Afdeling 2. Instroom
Algemene toelichting
De huidige vorm van aanwervingsprocedure wordt door lokale en provinciale besturen soms als omslachtig en langdurig ervaren. In het kader van de lokale autonomie komen we hieraan tegemoet door de lokale en provinciale besturen zoveel mogelijk ruimte te laten om de aanwervingsprocedure zelf in te vullen.
Enkele grote principes rond werving en selectie moeten wel behouden blijven om voldoende rechtszekerheid te bieden aan de besturen en de kandidaat-personeelsleden, aangezien de gelijke toegang tot het openbaar ambt een grondwettelijk beginsel is. Voorbeelden daarvan zijn: de diplomavereisten, de externe bekendmaking, de voorafgaande vaststelling van een selectieprocedure en ‘de betekening’ van het selectieresultaat aan de kandidaten.
Het principe van “gelijke toegang tot het openbaar ambt” moet bij instroom gerespecteerd blijven. Dat beginsel hangt immers onlosmakelijk samen met artikel 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet.
Wanneer een bestuur beslist dat evenwaardige ervaring gelijkgesteld wordt met een bepaald diploma, dan is het belangrijk dat het bestuur nagaat of de kandidaten die niet over het diploma beschikken op het vooropgestelde niveau kunnen functioneren. In dat geval bepaalt de raad via welke selectietechniek dat moet beoordeeld worden. Een niveau- of capaciteitstest is daarbij een zeer nuttig instrument, aangezien deze test ruimer gaat kijken dan enkel de functie zelf en nagaat of een personeelslid op een bepaald onderwijsniveau kan functioneren. Deze bepaling is zeer relevant met het oog op mogelijke latere mobiliteit, waarbij de kandidaat kan overgaan naar een andere functie in hetzelfde niveau en het is dus van groot belang dat de kandidaat zeker op dat niveau kan functioneren en niet alleen in de functie waarvoor hij zich kandidaat stelde.
De proeftijd voor het statutair personeelslid werd afgeschaft in het tweede wijzigingsbesluit van het BVR RPR (zie: W2). De bepalingen over de afschaffing van de proeftijd zijn dwingend en hebben een rechtstreekse werking. Hierdoor kan er vanaf 11 februari 2024 geen nieuwe proeftijd meer opgestart worden met het oog op een vaste aanstelling in statutair verband, ook niet als er nog een proeftijd wordt voorzien in de plaatselijke rechtspositieregeling. Als overgangsregeling geldt dat de procedures van proeftijd die opgestart zijn voor 11 februari 2024 worden afgewerkt in overeenstemming met de regels die van toepassing waren op het ogenblik dat ze zijn opgestart. Voor contractuele personeelsleden gelden de bepalingen van de Arbeidsovereenkomstenwet en is een proeftijd al langer niet meer toegestaan.
Er kan nog wel gebruik worden gemaakt van een verkorte evaluatieperiode (zie artikel 13), of van een “inloopperiode”. Die kan gebruikt worden als periode waarin een personeelslid eventueel een bijkomend attest of getuigschrift, dat nodig is voor de functie, kan behalen. Het gaat hier niet om de minimale aanwervingsvereisten of de taalvereisten, want daaraan moet een personeelslid voldoen op het moment van de aanstelling. Voor het behalen van een bijkomend attest of getuigschrift, dat nodig is voor de functie, kan er ten aanzien van contractuele personeelsleden eventueel gewerkt worden met een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst.
Artikel 5
Kandidaten hebben toegang tot een functie bij een bestuur als ze voldoen aan de volgende voorwaarden:
- ze vertonen een gedrag dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor ze solliciteren;
- ze genieten de burgerlijke en politieke rechten;
- voor een statutaire functie: de kandidaten hebben de Belgische nationaliteit als de uit te oefenen functie een rechtstreekse of onrechtstreekse deelname aan de uitoefening van het openbaar gezag inhoudt of werkzaamheden omvat die strekken tot de bescherming van de belangen van het bestuur. In de andere gevallen hebben de kandidaten de Belgische nationaliteit of zijn ze burger van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
- voor een contractuele functie: de kandidaten hebben de Belgische nationaliteit als de uit te oefenen functie een rechtstreekse of onrechtstreekse deelname aan de uitoefening van het openbaar gezag inhoudt of werkzaamheden omvat die strekken tot de bescherming van de belangen van het bestuur.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt, in voorkomend geval, getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister. Als daarop ongunstige vermeldingen voorkomen, mag de kandidaat een schriftelijke toelichting daarover voorleggen.
Artikel 6
Kandidaten komen in aanmerking voor aanwerving als ze voldoen aan de volgende minimale voorwaarden:
- ze beschikken over de vereiste taalkennis, vermeld in artikel 15, §1 en §2, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
- met behoud van de toepassing van artikel 12 van dit besluit, slagen de kandidaten voor de selectieprocedure, vermeld in artikel 8, §1, tweede lid, en §2, tweede lid, en artikel 10 van dit besluit;
- de kandidaten voldoen aan de diplomavereiste voor het niveau waarin de functie zich situeert of aan de ervaringsvereiste, als de raad dat als alternatief heeft gesteld in de rechtspositieregeling;
- in voorkomend geval, beschikken de kandidaten over het diploma vereist door de hogere overheid om de functie te mogen uitoefenen.
Artikel 7
In afwijking van artikel 6, 2°, bepaalt de raad in de rechtspositieregeling of kandidaten die al geslaagd zijn voor gelijkwaardige selectieproeven voor een functie bij het bestuur in dezelfde graad als de functie die wordt ingevuld, volledig of gedeeltelijk vrijgesteld worden van deelname aan de selectieproeven.
In afwijking van artikel 6, 2°, is het personeelslid dat in een deeltijdse functie werkt nadat het geslaagd is voor selectieproeven voor die functie, vrijgesteld van nieuwe selectieproeven als de wekelijkse prestaties binnen die functie uitgebreid worden of als die functie voltijds wordt.
Artikel 8
§1. Een kandidaat voor de functie van algemeen directeur, adjunct-algemeendirecteur of provinciegriffier die door aanwerving wordt ingevuld, is houder van een diploma dat toegang geeft tot niveau A.
De raad stelt in de rechtspositieregeling de concrete selectieprocedure vast voor de functie, vermeld in het eerste lid. De selectieprocedure omvat tenminste de selectiecriteria en de gebruikte selectietechnieken, waaronder een test die de management- en leiderschapscapaciteiten van de kandidaten toetst. De test wordt afgenomen door een extern selectiebureau.
§2. Een kandidaat voor de functie van financieel directeur van de gemeente of van financieel beheerder van de provincie die door aanwerving wordt ingevuld, is houder van een diploma dat toegang geeft tot niveau A.
De raad stelt in de rechtspositieregeling de selectieprocedure vast voor de functie, vermeld in het eerste lid. De selectietechnieken bevatten ten minste een proef die het financieel-economische inzicht van de kandidaten toetst.
Artikel 9
Vóór elke aanwerving wordt de functie die wordt ingevuld met een oproep tot kandidaten extern bekendgemaakt. De raad bepaalt in de rechtspositieregeling de regels voor die externe bekendmaking en voor de indiening van de kandidaturen.
De volgende informatie wordt in voorkomend geval ter beschikking gesteld van de kandidaten:
- de wijze van en termijn voor de kandidaatstelling;
- de aard, het prestatieregime en de duurtijd van de tewerkstelling;
- de functievereisten en functievoorwaarden;
- of er een diploma is vereist of evenwaardige ervaring, vermeld in artikel 4, §2, eerste lid;
- of er een wervingsreserve wordt aangelegd;
- de wijze waarop de functie wordt ingevuld: aanwerving, bevordering, interne of externe mobiliteit, of een combinatie van voormelde procedures;
- de selectieprocedure en de daaraan verbonden termijnen.
In de volgende gevallen is het eerste lid niet van toepassing:
- de aanstellende overheid beslist bij de bekendmaking om een beroep te doen op een bestaande wervingsreserve die geldig is voor de functie die wordt ingevuld;
- de wekelijkse prestaties van een deeltijdse functie worden uitgebreid of die functie wordt omgezet in een voltijdse functie. Als verschillende personeelsleden deeltijds werken in een functie van dezelfde graad, richt de aanstellende overheid een oproep tot die personeelsleden om de extra uren te vervullen. Ze maakt haar keuze op basis van een vergelijking van de kandidaturen.
Artikel 10
De raad bepaalt in de rechtspositieregeling de algemene regels voor de selectieprocedure, waaronder minimaal de wijze waarop de selectiecommissie wordt samengesteld.
Voor de aanvang van een selectie en binnen de grenzen van de algemene regels die de raad heeft vastgesteld in de rechtspositieregeling, stelt de aanstellende overheid de concrete selectieprocedure, waaronder de selectiecriteria, de selectietechnieken en de concrete samenstelling van de selectiecommissie vast.
De leden van de raad en het uitvoerende orgaan van het bestuur kunnen geen lid zijn van een selectiecommissie in het kader van een selectieprocedure voor het eigen bestuur.
De selectiecommissie maakt bij het afsluiten van de selectieprocedure een gemotiveerd en geïntegreerd eindverslag op met vermelding van het eindresultaat van de kandidaat.
De aanstellende overheid stelt, binnen de algemene regels, vermeld in het eerste lid, de meest geschikte kandidaat aan, op basis van het verslag, vermeld in het vierde lid.
Artikel 11
De kandidaten worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het resultaat van de selectie.
Artikel 12
De raad bepaalt in de rechtspositieregeling in welke van de volgende gevallen en onder welke voorwaarden er wordt afgeweken van de bepalingen over de bekendmaking en de selectie, vermeld in artikel 6, 2°, en artikel 9 en 10:
- voor de aanwerving in contractuele functies die ingesteld worden ter uitvoering van werkgelegenheidsmaatregelen conform hogere regelgeving;
- voor een vervangingsovereenkomst, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
- voor de aanwerving in contractuele functies die ingesteld worden ter uitvoering van projecten die maximaal twee jaar duren;
- voor de aanwerving van personen met een arbeidshandicap, vermeld in artikel 3, §2.