekader bij de krijgsmacht;[63]
5° het ziekteverlof waarin de ambtenaar recht heeft op een herleid salaris.[81]
Art. X 11
§ 1. Het personeelslid heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december.
§ 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft het personeelslid dat niet in een continuregeling tewerkgesteld wordt, vakantie voor de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.
Het personeelslid dat verplicht is om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen.
§ 3. Het personeelslid tewerkgesteld in continudienst die werkt of in rust is op de in § 1 vermelde dagen krijgt hiervoor vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen genomen worden.
§ 4. Het personeelslid dat niet in continudienst werkt en dat vóór Kerstmis de diensten van de Vlaamse overheid verlaat ingevolge pensionering krijgt vervangende vakantiedagen gelijk aan het aantal feestdagen die samenvallen met een zaterdag of zondag tijdens het gedeelte van het jaar voorafgaand aan de pensionering.
Art. X 12
De in deze titel bedoelde vakantiedagen worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Een personeelslid dat voorafgaand aan zijn jaarlijks verlof ziek wordt, kan het jaarlijks verlof intrekken.[44]
Een personeelslid dat tijdens zijn jaarlijkse vakantie ziek wordt of een ongeval heeft, kan de periode van jaarlijkse vakantie die overeenstemt met de periode gedurende welke men door de ziekte of ongeval arbeidsongeschikt was, omzetten naar ziekteverlof. Opdat de jaarlijkse vakantiedagen naar ziekteverlof kunnen worden omgezet, moet:
1° het personeelslid een getuigschrift van zijn behandelend arts indienen waaruit de startdatum en duur van de arbeidsongeschiktheid blijkt;
2° de arbeidsongeschiktheid melden overeenkomstig de regeling die is opgenomen in het arbeidsreglement.[44]