Artikel 4
§1. Dit artikel is niet van toepassing op:
- de algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur en de financieel directeur van de gemeente;
- de provinciegriffier en de financieel beheerder van de provincie.
§2. De graden worden ingedeeld in vijf niveaus. De niveaus stemmen, met uitzondering van de niveaus D en E, overeen met een diplomavereiste van een bepaald onderwijsniveau of evenwaardige ervaring.
De niveaus en de diploma’s en getuigschriften die ermee overeenstemmen, zijn:
- niveau A: een masterdiploma of een diploma van het universitair onderwijs of een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld is met universitair onderwijs;
- niveau B: een bachelordiploma of een diploma van het hoger onderwijs van een cyclus of van daarmee gelijkgesteld onderwijs;
- niveau C: een diploma van het secundair onderwijs of van daarmee gelijkgesteld onderwijs;
- niveau D: geen diplomavereiste;
- niveau E: geen diplomavereiste.
De lijst van erkende diploma’s of getuigschriften per niveau, opgenomen in bijlage 2 die bij het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 is gevoegd, is van overeenkomstige toepassing.
In aanvulling op de lijst vermeld in het derde lid, komen volgende attesten ook in aanmerking:
- een op de functie afgestemd ervaringsbewijs, uitgereikt overeenkomstig de Vlaamse regelgeving over de titels van beroepsbekwaamheid;
- een op de functie afgestemd attest van een beroepsopleiding, gevolgd bij een door de Vlaamse Regering erkende instelling voor beroepsopleiding.
De raad kan in de rechtspositieregeling bepalen dat evenwaardige ervaring, vermeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen en bepaalt in dat geval via welke selectietechniek wordt beoordeeld of de kandidaat op het vooropgestelde niveau kan functioneren.
Voor de toegang tot de functie van maatschappelijk werker, vermeld in artikel 183, §1, van het decreet van 22 december 2017, bepaalt de Vlaamse minister, bevoegd voor binnenlands bestuur, welke diploma’s in aanmerking komen voor die functie, na advies van de betrokken vertegenwoordigers van het hoger onderwijs.
§3. Per niveau worden de graden, in voorkomend geval, hiërarchisch gerangschikt in basisgraden en hogere graden.
Een functie wordt in een graad gesitueerd op basis van de functiebeschrijving.
De lokale en provinciale besturen maken vandaag al gebruik van de keuzemogelijkheden in de bestaande rechtspositieregelingsbesluiten, maar vinden die nog te beperkt (het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (hierna besluit van 7 december 2007) en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (hierna het besluit van 12 november 2010)). Er is vraag naar meer flexibiliteit met het oog op een eigen invulling op maat van de organisatie en op maat van bepaalde functies. Diverse besturen geven hiernaast ook aan dat er minimale regels moeten zijn om te voorkomen dat grotere en sterkere besturen de beste kandidaten binnenhalen.
In overeenstemming met de vrijheidsgraden die in het regeerakkoord zijn aangekondigd, moet het bestuur ook de mogelijkheid worden geboden om zelf de graden binnen het niveau vast te stellen, rekening houdend met de minimale vereiste dat een bestuur de graden hiërarchisch rangschikt in basisgraden en hogere graden. Deze hiërarchische benadering volgt uit de bepaling in de organieke decreten dat het organogram de organisatiestructuur van de diensten van het bestuur weergeeft, alsook de gezagsverhoudingen en de functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden (artikel 161 DLB en artikel 73 Provinciedecreet).
Hoewel de dwingende voorschriften voor de personeelsformatie verdwenen zijn uit dit besluit van de Vlaamse Regering, wordt van de besturen nog altijd verwacht dat ze een instrument ontwikkelen om de personeelskost en -evolutie te monitoren.
De indeling in vijf niveaus (of vier als ervoor geopteerd wordt het E-niveau af te schaffen) moet behouden blijven, evenals de koppeling aan de diplomavereiste. Besturen krijgen wel de mogelijkheid om ook ervaring als gelijkwaardig te beschouwen aan een diploma. Dat kan een hulpmiddel zijn in het plaatselijk diversiteitsbeleid, aangezien diploma’s een struikelblok kunnen vormen voor sommige bevolkingsgroepen. Ook mensen die ervaring hebben opgedaan als vrijwilliger of in het kader van een stage, zouden op die manier in aanmerking kunnen komen. Ten slotte biedt dit ook meer mogelijkheden om mensen met ervaring in de private sector aan te trekken die niet over het vereiste diploma beschikken, wat belangrijk is in de huidige “war for talent”.
Ook mensen die niet over een diploma beschikken, maar wel over een geldig ervaringsbewijs (EVC-attest) voor de functie, uitgereikt overeenkomstig de Vlaamse regelgeving over de titels van beroepsbekwaamheid of een specifiek attest van een beroepsopleiding, gevolgd bij een door de Vlaamse Regering erkende instelling voor beroepsopleiding, zoals de VDAB, komen voor aanwerving in aanmerking.
EVC staat voor ‘Erkennen van Verworven Competenties’ en tijdens een EVC-traject kan iemand een praktische proef afleggen, waarbij een erkende beoordelaar nagaat of die persoon beschikt over de vereiste competenties om het beroep uit te oefenen. Wanneer iemand slaagt voor de proef, dan krijgt hij een officieel certificaat dat zijn beroepsbekwaamheid bewijst. Zo’n certificaat is evenveel waard als een diploma. De lijst met functies waarvoor een EVC-attest kan behaald worden, is terug te vinden op de website van de VDAB.
De raad kan bepalen dat evenwaardige ervaring, vermeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen en bepaalt in dat geval via welke selectietechniek wordt beoordeeld of de kandidaat op het vooropgestelde niveau kan functioneren.
Een loutere CV-screening volstaat niet.
Uiteraard moeten hierbij ook steeds het gelijkheidsbeginsel, de andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de motiveringsplicht gerespecteerd worden.
De huidige lijst van erkende diploma’s of getuigschriften werd vastgesteld met het ministerieel besluit van 19 februari 2013 tot vaststelling van de lijst van erkende diploma’s of getuigschriften per niveau ter uitvoering van artikel 11, § 2, tweede lid, van het besluit van 7 december 2007. Die lijst is vrijwel identiek aan die welke geldt voor het personeel van de Vlaamse overheid en is een compilatie van erkende diploma’s, gebaseerd op de onderwijswetgeving. De huidige lijst zelf bevat geen normatieve bepalingen. Die wordt dan ook regelmatig ingehaald door nieuwe onderwijswetgeving, waarbij nieuwe soorten diploma’s erkend worden, en moet dus regelmatig geactualiseerd worden. Aangezien er een grote uniformiteit is tussen de plaatselijke rechtspositieregeling en die van de Vlaamse overheid, wordt daarom voortaan voor de diplomavereisten verwezen naar het Vlaams Personeelsstatuut van 13 januari 2006. Op die manier zijn de diplomavereisten altijd up-to-date.
Bij vragen over de waarde van door sollicitanten voorgelegde binnenlandse diploma’s moet het lokaal bestuur zich wenden tot het departement Onderwijs en Vorming. Zie hiervoor de volgende linken:
Diploma’s en getuigschriften (Vlaanderen.be)
Thema’s A-Z: Diploma - erkenning, gelijkwaardigheid diploma (Vlaanderen.be) (opent in nieuw venster)
Het NARIC is bevoegd voor de erkenning van buitenlandse diploma’s en voor toelichting hierover. U kan hiervoor terecht op de volgende link:
Waar voorheen de diplomavereisten voor de maatschappelijk werker, bevoegd voor het sociaal onderzoek, vastgesteld werden in artikel 5 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie, is dit een gewestelijke bevoegdheid geworden, aangezien het Vlaamse Gewest ondertussen bevoegd is om de diplomavereisten voor het lokaal personeel vast te stellen.
Op 11 januari 2024 stelde de minister bevoegd voor binnenlands bestuur, na advies van de onderwijsinstellingen (VLIR, VLHORA, ...), de diplomavereisten vast voor deze maatschappelijk werker. Dit ministerieel besluit trad in werking op 19 februari 2024 en bepaalt dat volgende diploma’s in aanmerking komen voor de functie van maatschappelijk werker, bevoegd voor het sociaal onderzoek:
- het diploma van master in het sociaal werk;
- het diploma van master in het sociaal werk en sociaal beleid;
- het diploma van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek;
- het diploma van master in de agogische wetenschappen;
- het diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
- het diploma van bachelor orthopedagogie;
- het diploma van bachelor sociale re-adaptatiewetenschappen;
- het diploma van bachelor gezinswetenschappen.
Ook de volgende (oude) diploma’s komen nog in aanmerking:
- het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociale verpleegkunde, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
- het diploma van bachelor in de sociale gezondheidszorg, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
- het diploma van maatschappelijk assistent, afgeleverd in het sociaal hoger onderwijs van het korte type of het hoger onderwijs van één cyclus studiegebied sociaal agogisch werk, of de buitenlandse diploma’s die gelijkwaardig zijn verklaard met een diploma van maatschappelijk assistent;
- het diploma van gegradueerde verpleger, gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid;
- het diploma van sociaal verpleegkunde met de titel van gegradueerde in de sociale verpleegkunde, dat behoort tot het vroegere paramedische hoger onderwijs van het korte type.
Dit ministerieel besluit is rechtstreeks uitvoerbaar en dwingend dus de raad moet hier geen beslissing over nemen. De lokale rechtspositieregeling moet hierop wel aangepast worden.
Diplomavereiste
De toegang tot betrekkingen van niveau B kan beperkt worden tot kandidaten met een diploma van professionele bachelor. Wanneer het bevoegd orgaan in de rechtspositieregeling de diplomavereiste heeft afgestemd op de eigenheid van de functie, kan het bestuur in de specifieke voorwaarden bepalen dat bepaalde diploma’s die in de onderwijswetgeving zijn ingedeeld in de professionele bachelor in aanmerking komen voor de functie. Een universitaire bachelor zal immers niet noodzakelijk de specifieke professionele competenties bevatten die een professionele bachelor waarborgt. De aanstellende overheid kan dan geconfronteerd worden met een kandidaat die een masterdiploma of licentie heeft in dezelfde studierichting. In dat geval moet een vergelijking van de studieprogramma’s uitsluitsel geven over de toegang tot de selectieprocedure. Een inhoudelijke vergelijking tussen het masterdiploma en de professionele bachelor kan er uiteraard toe leiden dat het masterdiploma geweigerd wordt omdat het niet tegemoet komt aan de gevraagde professionele competentievereisten.
Als de diplomavereiste voor de functies in de rechtspositieregeling echter algemeen is geformuleerd (bachelor) en niet nader gespecificeerd is, dan zal de aanstellende overheid, die de geldigheid van de kandidaturen en de bewijsstukken beoordeelt, in dat geval alle bachelors moeten toelaten, en dus ook de niet-professionele bachelor.
Dat betekent dat kandidaten met een hoger diploma (master of licentie) dan zeker ook in aanmerking komen.
In een aanwervingsprocedure voor een betrekking van niveau C kunnen kandidaten die een hoger diploma (bachelor/master) dan dat van het secundair onderwijs hebben, niet worden uitgesloten, omdat ze hoe dan ook aan de diplomavereiste voor de toegang tot niveau C voldoen.
EVC-attesten
EVC-attesten (erkennen van verworven competenties) hebben met het rechtspositiebesluit van 20 januari 2023 een gelijke waarde gekregen ten opzichte van de ‘klassieke’ diploma’s. voor de functies waarvoor dergelijke EVC-attesten bestaan, moet het bestuur zo’n attest aanvaarden als gelijkwaardig met het diploma.
Maatschappelijk werker
De maatschappelijk werker zoals vermeld in artikel 183, §1, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (DLB) is de ‘maatschappelijk werker in strikte zin’, namelijk de maatschappelijk werker die de sociale onderzoeken uitvoert en de individuele hulpvragen behandelt en opvolgt. De juridische grondslag hiervoor is artikel 19, §1, van de RMI-wet. Dat artikel bepaalt het volgende:
“Met het oog op de toekenning van maatschappelijke integratie in de vorm van een leefloon, of een tewerkstelling, met het oog op de herziening of de intrekking van een beslissing dienaangaande of met het oog op een beslissing tot schorsing van de uitbetaling van het leefloon, verricht het centrum een sociaal onderzoek.
Voor het sociaal onderzoek moet het centrum een beroep doen op maatschappelijk werkers, volgens de kwalificatievoorwaarden bepaald door de Koning.”
Door de herverdeling van bevoegdheden is de Vlaamse Regering bevoegd om de diplomavereisten voor de maatschappelijk werker vast te stellen. Die bevoegdheid werd in artikel 4, §2, 6de lid, van het rechtspositiebesluit gedelegeerd aan de Vlaamse minister bevoegd voor binnenlands bestuur.
Op 11 januari 2024 gaf de minister uitvoering aan deze bepaling en stelde een lijst met diploma’s vast die toegang geven tot de functie van maatschappelijk werker. Dit ministerieel besluit trad op 19 februari 2024 in werking, waardoor de volgende diploma’s nu in aanmerking komen:
- het diploma van master in het sociaal werk;
- het diploma van master in het sociaal werk en sociaal beleid;
- het diploma van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek;
- het diploma van master in de agogische wetenschappen;
- het diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
- het diploma van bachelor orthopedagogie;
- het diploma van bachelor sociale re-adaptatiewetenschappen;
- het diploma van bachelor gezinswetenschappen.
Ook de volgende (oude) diploma’s komen nog in aanmerking:
- het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociale verpleegkunde, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
- het diploma van bachelor in de sociale gezondheidszorg, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
- het diploma van maatschappelijk assistent, afgeleverd in het sociaal hoger onderwijs van het korte type of het hoger onderwijs van één cyclus, studiegebied sociaal-agogisch werk , of de buitenlandse diploma’s die gelijkwaardig zijn verklaard met een diploma van maatschappelijk assistent;
- het diploma van gegradueerde verpleger, gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid;
- het diploma van sociaal verpleegkundige met de titel van gegradueerde in de sociale verpleegkunde, dat behoort tot het vroegere paramedisch hoger onderwijs van het korte type.
Hoewel ze niet expliciet werden opgenomen in het besluit, komen ook de oude tegenhangers van de bachelors en de masters, namelijk de graduaten en de licentiaten in aanmerking, voor zover het diploma’s zijn van voor de invoering van de BAMA-structuur.
De gegradueerde maatschappelijk werker (HBO5-niveau) komt niet in aanmerking.
Omzendbrief taken maatschappelijk werkers OCMW
Op 29 maart 2024 stuurde de POD Maatschappelijke Integratie een omzendbrief(PDF bestand opent in nieuw venster) naar de OCMW’s met als doel de OCMW’s te helpen om zich te organiseren in het licht van toenemende uitdagingen zoals een groter aantal steunaanvragen en de erkenning van de functie van maatschappelijk werker als knelpuntberoep. Het is echter van cruciaal belang om de specifieke sociale taken van de maatschappelijk werker intact te houden.
De omzendbrief somt daarom de taken op die inherent zijn aan de opdrachten van het OCMW. Voor elke taak wordt aangegeven of deze moet worden uitgevoerd door een maatschappelijk werker of kan uitgevoerd worden door andere personeelsleden die niet noodzakelijkerwijs een diploma maatschappelijk werk hebben maar die zijn aangenomen voor andere expertises, zoals administratief medewerkers, onthaalmedewerkers, juristen, assistent-psychologen, boekhoudkundige assistenten of medewerkers van de dienst ontvangsten.
Gelijkstelling van attesten met diploma’s of getuigschriften
Minister bepaalt diploma’s voor toegang tot functie van maatschappelijk werker, na advies hoger onderwijs
Formatie als instrument is niet vereist, maar kan door middel van een andere instrument om personeelsbehoefte weer te geven
Evenwaardige ervaring in plaats van diploma is mogelijk (niet meer in uitzonderlijke situaties), mits raad selectietechniek vaststelt om kandidaat te beoordelen
5 niveaus en overeenstemmende diploma’s
Indeling in basisgraden en hogere graden + situering van graad op basis van functiebeschrijving