Onderafdeling 4. Mandaatstelsel
Artikel 20
§1. De raad bepaalt in de rechtspositieregeling welke functies van niveau A en niveau B bij mandaat voor een vooraf bepaalde periode kunnen worden ingevuld.
§2. Een statutair personeelslid van het bestuur wordt in statutair dienstverband in een mandaatfunctie aangesteld (W2).
Een contractueel personeelslid van het bestuur of een externe kandidaat wordt in contractueel dienstverband in een mandaatfunctie aangesteld in overeenstemming met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
§3. De aanstellende overheid bepaalt op welke wijze het mandaat wordt ingevuld conform artikel 6, 2°, artikel 9, 17, 18 en 19.
§4. De mandaathouder in de statutaire functie van algemeen directeur, adjunct-algemeendirecteur en financieel directeur van de gemeente en van provinciegriffier en financieel beheerder van de provincie, krijgt de salarisschaal die overeenstemt met die functie.
De mandaathouder in een andere functie dan een van de functies, vermeld in het eerste lid, heeft recht op de functionele loopbaan, vermeld in artikel 26, en de salarisschaal onder dezelfde voorwaarden als wanneer de functie niet bij mandaat wordt ingesteld.
Artikel 21
De kandidaat heeft toegang tot een vacante mandaatfunctie als die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
- de kandidaat beantwoordt aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, 6, 17, §3, 18, §2, en artikel 19, §3, naargelang van de gekozen procedure;
- de kandidaat is geslaagd voor de selectieprocedure voor de mandaatfunctie, ongeacht de wijze waarop de openstaande functie wordt ingevuld.
Artikel 22
De raad stelt in de rechtspositieregeling ten minste de regels vast voor:
- de duurtijd van het mandaat;
- de verlenging van het mandaat;
- de beëindiging van het mandaat;
- de terugvalpositie van de mandaathouder.
Het mandaat vermeld in punt 2° kan enkel verlengd worden na een gunstige evaluatie van de betrokken mandaathouder.