VB 22005 - Kanscontract en beding van aanwas
- Nummer
- 22005
- Datum beslissing
- 28 maart 2022
- Publicatiedatum
- 29 april 2022
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat:
1.1. De voorgelegde kanscontracten (Bijlagen 6-8 bij de aanvraag) tussen de echtgenoten rechtsgeldig zijn en kwalificeren als kanscontracten onder bezwarende titel;
1.2. Het afsluiten van de voorgelegde kanscontracten niet onderworpen zal worden aan schenkbelasting en dat aldus de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.3. Het afsluiten van de voorgelegde kanscontracten niet onderworpen zal worden aan erfbelasting en dat aldus de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.4. De herroeping van de schenkingen, alsook de wijziging van het huwelijkscontract, gevolgd door het afsluiten van de voorgelegde kanscontracten geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF nu er ook niet-fiscale motieven aan de grondslag liggen van de vooropgestelde verrichtingen.
2. De Aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door mevrouw […] en mevrouw […], te […], namens:
3.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1950 en met rijksregisternummer […]; en
3.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1951 en met rijksregisternummer […].
hierna gezamenlijk de "Aanvragers" genoemd.
4. De Aanvragers zijn gehuwd initieel onder het Nederlands wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen op xx.xx.1972, bij gebreke van huwelijkscontract. Op xx.xx.2005 zijn zij overgestapt naar het Nederlandse stelsel van uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen bij akte verleden voor notaris […] te […], waarbij een optioneel finaal verrekenbeding werd toegevoegd (Bijlage 1 bij de aanvraag).
5. Zij hebben geen kinderen. Geen van hen heeft kinderen uit een vorige relatie.
6. De Aanvragers wonen samen te […]. Zij hebben hun woonplaats reeds meer dan vijf jaar ononderbroken in het Vlaamse Gewest gevestigd.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
7. HERROEPING WEDERZIJDSE SCHENKING BELEGGINGSPORTEFEUILLES
7.1. ALGEMEEN
Bij schenkingsakten van xx.xx.2014 verleden voor notaris […] te […] hebben de Aanvragers elkaar de volgende wederzijdse schenking gedaan (Bijlagen 2-3 bij de aanvraag):
- Schenking door de heer X aan mevrouw Y: de volle eigendom van de portefeuilles gehouden bij bank […] te […] met nummers […] (effecten) en […] (vruchten) voor een totale waarde van 1.771.691,61EUR;
- Schenking door mevrouw Y aan de heer X: de volle eigendom van de portefeuilles gehouden bij bank […] te […] met nummers […] (effecten) en […] (vruchten) voor een totale waarde van 1.768.881.66 EUR.
De voormelde beleggingsportefeuilles behoorden tot hun respectievelijke eigen vermogens ingevolge de hierboven besproken overgang van het wettelijk stelsel van gemeenschap naar het stelsel van uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. De tijdsspanne tussen de wijziging van hun huwelijkscontract en voormelde wederzijdse schenking bedroeg bijna 9 jaar.
Deze wederzijdse schenking is gebeurd onder de ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de begiftigde voor de schenker. De schenker beschikt evenwel over de mogelijkheid om afstand te doen van deze ontbindende voorwaarde binnen een termijn van vier maanden na het overlijden van de begiftigde. In geval van ontbinding wordt de schenking retroactief ontbonden, in de zin dat de geschonken beleggingsportefeuilles (of hetgeen hiervoor in de plaats is gekomen) en de vruchten en inkomsten van deze goederen zullen terugkeren naar het vermogen van de schenker (zie artikel IV, A van de schenkingsakten in bijlage bij de aanvraag). Daarnaast is ook een clausule van zakelijke subrogatie opgenomen in de schenkingsakten (zie artikel IV, B van de schenkingsakten in bijlage bij de aanvraag).
Deze schenkingen zijn herroepelijk omdat het schenkingen tussen echtgenoten betreft. In de schenkingsakten wordt het herroepelijk karakter van de schenkingen (tussen echtgenoten) zoals geregeld door artikel 1096 van het oud Belgisch Burgerlijk Wetboek bevestigd. Geen van de echtgenoten kan aan deze mogelijkheid tot herroepen verzaken. Het herroepingsrecht is namelijk van openbare orde.
De Aanvragers hebben het voornemen om voormelde wederzijdse schenking te herroepen, bij onderhandse akte (Bijlagen 4-5 bij de aanvraag).
7.2. GEVOLGEN HERROEPING WEDERZIJDSE SCHENKING TUSSEN ECHTGENOTEN
In principe gebeurt de herroeping van deze schenking met terugwerkende kracht. Dit wil zeggen dat de goederen die destijds werden geschonken in de regel in natura moeten worden teruggegeven aan de schenker. Slechts wanneer de teruggave in natura niet langer mogelijk is (bv. omdat het goed tenietgegaan is of omdat het intussen werd vervreemd aan een derde) kan er bij equivalent worden teruggegeven.
Het voorwerp van de schenking betreft de beleggingsportefeuilles in hun geheel (en dus niet de samenstellende onderdelen ervan). In concreto heeft de herroeping van de schenking dus tot gevolg dat de beleggingsportefeuilles als voorwerp van de schenking in beginsel in natura dienen te worden teruggegeven aan de schenker.
Volgens de gangbare opvatting in de rechtsleer, dient de begiftigde bij herroeping de vruchten (en inkomsten) echter pas terug te geven vanaf het moment dat de schenking wordt herroepen. De vruchten die tussen het tijdstip van de schenking, in casu xx.xx.2014, tot aan het tijdstip van herroeping werden verworven, blijven dus in principe toebehoren aan de begiftigde.
Na herroeping van voormelde schenkingen, behoudens voor wat de vruchten betreft, wensen de Aanvragers een kanscontract af te sluiten.
8. WIJZIGING VAN HET HUWELIJKSCONTRACT
De Aanvragers zijn eveneens voornemens hun huidig huwelijkscontract te wijzigen. Zij wensen meer bepaald het optioneel finaal verrekenbeding te schrappen. Het is namelijk gewenst dat de langstlevende echtgenoot bij overlijden van de eerste echtgenoot een voordeel met zakelijke werking krijgt, hetgeen niet op grond van het huidig verrekenbeding kan worden gewaarborgd.
Het optioneel finaal verrekenbeding laat de langstlevende echtgenoot niet toe om van rechtswege en onmiddellijk bij overlijden de volle en exclusieve eigendom te verkrijgen van de beleggingsportefeuilles, maar ook van de andere hieronder genoemde vermogensbestanddelen. Op vlak van berekening en uitwerking is het finaal verrekenbeding ook vrij complex (zie infra).
9. HET SLUITEN VAN EEN KANSCONTRACT
Vervolgens wensen de Aanvragers een kanscontract af te sluiten met betrekking tot de beleggingsportefeuilles, die (opnieuw) tot hun respectievelijke eigen vermogens zullen behoren na herroeping (inclusief de vruchten), samen met een aantal bijkomende bankrekeningen, die eveneens tot hun respectievelijke eigen vermogens behoren, ieder van hen telkens voor de onverdeelde helft. Dit kanscontract zal betrekking hebben op volgende goederen:
Voor wat betreft de heer X:
- De onverdeelde helft van de volle eigendom van een zichtrekening bij […] te […];
- De onverdeelde helft van de volle eigendom van een zichtrekening bij […] te […];
- De volle eigendom van een beleggingsportefeuille met huidig nummer [1] […], verbonden aan de rekening met nummer […] bij de bank […] te […], met inbegrip van de periodieke vruchten die de betrokken echtgenoot zelf heeft genoten (en die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van de herroeping).
Voor wat betreft mevrouw Y:
- De onverdeelde helft van de volle eigendom van een zichtrekening bij […] te […];
- De onverdeelde helft van de volle eigendom van een zichtrekening bij […] te […];
- De volle eigendom van een beleggingsportefeuille met huidig [2] nummer […], verbonden aan de rekening met nummer […] bij de bank […] te […], met inbegrip van de periodieke vruchten die de betrokken echtgenoot zelf heeft genoten (en die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van de herroeping).
Verder wensen de Aanvragers nog een tweede en derde kanscontract af te sluiten met betrekking tot de volgende vermogensbestanddelen, die eveneens tot hun respectievelijke eigen vermogens behoren, al dan niet ieder van hen voor de onverdeelde helft:
Voor wat betreft de heer X:
- Enerzijds de onverdeelde helft van een motorschip genaamd […], geregistreerd in het kadaster te […] onder het brandmerk (registratienummer) "[…]" (hierna genoemd: "het motorschip […]");
- Anderzijds 375 aandelen van de besloten vennootschap "[…]" met zetel te […] en met ondernemingsnummer […] (hierna genoemd: "vennootschap A").
Voor wat betreft mevrouw Y:
- Enerzijds de onverdeelde helft van het motorschip […];
- Anderzijds 375 aandelen van vennootschap A.
De voorgenomen kanscontracten zijn ingegeven vanuit de intentie van de Aanvragers om de langstlevende onder hen te beschermen bij het overlijden van de eerststervende. De Aanvragers wensen vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de voornoemde roerende goederen in natura zal verwerven. Deze zekerheid kan enerzijds niet gerealiseerd worden door middel van een schenking tussen echtgenoten, specifiek voor wat betreft de huidige wederzijdse schenking m.b.t. de beleggingsportefeuilles, aangezien deze schenking te allen tijde en zonder enige motivering eenzijdig herroepbaar is. Verder kan deze zekerheid niet gerealiseerd worden door middel van een testament aangezien ook een testament steeds eenzijdig herroepbaar is. Bovendien wordt een eventuele samenloop met andere erfgenamen ingevolge de wettelijke devolutie uitgesloten door het sluiten van een kanscontract.
Het is tevens de wil van de Aanvragers om gebonden te zijn door de kanscontracten. Zulks kan opnieuw niet worden bereikt door middel van een testament, dan wel door middel van een (wederzijdse) schenking tussen echtgenoten.
De voorgenomen kanscontracten ten bezwarende titel kunnen slechts worden gewijzigd of opgeheven mits toestemming van alle partijen en vormt aldus het meest geschikte instrument om bovengenoemde doelstellingen van de Aanvragers te bereiken.
Verder wensen de Aanvragers dat de langstlevende echtgenoot bij overlijden van de eerste echtgenoot een voordeel met zakelijke werking verkrijgt, en meer bepaald dat de langstlevende van rechtswege en onmiddellijk bij overlijden de volle en exclusieve eigendom verkrijgt van deze vermogensbestanddelen die hem/haar in natura verblijven. Dit kan niet worden gerealiseerd op grond van het huidig verrekenbeding (zie infra).
Het voorgenomen kanscontract m.b.t. de beleggingsportefeuilles en de bankrekeningen, alsook het voorgenomen kanscontract m.b.t. de aandelen zullen onderhands worden afgesloten. Het voorgenomen kanscontract m.b.t. het motorschip zal notarieel worden afgesloten daar dit een registergoed uitmaakt, hetgeen volgens Nederlands recht enkel via notariële akte kan worden overgedragen. Een kopie van het ontwerp van de voorgenomen kanscontracten wordt als bijlage bij deze rulingaanvraag gevoegd (Bijlagen 6-8 bij de aanvraag).
III. Motivering van de aanvraag
10. In haar standpunt nr. 17044 dd. 19 september 2018 (oorspronkelijk gepubliceerd op 29 januari 2018) zette de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden uiteen waaraan een aanwasbeding (kanscontract) moet voldoen opdat het op fiscaal vlak aanvaard zou kunnen worden (i.e. dat de betrokken goederen niet onderworpen zullen worden aan de erfbelasting of de schenkbelasting).
Overeenkomstig het standpunt moet het aanwasbeding (1) opgenomen zijn in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, (2) beperkt zijn via een beschikking onder bijzondere titel en (3) ten bezwarende titel zijn.
Het feit dat een aanwasbeding tussen echtgenoten wordt afgesloten, maakt dit beding op zich niet ongeldig, zoals bevestigd wordt door de Vlaamse Belastingdienst in voormeld standpunt. Wanneer een aanwasbeding (kanscontract) wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de goederen die behoren tot de eigen vermogens van de echtgenoten (zoals dat in casu het geval is).
In casu voldoen de voorgelegde kanscontracten aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet door de Vlaamse Belastingdienst in haar standpunt nr. 17044 dd. 19 september 2018, zodat deze moeten worden beschouwd als kanscontracten ten bezwarende titel. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
10.1. ONDERHANDSE/NOTARIËLE AKTE
Het voorgenomen kanscontract m.b.t. de beleggingsportefeuilles en de bankrekeningen, en het voorgenomen kanscontract m.b.t. de aandelen zullen onderhands (niet-notarieel) worden afgesloten.
In haar standpunt nummer 17044 dd. 19 september 2018 stelt de Vlaamse Belastingdienst uitdrukkelijk dat het aanwasbeding (kanscontract) enkel in een notariële akte moet worden opgenomen indien het betrekking heeft op onroerende goederen.
Aangezien deze kanscontracten in casu enkel betrekking hebben op roerende goederen (i.e. beleggingsportefeuilles, bankrekeningen en aandelen), belet niets Aanvragers om de kanscontracten onderhands af te sluiten.
Dit is anders voor wat betreft het kanscontract m.b.t. het motorschip. Het voorgenomen kanscontract m.b.t. het motorschip zal notarieel worden afgesloten daar dit een registergoed uitmaakt, hetgeen volgens Nederlands recht enkel via notariële akte kan worden overgedragen.
10.2. HET KANSCONTRACT IS TEN BIJZONDERE TITEL
In haar standpunt nummer 17044 dd. 19 september 2018 stelt de Vlaamse Belastingdienst dat de overeenkomst van aanwas onder bijzondere titel is "wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".
Dat is in casu het geval aangezien de voorgelegde kanscontracten enkel betrekking hebben op specifiek omschreven roerende goederen (cfr. supra ) en de goederen die ervoor bij wijze van zakelijke subrogatie ingevolge artikel 3.10 BW in de plaats zullen komen (zulks overeenkomstig het standpunt nummer 17044).
Bovendien voorzien de voorgelegde kanscontracten in casu uitdrukkelijk dat inbrengen van nieuwe goederen niet toegelaten zijn (cfr. artikel 5 kanscontracten in bijlage bij de aanvraag).
Gelet op het voorgaande kwalificeren de kanscontracten in casu aldus als kanscontracten ten bijzondere titel.
10.3. HET KANSCONTRACT IS TEN BEZWARENDE TITEL
10.3.1. PRINCIPE
Een kanscontract wordt traditioneel gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende titel. Het bezwarende karakter volgt uit het feit dat de partijen gelijke kansen bezitten om het goed in totaliteit te verkrijgen. Het is hierbij evenwel van belang dat er een effectieve kansengelijkheid tussen de partijen bestaat. De gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
De Vlaamse Belastingdienst stelt in haar standpunt 17044 dd. 19 september 2018 dat het aanwasbeding (kanscontract) wordt aanzien als een overeenkomst ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. De Vlaamse Belastingdienst vereist daarbij niet dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
De rechtspraak stelt zich bovendien soepel op bij de concrete beoordeling van de gelijke kansen. Een groot leeftijdsverschil vormt voor de hoven en rechtbanken geen beletsel voor de gelijkwaardigheid van kansen. Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout dat een groot leeftijdsverschil van 16 jaar niet problematisch is. Ook het hof van beroep te Antwerpen oordeelde in die zin over een leeftijdsverschil van 14 jaar en een leeftijdsverschil van 10 jaar.
10.3.2. IN CASU
Dat de Aanvragers voornemens zijn om telkens evenwichtige kanscontracten met gelijkheid van kansen te sluiten, blijkt uit de volgende concrete omstandigheden.
10.3 2.1. Gelijkaardige levensverwachting
Ten eerste hebben Aanvragers een gelijkaardige levensverwachting.
Zo hebben Aanvragers een gelijkaardige leeftijd, te weten de heer X 71 jaar (° xx.xx.1950) en mevrouw Y 70 jaar (° xx.xx.1951).
Daarnaast verkeren Aanvragers in eenzelfde goede gezondheid. Zulks werd voor elk van de Aanvragers bevestigd door een geneesheer in een medisch attest (Bijlagen 9-10 bij de aanvraag).
Het leeftijdsverschil van 1 jaar kwalificeert onder de thans geldende rechtspraak als een kansengelijkheid aangezien deze in concreto moet worden beoordeeld en niet enkel mag worden gesteund op een objectieve leeftijd. Aanvragers verwijzen in dat kader naar rechtspraak waarbij er sprake was van een veel groter leeftijdsverschil:
Antwerpen 10 februari 1988, T.Not. 1989, 320: verschil van 20 jaar;
Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGE 2006, nr. 6, 60: verschil van 16 jaar; Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitg.: verschil van 14 jaar; Antwerpen 30 juni 2015, T.Not. 2016, afl. 5, 364: verschil van 10jaar.
Voor zoveel als nodig verwijzen Aanvragers nog naar enkele voorafgaande beslissingen waarin er ook sprake was van een (veel) groter leeftijdsverschil en waar Uw dienst van oordeel was dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid en dus dat er sprake was van een kanscontract onder bezwarende titel:
Voorafgaande beslissing nr. 20014 dd. 25 mei 2020: verschil van 7 jaar; Voorafgaande beslissing nr. 18045 dd. 12 november 2018: verschil van 3 jaar; Voorafgaande beslissing nr. 18036 dd. 05 september 2018: verschil van 2 jaar; Voorafgaande beslissing nr. 18013 dd. 19 maart 2018: verschil van 15 jaar; Voorafgaande beslissing nr. 17058 dd. 19 maart 2018: verschil van 6 jaar; Voorafgaande beslissing nr. 17046 dd. 19 februari 2018: verschil van 15 jaar; Voorafgaande beslissing nr. 17025 dd. 4 september 2017: verschil van 8jaar.
10.3.2.2. Gelijke inleg
Ten tweede doen Aanvragers elk een (nagenoeg) gelijke inleg in de drie kanscontracten.
Wat betreft het voorgelegde kanscontract m.b.t. de beleggingsportefeuilles die tot de respectievelijke eigen vermogens van de Aanvragers behoren, en de bankrekeningen die ieder van hen voor de helft in onverdeeldheid aanhoudt, bestaat er op heden slechts een beperkt waardeverschil, m.n. circa 2.000 EUR .
Gelet op de omvang van beide beleggingsportefeuilles, en meer algemeen de omvang van dit kanscontract in zijn geheel, gaat het dus slechts over een te verwaarlozen waardeverschil. Bovendien is uit de praktijk reeds gebleken dat Uw dienst een nagenoeg gelijke inleg van beide echtgenoten aanvaardt. De Aanvragers verwijzen daarvoor nog naar enkele voorafgaande beslissingen waarin er ook sprake was van een beperkt waardeverschil en waar Uw dienst van oordeel was dat dit waardeverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid en dus dat er sprake was van een kanscontract onder bezwarende titel.[3] Dit is in casu ook het geval.
Wat betreft het voorgelegde kanscontract m.b.t. het motorschip en het voorgelegde kanscontract m.b.t. de aandelen, doen de Aanvragers elk een volledig gelijke inleg in beide kanscontracten. Het motorschip en de aandelen behoren hen elk voor een gelijk deel toe, zodat hun respectievelijke inbrengen per definitie een gelijke waarde hebben. Het motorschip behoort namelijk aan ieder van hen voor de helft in onverdeeldheid toe. Daarnaast behoren telkens 375 aandelen van de vennootschap tot de respectievelijke eigen vermogens van de Aanvragers.
10.3.2.3. Bewoordingen van het kanscontract
Ook uit de bewoordingen van de drie voorgelegde kanscontracten zelf blijkt dat partijen een evenwichtig kanscontract wensen te sluiten:
- Een strikt vervreemdingsverbod (cfr. artikel 2 kanscontracten in bijlage bij de aanvraag).
Het is partijen niet toegestaan eenzijdig de contracten stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden etc. Aanvullend, ter versterking van dit vervreemdingsverbod, hebben partijen zich het verbod opgelegd om aan elkaar volmachten toe te staan. Elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van elke partij vereisen.
- De kanscontracten kunnen slechts worden beëindigd ofwel met wederzijds schriftelijk akkoord van alle partijen ofwel in geval de ontbindende voorwaarde uitwerking krijgt.
De kanscontracten zullen bijgevolg onverkort gelden tussen partijen tenzij ze er, in gezamenlijk overleg, een einde aan stellen ( cfr. artikel 6 kanscontracten in bijlage bij de aanvraag) of ingevolge de beëindiging van hun huwelijk door de inleiding van een vordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed door één van hen of indien zij meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leven om andere redenen dan overmacht, gezondheidstoestand, verzorgingsbehoeften, beroepsnoodwendigheden of om andere redenen die niet wijzen op een duurzame ontwrichting van de relatie ( cfr. artikel 7 kanscontracten in bijlage bij de aanvraag).
10.3.3. BESLUIT
Uit al deze elementen samen, dient aldus te worden besloten dat de voorgenomen kanscontracten ten bezwarende titel zijn.
11. NIET TOEPASSING VAN DE ANTIMISBRUIKBEPALING
11.1. WETTELIJK KADER
De federale antimisbruikbepaling in artikel 18, §2 Vl.W.Reg., ingevoegd door de Wet van 30 maart 1994, werd fundamenteel gewijzigd door artikel 168 van de Programmawet van 29 maart 2012, in werking getreden op 1 juni 2012. Artikel 106, tweede lid Vl.W.Succ. verwijst naar de toepassing van artikel 18, §2 Vl.W.Reg. Belangrijk is dat de oude antimisbruikbepaling inzake successierechten niet van toepassing was op rechtshandelingen gesteld in de privésfeer, maar alleen op verrichtingen gesteld in de economische sfeer. De gewijzigde bepaling - pas in werking getreden op 1 juni 2012 - is wel van toepassing op handelingen gesteld in de privésfeer.
De oude antimisbruikbepaling, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, werd - met ingang van 1 januari 2015 - geïntegreerd in artikel 3.17.0.0.2 VCF, echter zonder dat deze materieelrechtelijke bepaling inhoudelijk werd gewijzigd.
De antimisbruikbepaling in artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt, als volgt:
"Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden."
In de Omzendbrief 2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) heeft de Vlaamse Belastingdienst haar eigen lijst gepubliceerd met rechtshandelingen die worden beschouwd als fiscaal misbruik, al dan niet deel uitmakend van een gecombineerde constructie. Intussen heeft de Vlaamse Belastingdienst tal van standpunten en voorafgaande beslissingen gepubliceerd met betrekking tot rechtshandelingen die al dan niet worden beschouwd als fiscaal misbruik.
11.2. BEWIJSLAST VAN DE ADMINISTRATIE
De Administratie draagt de bewijslast van het fiscaal misbruik en zal moeten bewijzen welke rechtshandeling of geheel van rechtshandelingen het voorwerp van het fiscaal misbruik uitmaken. Hiertoe zal zij in de eerste plaats de geschonden (gefrustreerde) wetsbepaling op basis van concrete en precieze feiten, documenten of akten aanduiden en analyseren (objectief element) en dat de belastingplichtige wezenlijk het behalen van het fiscaal oogmerk voor ogen had (subjectief element). Volgens de Memorie van Toelichting en de Circulaire van 4 mei 201221 moet de strijdigheid met de doelstellingen van de fiscale wetgeving begrepen worden in het licht van het begrip "volstrekt kunstmatige constructie".
Hiermee worden, volgens de Memorie van Toelichting en de Circulaire van 4 mei 2012, rechtshandelingen bedoeld die alleen worden uitgevoerd om belastingen te ontwijken, wanneer een verrichting niet de economische doelstellingen onderliggend aan de fiscale wetgeving nastreeft of geen verband houdt met de economische werkelijkheid of niet aan commerciële of marktvoorwaarden plaatsvindt.
11.3. TEMPOREEL TOEPASSINGSGEBIED
Op 1 juni 2012 trad de antimisbruikbepaling op federaal niveau in werking op vlak van registratie- en successierechten. De antimisbruikbepaling is slechts van toepassing op rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen (die eenzelfde verrichting tot stand brengen) die zijn gesteld sinds 1 juni 2012.
Met ingang van 1 januari 2015 werd de antimisbruikbepaling, zoals van toepassing in het Vlaams Gewest, geïntegreerd in artikel 3.17.0.0.2 van de VCF, weliswaar zonder inhoudelijke wijziging. Uw dienst bevestigde eveneens dat de antimisbruikbepaling enkel van toepassing is op handelingen gesteld vanaf 1 juni 2012. In principe is de antimisbruikbepaling dus niet van toepassing wanneer de betrokken rechtshandeling of één van die rechtshandelingen heeft plaatsgevonden vóór 1 juni 2012.
Traditioneel verdedigde de Federale Administratie echter dat in geval van een geheel van rechtshandelingen die eenzelfde verrichting tot stand brengen, het volstaat dat de laatste van die rechtshandelingen wordt gesteld na de inwerkingtreding van de antimisbruikbepaling. Op die manier zou de antimisbruikbepaling op het geheel kunnen worden toegepast.
De rechtspraak heeft dergelijk standpunt (in laatste aanleg) echter reeds meerdere keren verworpen. Een dergelijk standpunt vindt immers geen steun in de wettekst, die ondubbelzinnig en duidelijk is opgesteld. Dit laatste werd recent zelfs nog meerdere keren door het Hof van Cassatie bevestigd, waarbij het traditionele standpunt van de Federale Administratie wordt verworpen.
De antimisbruikbepaling is aldus in principe slechts van toepassing op een verrichting die bestaat uit een geheel van afzonderlijke rechtshandelingen, indien al die rechtshandelingen hebben plaatsgevonden na de inwerkingtreding van deze bepaling. De Aanvragers gaan er dan ook van uit dat Uw dienst deze laatste rechtspraak zal volgen aangezien dit de enige correcte wetsinterpretatie is.
11.4. NIET-FISCALE MOTIEVEN
De Aanvragers zien niet in op welke wijze de voorgenomen rechtshandelingen de toepassing zouden frustreren van enige fiscale bepaling, waarbij overigens het bewijs door Vlabel dient te worden aangetoond. Niettemin houden de Aanvragers er aan de niet-fiscale motieven uiteen te zetten die de keuze voor de voorgenomen rechtshandelingen verantwoorden.
11.4.1. Kanscontract vs. een testament vs. de wederzijdse herroepelijke schenking vs. het verrekenbeding
11.4.1.1. RECHTSZEKERHEID VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT
De Aanvragers wensen dat de omschreven goederen in natura zullen toekomen aan de langstlevende van hen. Zij hebben daarbij de intentie om de langstlevende onder hen te beschermen bij het overlijden van de eerststervende en tegen de mogelijke aanspraken van ieders familie.
Deze doelstellingen kunnen niet op een andere wijze, m.n. bij wijze van testament of schenking tussen echtgenoten, dan met een kanscontract bereikt worden ( cfr. supra en infra). Uit het herroepelijk karakter van zowel het testament als de schenking gedaan tussen echtgenoten (buiten huwelijkscontract), specifiek voor wat betreft de huidige wederzijdse schenking m.b.t. de beleggingsportefeuilles, vloeit immers voort dat elke aanvrager geen enkele zekerheid heeft dat de andere de beschikkingen opgenomen in zijn/haar testament zou handhaven of de schenking niet zou herroepen. Bovendien wordt een eventuele samenloop met andere erfgenamen - indien de wettelijke devolutie van toepassing zou zijn - uitgesloten door de kanscontracten. De Aanvragers wensen echter vandaag de zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen het motorschip, de aandelen, de beleggingsportefeuilles en de bankrekeningen zou verwerven op voorwaarde dat ieder van hen de kans heeft om effectief het motorschip, de aandelen, de beleggingsportefeuilles en de bankrekeningen te verwerven. Deze zekerheid kan geenszins gerealiseerd worden door middel van een testament of bij wijze van (wederzijdse) schenking tussen de echtgenoten (buiten huwelijkscontract). Deze zekerheid kan wel worden bekomen door middel van een kanscontract aangezien dit slechts wijzigbaar is mits toestemming van beide partijen. Bovendien vermijden de echtgenoten dat de langstlevende in een eventuele samenloop komt met andere erfgenamen.
Het opnemen van een ontbindende voorwaarde van echtscheiding, feitelijke scheiding of einde van de relatie in een kanscontract staat daaraan bovendien niet in de weg. De geldigheid van een dergelijke ontbindende voorwaarde wordt immers op heden uitdrukkelijk aanvaard ingevolge rechtspraak van het Hof van Cassatie, alsook ingevolge wettelijke verankering. Hoewel cliënten wel een ontbindende voorwaarde inschrijven bij echtscheiding, wordt via het kanscontract de (dagelijkse) onzekerheid vermeden over een eventuele herroeping van de schenking. Daarnaast brengt een kanscontract met zich mee dat een gezamenlijk beheer en bestuur aan de vermogensbestanddelen wordt verbonden, hetgeen van belang is zeker voor wat betreft de beleggingsportefeuilles. Bovendien kan geen van hen beiden in principe dan nog alleen over de in het kanscontract geplaatste vermogensbestanddelen beschikken. Dit resultaat kan opnieuw niet worden bereikt enerzijds middels een (wederzijdse schenking) tussen de echtgenoten (buiten huwelijkscontract), anderzijds middels een testament.
Voor zover als nodig verwijzen Aanvragers nog naar enkele voorafgaande beslissingen waarin eveneens een aanwasbeding/kanscontract werd gesloten tussen echtgenoten die gehuwd waren zonder kinderen en waar de Vlaamse Belastingdienst van oordeel was dat er voldoende andere dan fiscale motieven aan de grondslag lagen van het aanwasbeding/kanscontract:
- Voorafgaande beslissing nr. 18010 dd. 19 maart 2018;
- Voorafgaande beslissing nr. 19032 dd. 19 augustus 2019;
- Voorafgaande beslissing nr. 19040 dd. 19 augustus 2019;
- Voorafgaande beslissing nr. 20012 dd. 25 mei 2020;
- Voorafgaande beslissing nr. 20025 dd. 08 juni 2020;
- Voorafgaande beslissing nr. 20055 dd. 09 november 2020;
- Voorafgaande beslissing nr. 21042 dd. 19 juli 2021.
11.4.1.2. VERMOGENSRECHTELIJKE BESCHERMING IN NATURA
De Aanvragers zijn verder voornemens het optioneel finaal verrekenbeding in hun huwelijkscontract te schrappen. Vanuit civiel oogpunt biedt een kanscontract namelijk een voordeel op het finaal verrekenbeding. Voor de werking van het finaal verrekenbeding moet enerzijds immers de samenstelling en de nettowaarde van deze verrekenmassa worden vastgesteld in onderling overleg tussen de langstlevende echtgenoot en de rechtsopvolgers van de overleden echtgenoot, en bij ontstentenis van akkoord, door een deskundigencollege. Na kennisgeving van de gemaakte keuze over de verrekensleutel moeten de rechtsopvolgers van de overleden echtgenoot tot betaling overgaan, hetzij in geld, hetzij door afstand van goederen aan de langstlevende. Het is voor de schuldenaars van de verrekenschuld bovendien mogelijk om de schuld in schijven te voldoen, en dat is niet in het belang van de langstlevende echtgenoot die in een korte tijdspanne na het overlijden in natura over het onverdeeld aandeel van de beleggingsportefeuille wil beschikken. Op vlak van berekening en uitwerking is het finaal verrekenbeding dus onnodig complex.
Met een verrekenbeding verkrijgt de langstlevende echtgenoot bovendien slechts een verbintenisrechtelijke vordering op de nalatenschap van de eerststervende. Een kanscontract biedt daarentegen een vermogensrechtelijke bescherming in natura, en met name het recht op de goederen zelf. De bedoeling is immers dat het motorschip, de aandelen, de beleggingsportefeuilles en de bankrekeningen van rechtswege, onmiddellijk, in volle en exclusieve eigendom aan de langstlevende toekomen. Ingevolge de kanscontracten hebben de erfgenamen (andere dan de langstlevende) dan ook geen enkele zakenrechtelijke alsook geen verbintenisrechtelijke aanspraak m.b.t. deze goederen, vermits deze volledig aan de langstlevende toekomen. De Aanvragers wensen namelijk dat de langstlevende bij overlijden van de vooroverleden echtgenoot een zakelijk recht verkrijgt op het aandeel van de vooroverleden echtgenoot, i.p.v. slechts een verbintenisrechtelijke aanspraak.
Aanvragers verwijzen in dat kader nog naar twee Voorafgaande Beslissingen waarvan de feiten en/of de (civiele) motivering enigszins vergelijkbaar zijn met de situatie van de Aanvragers:
Zo heeft Uw dienst recent in Voorafgaande Beslissing nr. 21016 (dd. 29 maart 2021) aanvaard dat het bestaan van een verrekenbeding geen beletsel vormt voor het afsluiten van een beding van aanwas met betrekking tot roerende goederen. De aanvragers wezen onder meer in de beslissing op de nadelen van het verbintenisrechtelijke karakter van het verrekenbeding dat, anders dan bij een beding van aanwas, geen zakenrechtelijke werking heeft.
In een andere Voorafgaande Beslissing, met name nr. 21031 (dd. 26 april 2021), was een echtpaar, net zoals in casu, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen met een optioneel finaal verrekenbeding. Zij wensten een verblijvingsbeding toe te voegen aan hun huwelijkscontract met betrekking tot onverdeelde goederen. De aanvragers halen aan dat zij de werking van het optioneel finaal verrekenbeding te complex vinden in de uitwerking en de onmiddellijke en zakelijke werking van het verblijvingsbeding verkiezen. Dit biedt namelijk een betere bescherming aan de langstlevende, waarbij deze vanaf het overlijden de volle eigendom verwerft van de goederen die hem/haar in natura toekomen, aldus de aanvragers, hetgeen in casu eveneens gewenst is. Dit werd eveneens door Uw dienst aanvaard en bovendien niet aanzien als fiscaal misbruik.
11.4.2. Voorafgaande herroeping wederzijdse schenking tussen echtgenoten van beleggingsportefeuilles gevolgd door het sluiten van een kanscontract
Vooraleer de Aanvragers zouden overgaan tot het sluiten van de kanscontracten, wensen zij de bestaande wederzijdse schenking te herroepen. Indien de bestaande wederzijdse schenking namelijk niet zou worden herroepen voorafgaand aan het sluiten van het kanscontract specifiek voor wat betreft het gedeelte van de beleggingsportefeuilles, behoudt elke Aanvrager de mogelijkheid om diens schenking te herroepen. Ingeval van herroeping wordt het kanscontract uitgehold, en kan het geen uitwerking krijgen. Het voorwerp van het kanscontract is aldus precair, hetgeen allesbehalve gewenst is. De Aanvragers streven immers een definitieve en bindende planning na, net zoals voor de andere hogergenoemde vermogensbestanddelen.
Bovendien wordt de kansengelijkheid verstoord indien het eigendomsrecht van één van de partijen in het kanscontract kan vervallen door de eenzijdige en willekeurige beslissing van de andere partij die de schenking op ieder ogenblik kan herroepen. Uw dienst heeft recent in dit verband nog geoordeeld dat de voorafgaande herroepelijke schenking van de inleg aan één van de partijen in een kanscontract de zekerheid ontneemt van de andere partij dat hij de betrokken inleg zal verkrijgen bij vooroverlijden van deze partij. Hieruit (en uit andere bijkomende elementen eigen aan het dossier) concludeerde Uw dienst dat er sprake is van fiscaal misbruik. A fortiori gaan de Aanvragers er dus van uit dat Uw dienst wellicht in dezelfde zin zou oordelen in geval van een voorafgaande wederzijdse herroepelijke schenking tussen echtgenoten.
Wordt het voorgenomen kanscontract specifiek voor wat betreft de beleggingsportefeuilles echter voorafgegaan door de herroeping van de voormelde wederzijdse schenking tussen echtgenoten, dan is het probleem van het precaire karakter van dit kanscontract niet meer aan de orde:
Het sluiten van een kanscontract zonder herroeping van de wederzijdse schenking heeft namelijk als nadeel dat het kanscontract komt te vervallen indien één van de echtgenoten de schenking zou herroepen. Van de mogelijkheid tot herroeping kan immers geen afstand worden gedaan, aangezien deze van openbare orde is (zie supra). Hoewel een kanscontract in basis niet herroepelijk is, wordt het dat de facto wél wanneer de wederzijdse schenking blijft behouden. Dit strookt allesbehalve met de wensen van de Aanvragers gelet op de zekerheid die men wenst te verschaffen aan de langstlevende.
Om een kanscontract te kunnen sluiten, zonder dat de eventuele herroeping van de voorafgaande schenking ertoe leidt dat het kanscontract vervalt, en aldus aan de langstlevende de zekerheid te verschaffen dat hij / zij het aandeel van de eerststervende verwerft, kan de voormelde wederzijdse schenking niet anders dan eerst worden herroepen. Pas daarna kan een kanscontract worden gesloten.
11.5. CONCLUSIE
Gelet op het voorgaande, zijn de Aanvragers ervan overtuigd dat er voldoende niet-fiscale motieven in casu aanwezig zijn en dat de vooropgestelde verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
12. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
13. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
14. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:
“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
15. De Aanvragers verklaren dat zij met betrekking tot de beleggingsportefeuilles, en de aandelen van de vennootschap A, waarvan zij ieder eigenaar zijn van 375 aandelen een kanscontract wensen af te sluiten.
De Aanvragers verklaren bovendien dat zij met betrekking tot de zichtrekeningen en het motorschip […] een beding van aanwas wensen aan te gaan.
Wanneer het om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat, dan valt dit contract onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.
16. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een beding van aanwas/kanscontract niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het beding van aanwas/kanscontract beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
17. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
18. De contracten zijn in casu onder bijzondere titel aangezien de contracten betrekking hebben op de roerende goederen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven, m.n. de zichtrekeningen, de beleggingsportefeuilles, de aandelen van de vennootschap A en het motorschip […].
19. De beleggingsportefeuilles worden beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuilles betrekking heeft op de effectenportefeuilles in hun geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.
20. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
Wat de beleggingsportefeuilles betreft zal het contract dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.
21. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
22. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
23. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
24. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 71 jaar en 71 jaar (op het moment van onderhavige beslissing). Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.
25. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
26. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is:
- de zichtrekeningen en het motorschip […] behoren de echtgenoten voor de onverdeelde helft toe;
- de aandelen behoren de echtgenoten voor een gelijk aantal toe.
- de beleggingsportefeuilles vertonen een verwaarloosbaar waardeverschil t.o.v. hun totale waarde.
27. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat.
28. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. bij een geheel van rechtshandelingen dient het ganse geheel van deze rechtshandelingen zich na 1 juni 2012 te situeren. Zodra dus één rechtshandeling, onderdeel van het geheel, dateert van vóór 1 juni 2012 kan de antirechtsmisbruikmaatregel niet toegepast worden.
In casu wordt naar de toepassing van artikel 3.17.0.0.2 VCF gevraagd m.b.t. de herroeping van de schenking, de wijziging van het huwelijkscontract, gevolgd door het afsluiten van de voorgelegde kanscontracten. Deze rechtshandelingen vinden allen plaats na 1 juni 2020 dus de aftoetsing aan artikel 3.17.0.0.2 VC kan plaatsvinden.
De voorgenomen verrichtingen maken in principe geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan de contracten ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van de contracten niet onverwacht is komen te overlijden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Voetnoten
[1] Door een nieuw banksysteem bij de bank […] is er tussentijds een nieuw rekeningnummer ingevoerd waarop de bestaande positie is overgezet.
[2] Door een nieuw banksysteem bij de bank […] is er tussentijds een nieuw rekeningnummer ingevoerd waarop de bestaande positie is overgezet.
[3] In de Voorafgaande beslissing nr. 19026 van 8 juli 2019 aanvaardt de Vlaamse Belastingdienst de gelijkwaardigheid van de inleg als de man 271 aandelen heeft en de vrouw 269; In de Voorafgaande beslissing nr. 20029 van 22 juni 2020 aanvaardt de Vlaamse Belastingdienst de gelijkwaardigheid van de inleg ondanks een waardeverschil van ca. 4.000 EUR. Zie ook nog in Voorafgaande beslissing nr. 20050 van 26 oktober 2020.