Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 20025 - Wijziging huwstelsel – kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 20025 - Wijziging huwstelsel – kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
20025
Datum beslissing
8 juni 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.9.1.0.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De heer en mevrouw X-Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel, bij gebrek aan huwelijkscontract. Zij plannen om hun huwelijksvermogensstelsel te wijzigen naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen, waarvoor de motieven hierna worden uiteengezet. Nadien wensen de echtgenoten een kanscontract af te sluiten (met betrekking tot de roerende goederen, die alsdan exclusief tot hun respectieve eigen vermogens zullen behoren), alsook een beding van aanwas (met betrekking tot de gezinswoning, die hen alsdan in onverdeeldheid zal toebehoren). In dat verband vragen zij om volgende bevestiging:

  • Zowel het voorgenomen kanscontract als het beding van aanwas tussen echtgenoten zijn rechtsgeldig en kwalificeren als kanscontract ten bezwarende titel;
  • Bijgevolg zijn zowel het kanscontract als het beding van aanwas geen schenking en dus niet onderworpen aan de schenkbelasting en zijn de artikelen 2.8.1.0.1. VCF en 2.8.4.1.1., §2 VCF niet van toepassing;
  • Aangezien het kanscontract en het beding van aanwas geen schenking uitmaken, zijn zij dus ook niet onderworpen aan de erfbelasting overeenkomstig de artikelen 2.7.1.0.3.,3° VCF en 2.7.1.0.5. VCF;
  • Het beding van aanwas met betrekking tot de gezinswoning is bij het overlijden van een echtgenoot wel onderworpen aan registratiebelasting op grond van artikel 2.9.1.0.1. VCF;
  • De combinatie van de wijziging van het huwelijkscontract en afsluiten van het kanscontract en beding van aanwas, geeft geen aanleiding tot de heffing van erfbelasting bij het overlijden van één van de echtgenoten op grond van de algemene antimisbruikbepaling opgenomen in artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], namens:

De heer X, […] en zijn echtgenote mevrouw Y, […] (hierna ook genoemd de “heer en mevrouw X-Y” of de “echtgenoten”). De heer en mevrouw X-Y wonen in […].

3. De echtgenoten zijn op heden gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract.

4. De echtgenoten hebben geen kinderen.

5. De echtgenoten hebben hun fiscale woonplaats sedert meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. Tot het gemeenschappelijk vermogen van de heer en mevrouw X-Y behoren onder andere diverse spaarrekeningen en beleggingsportefeuilles, de aandelen van de BVBA […] en de gezinswoning.

7. De heer en mevrouw X-Y beogen een wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel en wensen over te stappen van het wettelijk stelsel naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen.

8. Ingevolge de overgang naar het stelsel van zuivere scheiding van goederen zal het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten vereffend en verdeeld worden.

9. Na afwikkeling van de vergoedingsrekeningen conform artikel 1434 van het Burgerlijk Wetboek, zal het gemeenschappelijk roerend vermogen effectief worden verdeeld tussen de exclusieve eigen vermogens van de echtgenoten. Onverdeeldheden tussen echtgenoten blijven bestaan voor wat betreft de gezinswoning, alsook beperkte zichtrekeningen voor dagelijks gebruik.

10. Voor wat betreft de roerende goederen – die ingevolge de overgang naar een stelsel van scheiding van goederen tot de exclusieve eigen vermogens van de ene en de andere echtgenoot zullen behoren – zullen de heer en mevrouw X-Y nadien een kanscontract afsluiten.

Voor wat betreft de gezinswoning – die ingevolge de overgang naar een stelsel van scheiding van goederen in gemeenrechtelijke onverdeeldheid zal worden aangehouden door de echtgenoten – zullen de heer en mevrouw X-Y nadien een beding van aanwas afsluiten.

11. De bepalingen van het kanscontract en het beding van aanwas zijn identiek, met uitzondering van het voorwerp. Om die reden wordt hieronder enkel het ontwerp van het kanscontract voor de exclusief eigen roerende goederen voorgelegd. De bepalingen van het kanscontract zijn mutatis mutandis ook van toepassing op het beding van aanwas met betrekking tot de gezinswoning.

Ontwerp kanscontract

Artikel 1 – Bekwaamheid en bevoegdheid van de echtgenoten

De echtgenoten bevestigen dat zij bekwaam en bevoegd zijn om een kanscontract te sluiten met betrekking tot de roerende goederen die het voorwerp van deze overeenkomst uitmaken.

Artikel 2 – Rechtskeuze

De echtgenoten komen uitdrukkelijk overeen dat uitsluitend het Belgisch recht van toepassing is op deze overeenkomst, met betrekking tot zowel de inhoud als de vorm.

Artikel 3 – Kanscontract

De echtgenoten komen overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van de goederen op naam van de eerststervende, zoals hierna beschreven, zal toekomen aan de langstlevende onder hen.

Deze overeenkomst is tussen partijen overeengekomen ten titel van kanscontract, en dus ten bezwarende titel.

Aldus staat X de goederen die exclusief op zijn naam staan in volle eigendom (of in vruchtgebruik of in blote eigendom, zoals bepaald in artikel 7) en ten bezwarende titel af aan Y, onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt X een gelijke kans om de goederen die exclusief op naam staan van Y in volle eigendom (of in vruchtgebruik of in blote eigendom) te verwerven, indien hij het langst leeft.

Hetzelfde geldt voor Y. Zij staat de goederen die exclusief op haar naam staan in volle eigendom (of in vruchtgebruik of in blote eigendom, zoals bepaald in artikel 7) en ten bezwarende titel af aan X, onder opschortende voorwaarde van haar vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt Y een gelijke kans om de goederen die exclusief op naam staan van X in volle eigendom (of in vruchtgebruik of in blote eigendom) te verwerven, indien zij het langst leeft.

Artikel 4 – Vruchten en meerwaarden

Partijen komen overeen dat het kanscontract automatisch ook betrekking heeft op alle vruchten van de goederen, voorwerp van het kanscontract, in de meest ruime zin van het woord, alsook alle meerwaarden, zowel gerealiseerd als niet-gerealiseerd.

Artikel 5 – Zaakvervanging

Alle zaken die voor de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik worden verkregen in vervanging van de goederen vallen eveneens onder het kanscontract, ingevolge het principe van zaakvervanging. Dit principe wordt hierna beschreven.

Telkens wanneer er zaakvervanging optreedt, zullen de echtgenoten dit schriftelijk bevestigen. Deze schriftelijke bevestiging is niet nodig voor zaakvervanging binnen een feitelijke universaliteit. Indien er binnen de feitelijke universaliteit zaakvervanging optreedt, dan maken de nieuwe goederen, die door zaakvervanging worden verkregen, ook integraal deel uit van het kanscontract. De bepalingen van deze overeenkomst zijn er dan automatisch op van toepassing.

Onder zaakvervanging wordt in het algemeen begrepen:

a) de zakenrechtelijke subrogatie, de belegging en de wederbelegging, de vermogensverwisseling en vervanging in de meest uitgebreide zin van het woord. Daartoe horen niet alleen de interne zaakvervanging (binnen een feitelijke of juridische algemeenheid van goederen), maar eveneens de externe zaakvervanging (vervanging van een niet-vervangbaar goed door een ander al dan niet-vervangbaar goed, al dan niet met eenzelfde functie of bestemming in het vermogen), niet alleen de rechtstreekse zaakvervanging (de zaakvervanging in de strikte zin van het woord, zoals onder meer de ruiling), maar ook de onrechtstreekse zaakvervanging (vervreemding van een goed en herbelegging van de opbrengst ervan bij de verkrijging van een ander goed);

b) zaakvervanging speelt ten aanzien van alle goederen waarop deze overeenkomst betrekking heeft; daaronder vallen ook de vruchten van deze goederen en de gerealiseerde meerwaarden.

Artikel 6 – Optioneel karakter van het kanscontract

De langstlevende van de echtgenoten moet zijn/haar wil om het bovenvermeld kanscontract uit te oefenen uitdrukkelijk kenbaar maken door middel van een verklaring en dit binnen een termijn van 4 maanden na het overlijden van de eerststervende. Deze verklaring dient te gebeuren in een notariële akte of in een bij de notaris neergelegde onderhandse akte. In dit laatste geval moet de handtekening van de langstlevende door de notaris te worden gelegaliseerd. Deze termijn geldt als vervaltermijn. Bij ontstentenis van uitdrukkelijke wilsuitdrukking op voormelde wijze en binnen voormelde termijn zal de langstlevende geacht worden onherroepelijk te hebben verzaakt aan het voordeel van het kanscontract. In deze verklaring zal de langstlevende mogen opteren om het kanscontract te beperken tot de blote eigendom of het levenslang vruchtgebruik van het deel van de eerstoverleden echtgenoot in voormelde goederen op naam van de eerstoverleden echtgenoot. In dat geval moeten alle bepalingen van dit kanscontract waar sprake is van “de volle eigendom” gelezen worden als “de blote eigendom” of “het levenslang vruchtgebruik”.

Artikel 7 – Overeenkomst ten bezwarende titel

De echtgenoten staan de bedingen van de overeenkomst wederkerig toe. Beide partijen schatten voor zichzelf de kans om te overleven gelijk in, rekening houdende met hun geslacht, leeftijd en gezondheidstoestand. Uit medische attesten blijkt dat partijen in goede fysische en psychische gezondheid verkeren. Een kopie van deze attesten wordt aan deze overeenkomst gehecht. Mede gelet op het feit dat beide partijen hun kans op overleven gelijk inschatten en de inleg van beide echtgenoten gelijk is, is deze overeenkomst ten bezwarende titel.

Artikel 8 – Overeenkomst onder bijzondere titel

De echtgenoten sluiten deze overeenkomst ten bijzondere titel. Het bijzonder karakter volgt uit de nauwkeurige aanduiding van de goederen waarop deze overeenkomst slaat.

Artikel 9 – Vervreemdingsverbod

Teneinde de uitvoering van deze overeenkomst te garanderen, verbinden partijen zich ertoe om op geen enkele wijze over het voorwerp van deze overeenkomst te beschikken en dit noch ten kosteloze titel noch ten bezwarende titel, zonder de uitdrukkelijke instemming van de andere, zolang deze overeenkomst van kracht blijft. Het akkoord van beide partijen is derhalve vereist voor alle verrichtingen met betrekking tot het voorwerp van deze overeenkomst.

Artikel 10 – Geen vergoeding

De langstlevende echtgenoot in wiens voordeel het kanscontract tot stand komt, zal aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerstoverleden echtgenoot geen enkele vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van deze overeenkomst, daar dit een kanscontract ten bezwarende titel is.

Artikel 11 – Duur

Deze overeenkomst is tussen de partijen afgesloten voor een periode van 2 jaar te rekenen vanaf de ondertekening ervan. Ze wordt nadien automatisch, uit hoofde van de wilsuiting van partijen vandaag vastgesteld, verlengd met opeenvolgende periodes van 2 jaar, tenzij een der partijen zijn wil te kennen geeft aan de andere om ze niet te verlengen, hetgeen dient te gebeuren bij aangetekend schrijven of elektronisch schrijven met ontvangstbevestiging minstens 3 maanden vóór het einde van de lopende tweejarige periode. Partijen kunnen evenwel op elk ogenblik gezamenlijk deze overeenkomst wijzigen of het einde van deze overeenkomst vaststellen in een onderhandse akte.

Deze overeenkomst eindigt evenwel van rechtswege vanaf het inleiden van een echtscheidingseis conform artikel 1254, dan wel artikel 1288bis Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 12 – Vertrouweliikheid

De overeenkomst is strikt vertrouwelijk, tenzij anders bepaald. De echtgenoten kunnen ze niet aan derden meedelen, noch geheel noch gedeeltelijk, behoudens mits voorafgaande en schriftelijke instemming van beide echtgenoten en met uitzondering van de wettelijke vereiste openbaarmakingen en de mededeling aan hun raadslieden, die tot een geheimhoudingsplicht zijn gehouden.

Artikel 13 – Nietigheid

Een eventuele nietigheid van een bepaling van dit kanscontract betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige kanscontract tot gevolg hebben.

III. Motivering van de aanvraag

12. De heer en mevrouw X-Y wensen van uw Dienst de bevestiging te krijgen dat het voorgenomen kanscontract en beding van aanwas evenwichtige overeenkomsten ten bezwarende titel uitmaken, waarop noch schenkbelasting, noch erfbelasting verschuldigd is. Tevens wensen zij de bevestiging te krijgen dat de combinatie van voorgenomen verrichtingen – de overstap naar een stelsel van scheiding van goederen gevolgd door het afsluiten van een kanscontract (voor de roerende goederen) en beding van aanwas (voor de gezinswoning) – geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

1. Het kanscontract en beding van aanwas zijn overeenkomsten ten bezwarende titel

13. De heer en mevrouw X–Y zijn van mening dat zij overeenkomsten ten bezwarende titel zullen ondertekenen in de vorm van een kanscontract en een beding van aanwas. Zij motiveren hierna waarom dat zo is. Om die reden vragen zij – samengevat – enerzijds dat het kanscontract en beding van aanwas geen aanleiding geven tot de heffing van schenkbelasting (indien de overeenkomsten zouden worden geregistreerd in België). Anderzijds vragen zij de bevestiging dat er bij de uitwerking van deze overeenkomsten geen erfbelasting verschuldigd is.

1.1. Principe

14. Kanscontracten en dus ook bedingen van aanwas (die een specifiek type van kanscontracten zijn) zijn wederkerige overeenkomsten waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (artikel 1964 Burgerlijk Wetboek). In de beschreven verrichtingen is de onzekere gebeurtenis niet het overlijden op zich (een overlijden is een zekere gebeurtenis), maar wel de volgorde van het overlijden. Elke echtgenoot kan de langstlevende van hen beide zijn. Ingevolge de te sluiten overeenkomsten bestaat de kans op winst in de verkrijging van de eigen goederen (of het aandeel) van de eerst overleden echtgenoot (in het onverdeelde goed, zoals in deze de gezinswoning). Het verlies is bijgevolg het overlijden als eerste van beide partijen, waarbij men zijn eigen goederen (of eigen aandeel) moet afstaan aan de langstlevende.

1.2. Ten bezwarende titel

15. Het voorgenomen kanscontract en beding van aanwas zijn overeenkomsten onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter vereist dat de kansen van beide partijen evenwichtig zijn.

16. In casu zijn de kansen tussen beide echtgenoten evenwichtig, en zelfs gelijk:

  • Beide echtgenoten hebben een gelijke overlevingskans. Dit wordt aangetoond door de gelijke leeftijd (beiden […] jaar) en eenzelfde goede gezondheidstoestand, hetgeen gestaafd kan worden met medische attesten.
  • De inleg van beide echtgenoten is op het moment van het afsluiten van het kanscontract gelijkwaardig, hetgeen gestaafd kan worden met waarderingsverslagen. De goederen die het voorwerp zullen zijn van het beding van aanwas, behoren ieder van de echtgenoten toe voor de onverdeelde helft, zodat de inleg daarvoor ook gelijkwaardig is.
  • Het bezwarend karakter volgt ook uit de beschikkingsonbevoegdheid van de partijen met de betrekking tot de goederen die het voorwerp zullen uitmaken van de overeenkomsten. De partijen ontzeggen zichzelf wederzijds de bevoegdheid om te beschikken over goederen, tenzij wanneer beide partijen daarmee akkoord zouden zijn.

17. Het evenwicht en bezwarend karakter van de overeenkomsten zal bijgevolg aanwezig zijn op het moment van het afsluiten ervan.

1.3. Ten bijzondere titel

18. Zowel het kanscontract als het beding van aanwas zullen in casu ten bijzondere titel afgesloten worden, daar de overeenkomsten betrekking hebben op goederen die er nauwkeurig in worden omschreven.

19. De echtgenoten anticiperen expliciet op een situatie waarbij goederen in de plaats zouden treden van de goederen waarover zij het kanscontract of beding van aanwas zullen sluiten. De echtgenoten komen immers overeen dat de in de plaats getreden goederen automatisch ook tot het kanscontract of beding van aanwas behoren ingevolge zaakvervanging. De echtgenoten komen tevens overeen dat zaakvervanging schriftelijk zal worden bevestigd, behoudens bij een feitelijke universaliteit, zoals een effectenportefeuille.

1.4. Kanscontract en beding van aanwas tussen echtgenoten

20. Het feit dat het kanscontract en beding van aanwas tussen echtgenoten worden afgesloten, maakt deze overeenkomsten op zich niet ongeldig, zoals ook is bevestigd door uw Dienst (Standpunt nr. 17044 dd. 8 januari 2018).

21. Het is mogelijk om een kanscontract af te sluiten voor niet-onverdeelde goederen. Dezelfde regels moeten voor het kanscontract gevolgd worden als degene die gelden voor een beding van aanwas (Standpunt nr. 17044 dd. 8 januari 2018).

2. De wijziging van het huwelijkscontract in combinatie met een kanscontract en beding van aanwas is geen fiscaal misbruik

22. De wijziging van het huwelijksvermogensstelsel, gevolgd door het sluiten van een kanscontract en een beding van aanwas, is geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Partijen plaatsen zich immers niet binnen het toepassingsgebied van een belastingverminderende bepaling, noch buiten het toepassingsgebied van een belastingvermeerderende bepaling op een manier die strijdig is met de doelstellingen van de fiscale wetgeving (geen objectief element). Zelfs indien uw Dienst hierover anders zou oordelen, dan nog zijn er overtuigende niet-fiscale motieven, zodat deze opeenvolgende rechtshandelingen niet het wezenlijk doel hebben om een belastingvoordeel te bewerkstellingen (geen subjectief element). (A. SPRUYT, Handboek Estate Planning. Bijzonder deel 8. Anti-misbruik in registratie- en successierechten. Een kritische analyse, Gent, Larcier, 2012, 12-13.)

2.1. Motieven wijziging huwelijksvermogensstelsel

23. De heer en mevrouw X-Y plannen hun huwelijksvermogensstelsel te wijzigen door over te stappen van het wettelijk stelsel naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen. Die keuze is ingegeven door volgende (niet-fiscale) motieven:

a) Geen vermenging familievermogen

24. Elk van beide echtgenoten beschikt over een eigen vermogen, verkregen ingevolge schenkingen en erfenissen (zogenaamd “familievermogen”).

25. Doorheen de jaren is het familievermogen van de heer X vermengd met goederen uit het gemeenschappelijk vermogen. De beleggingsportefeuilles en spaarrekeningen die tot het gemeenschappelijk vermogen behoren, bevatten daardoor vermogensbestanddelen die van oorsprong deel uitmaken van het familievermogen van de heer X.

26. Ingevolge de toepassing van artikel 1434 van het Burgerlijk Wetboek zal de heer X naar aanleiding van de wijzing van het huwelijksvermogensstelsel aanspraak kunnen maken op een vergoeding lastens het gemeenschappelijk vermogen en dit ten belope van het bedrag waarmee het zich doorheen de jaren heeft verrijkt.

27. Vanuit de wens tot het veiligstellen van hun familievermogen, willen de heer en mevrouw X-Y dergelijke vermengingen ook uitsluiten naar de toekomst toe. Daarom kiezen zij ervoor om over te schakelen naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen, waarbij het gemeenschappelijk vermogen zal worden verdeeld tussen beider exclusieve eigen vermogens. Enkel de gezinswoning en enkele zichtrekeningen voor dagelijks gebruik zullen zij verder in onverdeeldheid aanhouden. De vergoedingsrekeningen die zijn ontstaan, zullen worden vereffend bij de wijziging van het huwelijkscontract.

b) Toekomstige beroepsschulden

28. […]

29. […]

30. […]

c) Veiligstellen van het vermogen van mevrouw Y

31. Zoals supra aangegeven, is de overgang naar een stelsel van scheiding van goederen onder andere ingegeven vanuit de wens tot bescherming van mevrouw Y tegen het beroepsrisico van de heer X. De echtgenoten willen het vermogen van mevrouw Y (voor de toekomst) niet alleen veiligstellen voor beroepsschuldeisers, maar er tevens voor zorgen dat haar vermogen niet kan lijden onder een eventueel bewarend of uitvoerend beslag op het vermogen van de heer X. Het is daarom dat de echtgenoten verkiezen om de roerende goederen toe te bedelen aan hun exclusieve eigen vermogens.

32. Hun onroerende goederen, en met name de gezinswoning, zullen zij wel in onverdeeldheid aanhouden. De bescherming is op dat vlak gegarandeerd door het afleggen van een verklaring van onbeslagbaarheid van de gezinswoning conform het bepaalde in artikel 72 en volgende van de wet van 25 april 2007.

d) Bestuur van het eigen vermogen

33. De echtgenoten wensen hun vermogen voor de toekomst autonoom te besturen. Om die reden kiezen zij ervoor dat het roerend gemeenschappelijk vermogen, na de vereffening en verdeling ervan, wordt toebedeeld aan de exclusieve eigen vermogens van beide echtgenoten (behoudens beperkte toevallige onverdeeldheden zoals zichtrekeningen voor dagelijks gebruik). Op die manier vermijden zij ook de vermenging van het familievermogen met het eventueel onverdeeld vermogen dat tussen beide echtgenoten bestaat en discussies over de samenstelling daarvan. Voor de gezinswoning is dergelijk autonoom bestuur niet aan de orde; zoals supra uiteengezet zal deze hen dan ook in onverdeeldheid blijven toebehoren.

2.2. Motieven: kanscontract en beding van aanwas

34. Zoals supra uiteengezet, is de overschakeling naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen de enige manier om tegemoet te komen aan de huidige huwelijksvermogensrechtelijke wensen van de heer en mevrouw X-Y. Dit doet echter geen afbreuk aan het feit dat zij de langstlevende onder hen willen beschermen. Zij wensen meer bepaald de nodige maatregelen te nemen ter garantie van de levenskwaliteit en levensstandaard van de langstlevende, zonder aan flexibiliteit in te boeten.

35. Daartoe beogen de heer en mevrouw X-Y een kanscontract te sluiten met betrekking tot de roerende goederen die (ingevolge de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel) tot hun respectieve exclusieve eigen vermogens zullen behoren, met name de spaarrekeningen, beleggingsportefeuilles en de aandelen van de BVBA […]. Tevens beogen zij een beding van aanwas te sluiten met betrekking tot de gezinswoning, die (ingevolge de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel) tussen hen in onverdeeldheid zal worden aangehouden. De inhoud van het kanscontract – waarvan de bepalingen mutatis mutandis ook gelden voor het beding van aanwas – werd supra opgenomen.

a) Wettelijke devolutie

36. Na de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen zullen de heer en mevrouw X-Y de exclusieve en enige eigenaar zijn van hun roerende goederen.

37. Dit heeft tot gevolg dat bij het overlijden van één van beide echtgenoten artikel 745bis, § 1, tweede lid toepassing vindt. Dit artikel bepaalt dat indien één van de echtgenoten overlijdt en deze echtgenoot erfgerechtigde bloedverwanten nalaat tot in de derde graad, deze bloedverwanten de blote eigendom van de nalatenschap vererven, zodat aan de langstlevende slechts het vruchtgebruik toekomt. De heer en mevrouw X-Y vinden een dergelijk erfrecht voor de langstlevende echtgenoot te beperkt en wensen een bijkomende bescherming in te bouwen. Zij wensen er met name uitdrukkelijk voor te zorgen dat de langstlevende onder hen altijd aanspraak maakt op de volle eigendom van het hele vermogen.

38. De echtgenoten wensen om die reden een kanscontract te sluiten opdat de betrokken goederen geen deel uitmaken van de nalatenschap en zodoende niet onderworpen worden aan de regels van de wettelijke devolutie.

b) Zekerheid voor de langstlevende echtgenoot

39. De heer en mevrouw X-Y verkiezen een kanscontract en beding van aanwas met de nodige beschermingsmodaliteiten boven een schenking of testament, omwille van het precair karakter van deze technieken. Door de eenzijdige ad nutum herroepbaarheid van zowel testamenten (artikel 895 Burgerlijk Wetboek) als van schenkingen tussen echtgenoten (artikel 1096 Burgerlijk Wetboek), bieden zij de langstlevende echtgenoot geen enkele zekerheid tot bescherming.

c) Eigen bestuur en bescherming in natura van de echtgenoten

40. Een bescherming via het huwelijkscontract biedt de echtgenoten niet de gewenste uitkomst. Zij willen elkaar immers een bescherming in natura verschaffen (het recht op goederen zelf), terwijl bijvoorbeeld een finaal verrekenbeding slechts een verbintenisrechtelijke vordering doet ontstaan tussen de echtgenoten. Ook de karakteristieken van een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) beschouwen zij als suboptimaal, nu in de interne verhouding tussen echtgenoten met betrekking tot dit TIGV analoog de regels uit het wettelijk stelsel gelden (bijvoorbeeld inzake bestuursregeling, hetgeen zij net wensen te vermijden). Bovendien aanvaardt een deel van de rechtsleer niet dat het TIGV in de externe verhouding schuldeiserproof is, zodat in die opvatting helemaal aan de doelstelling van overschakeling op een scheidingsstelsel zou worden voorbijgegaan.

IV. Vraagstelling

41. Gelet op de feiten, gelet op het voorgenomen kanscontract en beding van aanwas en toelichting daarbij, wensen de heer en mevrouw X-Y van uw Dienst een bevestiging te krijgen van het feit dat beide overeenkomsten kwalificeren als evenwichtige kanscontracten ten bezwarende titel, en:

  • er dus geen sprake kan zijn van een schenking, zodat bij overlijden van de eerste echtgenoot artikel 2.7.1.0.3.,3° VCF niet van toepassing is;
  • er dus geen sprake kan zijn van een schenking, zodat bij overlijden van de eerste echtgenoot artikel 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing is;
  • er dus geen aanleiding is tot de heffing van schenkbelasting op grond van artikel 2.8.1.0.1. VCF en artikel 2.8.4.1.1. VCF indien de overeenkomsten zouden worden geregistreerd in België;
  • het beding van aanwas met betrekking tot de gezinswoning bij het overlijden van een echtgenoot onderworpen is aan registratiebelasting op grond van artikel 2.9.1.0.1. VCF.

42. Gelet op de concrete bewoordingen van het kanscontract en beding van aanwas vragen de heer en mevrouw X-Y de bevestiging dat de voornoemde bepalingen van de VCF eveneens niet van toepassing zijn op de goederen die automatisch tot de overeenkomsten behoren ingevolge de clausule van zaakvervanging.

43. Tevens vragen de heer en mevrouw X-Y te bevestigen dat de combinatie van de overschakeling op een stelsel van scheiding van goederen met een kanscontract en beding van aanwas in casu geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

44. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

45. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

(…)

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

- Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

Ҥ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 2.9.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

46. Het feit dat een beding van aanwas tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten, wat in casu het geval is. Het beding van aanwas moet in een notariële akte zijn opgenomen indien het beding betrekking heeft op onroerende goederen, zoals in casu het geval is.

47. Een kanscontract (ten bezwarende en ten bijzondere titel) valt onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.

48. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting, maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht, mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

49. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

50. Het kanscontract en het beding van aanwas zijn in casu onder bijzondere titel aangezien de overeenkomsten betrekking hebben op de goederen die er nauwkeuring in worden omschreven. Enerzijds betreft het kanscontract de roerende goederen die ingevolge de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel tot hun respectieve eigen vermogens zullen behoren, met name de spaarrekeningen, beleggingsportefeuilles en de aandelen van de BVBA […]. Anderzijds betreft het beding van aanwas de gezinswoning.

Vermits een beleggingsportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaardt Vlabel dat het contract betrekking heeft op de beleggingsportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

51. Zaakvervanging is mogelijk binnen een dergelijk contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Wat de beleggingsportefeuille betreft heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. Het contract zal dus uitwerking krijgen op de beleggingsportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbeleggingen.

52. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

53. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

54. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

55. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting.

56. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

57. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de partijen gelijkwaardig is.

58. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om kanscontracten ten bezwarende titel gaat.

59. Vermits de contracten nog moeten worden gesloten en dus gesloten zullen worden na 1 juni 2012 kunnen ze worden afgetoetst aan de anti-misbruikbepalingen. De contracten maken geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen.

60. De voorgenomen verrichting maakt in principe geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven (zie randnummers 23-40) aan de contracten ten grondslag liggen die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven en tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van de contracten niet onverwacht is komen te overlijden. Partijen hebben met de voorgenomen verrichting ook voorzien in een coherent en consequent geheel, zowel voor de roerende goederen als voor het onroerend goed.

61. Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratie- en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF spreekt deze beslissing zich niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.