VB 23039 - Beding van aanwas
- Nummer
- 23039
- Datum beslissing
- 21 augustus 2023
- Publicatiedatum
- 5 oktober 2023
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag betreft de toepassing van de bepalingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit op de voorgelegde overeenkomst van aanwas die de 'Partijen' op xx.xx.2023 hebben afgesloten.
Meer bepaald wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat:
1.1. de voorgelegde overeenkomst van aanwas niet kwalificeert als een schenking;
1.2. in geval de overeenkomst van aanwas in België geregistreerd zou worden alleen het federaal vast recht verschuldigd zal zijn en er geen schenkingsrechten verschuldigd zijn en dat de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zijn;
1.3 ingeval van overlijden van de eerststervende de in de overeenkomst opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden niet onderworpen zullen zijn aan de erfbelasting, en dat de artikelen 2.7.1.0.3, 3° VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zijn;
1.4. deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
2. De 'Partijen' verzoeken uitdrukkelijk dat de voorafgaande beslissing die terzake zal genomen worden, een geldigheidsduur zal hebben tot het overlijden van de eerststervende van de 'Partijen'.
3. Hoewel de overeenkomst van aanwas op xx.xx.2023 werd afgesloten, heeft zij - bij gebrek aan registratie in België en aangezien de 'Partijen' nog in leven zijn - nog geen fiscale uitwerking gekregen op het moment van de aanvraag.
De fiscale gevolgen krijgen maar uitwerking op het ogenblik dat de overeenkomst van aanwas ter registratie zou worden aangeboden of op het ogenblik dat één van de 'Partijen' zou overlijden. Het is bijgevolg mogelijk om hierover een voorafgaande beslissing te vragen (cf. VB nr. 19014 d.d. 27 mei 2019; VB nr. 19039 d.d. 19 augustus 2019).
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
4. De aanvraag wordt ingediend door meester […], advocaat aan de balie te […], met kantoor te […].
De aanvraag wordt ingediend in naam van volgende 'Partijen':
3.1. de heer X, nationaal nummer […], geboren te […] op xx.xx.1950; en
3.2. Mevrouw Y, nationaal nummer […], geboren te […] op xx.xx.1953.
De 'Partijen' zijn op xx.xx.1975 gehuwd. Blijkens akte verleden op xx.xx.1975 door […], notaris met standplaats te […], werd het stelsel van (zuivere) scheiding van goederen aangenomen.
Zij hebben 2 kinderen, A en B.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. De 'Partijen' zijn, elk voor de helft, onverdeeld eigenaar van gelden en effecten die aangehouden worden in drie effectenportefeuilles, nl.:
5.1. een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
5.2. een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […];
5.3. een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […].
De voormelde gelden en effecten worden hierna samen genoemd de 'tegoeden'.
6. De 'Partijen' wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen beiden zijn levensstandaard kan behouden bij een overlijden van de eerststervende.
De 'Partijen' wensen zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de 'tegoeden' zal verwerven, zonder dat één van hen deze regeling eenzijdig kan wijzigen/herroepen en zonder dat bij het overlijden van de eerststervende rekening dient gehouden te worden met de wettelijke reserve van de kinderen.
Een beding van aanwas ten bezwarende titel, dat niet beperkt is in de tijd, vormt het meest geschikte instrument om bovengenoemde doelstellingen van de 'Partijen' te bereiken, aangezien:
- de overeenkomst slechts kan worden gewijzigd/herroepen/ontbonden als beide partijen hiervoor hun akkoord geven;
- hiermee de mogelijke gevolgen van de wettelijke reserve van de eigen kinderen kunnen worden uitgesloten.
Voormelde doelstellingen kunnen niet gerealiseerd worden door middel van een testament of schenking aangezien:
- een testament steeds eenzijdig te allen tijde en zonder enige motivering door de testator herroepen kan worden (artikel 4.132, §3 nieuw BW);
- alle schenkingen tussen echtgenoten tijdens het huwelijk anders dan bij huwelijkscontract gedaan, steeds herroepelijk zijn (artikel 4.240 nieuw BW);
- bij zowel een testament als bij een schenking bij het overlijden van de eerststervende rekening dient te worden gehouden met de wettelijke reserve van de kinderen.
De 'Partijen' hebben daarom aan de 'tegoeden' bij overeenkomst d.d. xx.xx.2023 een beding van aanwas gekoppeld ten voordele van de langstlevende onder hen, waarbij overeengekomen werd dat het onverdeelde aandeel in de 'tegoeden' van de eerststervende in volle eigendom, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, verkregen zal worden door de langstlevende van hen beiden.
7. De overeenkomst van aanwas luidt als volgt (zie bijlage bij de aanvraag):
"TUSSEN:
1. De heer X, nationaal nummer […], wonende te […], geboren te […] op xx.xx.1950;
2. Mevrouw Y, nationaal nummer […], wonende te […], geboren te […] op xx.xx.1953.
De partijen hogervernoemd worden hierna gezamenlijk genoemd de 'Partijen'.
MAKEN VOORAF DE VOLGENDE OPMERKING:
De 'Partijen' zijn gehuwd op xx.xx.1975. Bij akte verleden op xx.xx.1975 door […], notaris met standplaats te […], werd het stelsel van (zuivere) scheiding van goederen aangenomen.
Zij zijn, elk voor de helft, onverdeeld eigenaar van gelden en effecten die aangehouden worden in drie effectenportefeuilles, nl.:
- een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 1 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;
- een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 2 aan deze overeenkomst wordt gevoegd;
- een effectenportefeuille aangehouden bij […], geïndividualiseerd onder nummer […], waarvan de samenstelling als bijlage 3 aan deze overeenkomst wordt gevoegd.
De voormelde gelden en effecten worden hierna samen genoemd de 'tegoeden'.
De 'Partijen' wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen twee een financieel zorgeloze oude dag kan beleven.
De 'Partijen' wensen daarom aan de onverdeelde 'tegoeden' een aanwasbeding te koppelen ten voordele van de langstlevende onder hen, waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de langstlevende van hen beiden.
De modaliteiten en voorwaarden worden gespecifieerd in onderhavige overeenkomst.
WERD OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1 -Algemeen
De 'Partijen' wensen dat de 'tegoeden' aan de langstlevende hunner toekomen; het betreft hier een doelvermogen met inbegrip van meerwaarden, vruchten en toebehoren en bij wederbelegging of zaakvervanging verkregen zaken.
Ingeval van beëindiging van de onverdeeldheid met betrekking tot de 'tegoeden', door het overlijden van één der 'Partijen' zal het aandeel van de overledene in volle eigendom aangroeien bij dat van de langstlevende.
Deze aanwas is tussen partijen overeengekomen ten titel van kanscontract en dus onder bezwarende titel. Aldus staat elk der 'Partijen' zijn onverdeeld aandeel in de 'tegoeden' af aan de andere onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt degene die afstaat een gelijke kans om het aandeel van de andere te verwerven indien hij het langst leeft.
Artikel 2 - Vruchten en meerwaarden
'Partijen' komen overeen dat de vruchten, de meerwaarden en andere opbrengsten die door de 'tegoeden' gerealiseerd worden, integraal deel uitmaken van de 'tegoeden'. Bijgevolg zal onderhavige overeenkomst van aanwas tevens van toepassing zijn op deze vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten.
Artikel 3 -Zaakvervanging
Alle zaken die worden verkregen in vervanging van de oorspronkelijke 'tegoeden', hun vruchten meerwaarden en andere opbrengsten, vallen eveneens onder dit beding van aanwas.
Artikel 4 - Vervreemdingsverbod
Teneinde de uitvoering van onderhavige overeenkomst te garanderen verbinden de 'Partijen' zich ertoe, gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomst, hun onverdeeld aandeel in de 'tegoeden', niet te vervreemden (ten bezwarende titel en om niet), in pand te geven of er eender welk ander recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de andere, en dit zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen.
Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van partijen om gezamenlijk schenkingen te doen met betrekking tot de 'tegoeden' of een deel ervan.
Tevens verbinden de 'Partijen' zich ertoe alle beslissingen aangaande beleggingen en herbeleggingen met betrekking tot de onverdeeldheid gezamenlijk te nemen.
Partijen ontzeggen zich het recht elkaar wederzijdse volmachten toe te staan, behoudens een lastgeving die tot doel heeft om voor de lastgever een buitengerechtelijke bescherming in de zin van artikel 490 van het burgerlijk wetboek te regelen.
Artikel 5 - Duur
Dit contract heeft een onbepaalde duur en kan slechts ontbonden worden met het akkoord van beide 'Partijen'. Niettemin staat het de partijen vrij om in gemeenschappelijk overleg een einde te stellen aan de overeenkomst van aanwas.
Artikel 6 -Deelbaarheid
Een eventuele nietigheid van een bepaling van deze overeenkomst betreft enkel die specifieke bepaling die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige beding van aanwas voor gevolg hebben.
Artikel 7 - Bemiddeling
De partijen komen overeen om ingeval van betwisting deze overeenkomst te onderwerpen aan bemiddeling.
OPGEMAAKT IN DRIE EXEMPLAREN TE […] OP XX.XX.2023, ELK DER PARTIJEN VERKLARENDE EEN ORIGINEEL GETEKEND EXEMPLAAR TE HEBBEN ONTVANGEN".
III. Motivering van de aanvraag
8. De in de overeenkomst van aanwas opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van de 'tegoeden' zijn niet onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting.
In haar standpunt nr. 17044 d.d. 15 juli 2022 heeft de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden bepaald welke volgens haar voldaan moeten zijn opdat de goederen die het voorwerp uitmaken van een beding van aanwas niet onderworpen zijn aan de erfbelasting of schenkbelasting.
Hierna zal worden aangetoond dat in casu voldaan is aan de in het standpunt nr. 17044 gestelde voorwaarden.
8.1. Het beding van aanwas is onder bijzondere titel.
In het standpunt wordt vooreerst vereist dat het beding van aanwas "beperkt" moet zijn "via beschikking onder bijzondere titel".
Verder wordt verduidelijkt dat het beding van aanwas 'onder bijzondere titel' is "wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".
Welnu, in casu heeft het beding van aanwas betrekking op verschillende bijzondere roerende vermogensbestanddelen van de 'Partijen' die nauwkeurig in de overeenkomst worden omschreven, evenals op hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van de 'tegoeden'.
Er kan aldus geen twijfel over bestaan dat de overeenkomst onder bijzondere titel is.
Er dient erop gewezen te worden dat de effectenportefeuilles beschouwd dienen te worden als een feitelijke universaliteit, waardoor de overeenkomst betrekking heeft op de effectenportefeuilles in hun geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn (zie ook VB nr. 21074 d.d. 17 januari 2022; VB nr. 20015 d.d. 25 mei 2020; VB nr. 19010 d.d. 13 mei 2019; VB nr. 19001 d.d. 18 februari 2019).
In het beding van aanwas is voorzien in een clausule van zaakvervanging (artikel 3), evenals in een clausule overeenkomstig dewelke de vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten tevens onder het beding van aanwas vallen (artikel 2).
Wat betreft de zaakvervanging en de meerwaarden bevestigt het standpunt nr. 17044 dat dit mogelijk is en dat de vervanggoederen/meerwaarden dan dezelfde regels/bestemming volgen als het goed dat het vervangt.
Voor wat betreft de effectenportefeuilles heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. De overeenkomst heeft dus uitwerking op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende van de 'Partijen' ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge opbrengsten en transacties van wederbeleggingen. Dit werd reeds bevestigd in verschillende voorafgaande beslissingen (VB nr. 19010 d.d. 13 mei 2019; VB nr. 19001 d.d. 18 februari 2019).
8.2. Het beding van aanwas is ten bezwarende titel.
Daarnaast vereist de Vlaamse Belastingdienst in het standpunt dat het beding van aanwas "ten bezwarende titel' moet zijn.
Er wordt in het standpunt verduidelijkt dat het beding van aanwas wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel "wanneer de kansen evenwichtig zijn". Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn.
Er dient conform het standpunt sprake te zijn van:
(1) een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en
(2) een gelijkwaardige inleg.
Conform het standpunt dienen beide voorwaarden beoordeeld te worden "bij het afsluiten van het beding".
Hierna zal worden aangetoond dat in casu de 'Partijen' op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst een gelijkaardige levensverwachting hadden en dat er sprake was van een gelijkwaardige inleg.
8.2.1. De 'Partijen' hebben een gelijkaardige levensverwachting.
De 'Partijen' hadden op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst een gelijkaardige levensverwachting.
Dit wordt enerzijds aangetoond door de gelijkaardige leeftijd (een leeftijdsverschil van 3 jaar en 2 maanden) op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst.
Het beperkte leeftijdsverschil van minder dan 4 jaar kwalificeert onder de vigerende rechtspraak als een kansengelijkheid aangezien deze moet beoordeeld worden in de feiten en niet enkel mag gesteund worden op een objectieve leeftijd, zie onder andere :
- Antwerpen 10 februari 1988, T.Not. 1989, 320: leeftijdsverschil van ruim 20 jaar;
- Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60: leeftijdsverschil van 16 jaar; - Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitgegeven: leeftijdsverschil van 14 jaar;
- Antwerpen 30 juni 2015, T.Not. 2016, afl. 5, 364: leeftijdsverschil van 10 jaar [1].
Ook de Vlaamse Belastingdienst heeft in verschillende voorafgaande beslissingen, waarbij een groter leeftijdsverschil voorlag, bevestigd dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid:
- VB nr. 17046 d.d. 19 februari 2018 : leeftijdsverschil van 15 jaar;
- VB nr. 18013 d.d. 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar;
- VB nr. 17058 d.d. 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 6 jaar;
- VB nr. 17025 d.d. 4 september 2017: leeftijdsverschil van 8 jaar;
- VB nr. 19033 d.d. 16 september 2019: leeftijdsverschil 13 jaar.
Gezien het leeftijdsverschil minder dan vier jaar bedraagt, kan er geen twijfel zijn over de gelijke kansen in dit kanscontract.
Dit wordt anderzijds bevestigd door dezelfde goede gezondheidstoestand van de 'Partijen' hetgeen gestaafd wordt met medische attesten.
Dus zowel in de concrete feiten als op basis van het beperkte verschil in leeftijd kan men besluiten dat de levensverwachting gelijk(aardig) is.
8.2.2. De inleg is gelijkwaardig.
De 'Partijen' hebben beiden elk hun onverdeelde helft ingebracht van bepaalde roerende vermogensbestanddelen.
Er kan aldus geen twijfel over bestaan dat de inleg bij het afsluiten van het beding gelijkwaardig was.
8.2.3. Besluit
Noch ingeval van registratie van de overeenkomst, noch bij de realisatie van de overeenkomst, zullen de betrokken roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden, onderworpen zijn aan de schenkbelasting of erfbelasting.
Wat betreft de schenkbelasting wensen de 'Partij en' de bevestiging te bekomen dat (o.a.) volgende bepalingen niet van toepassing zijn:
Artikel 2.8.1.0.1 VCF
"Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie , Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden."
Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF
"Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2. 7.1.0.3, 3°.".
Wat betreft de erfbelasting wensen de 'Partijen' de bevestiging te bekomen dat (o.a.) volgende bepalingen niet van toepassing zijn:
Artikel 2.7.1.0.3 VCF
"Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
1° ·alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden."
Artikel 2.7.1.0.5 VCF
"§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.".
9. Artikel 3.17.0.0.2 VCF kan niet toegepast worden.
Artikel 3.17.0.0.2 VCF voorziet het volgende:
"Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelf de verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.".
De 'Partijen' zijn van oordeel dat er in casu geenszins sprake is van 'fiscaal misbruik'.
Zij brengen door middel van de door hen gestelde rechtshandeling geenszins een verrichting tot stand waarbij zij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatsten noch een verrichting waarbij zij aanspraak zouden maken op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Bovendien leveren zij het bewijs dat de keuze voor hun rechtshandeling verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van de belasting.
Immers, met dit beding van aanwas wensen de 'Partijen' de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, teneinde ervoor te zorgen dat de langstlevende van hen beiden zijn levensstandaard kan behouden bij een overlijden van de eerststervende.
Besluit
Gelet op het voorgaande kan de antimisbruikbepaling van artikel 3 .17.0.0.2 VCF in casu niet toegepast worden.
10. Conclusie
De 'Partijen' zijn aldus van mening dat:
- de voorgelegde overeenkomst van aanwas niet kwalificeert als een schenking;
- in geval de overeenkomst van aanwas in België geregistreerd zou worden alleen het federaal vast recht verschuldigd zal zijn en er geen schenkingsrechten verschuldigd zijn en dat de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zijn;
- ingeval van overlijden van de eerststervende er op de in de overeenkomst opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden niet onderworpen zullen zijn aan de erfbelasting, en dat de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zijn;
- deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
Aangezien het aangegane beding van aanwas op fiscaal vlak slechts uitwerking krijgt bij het overlijden van één der partijen betreft deze beslissing een voorafgaande beslissing.
12. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
13. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:
“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :…
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
14. Het feit dat een beding van aanwas tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten, in casu de effectenportefeuilles waarvan zij ieder voor de onverdeelde helft eigenaar zijn.
15. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
16. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
17. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen (effectenportefeuilles) die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.
18.De beleggingsportefeuilles worden beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuilles betrekking heeft op de effectenportefeuilles in hun geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.
19. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
Wat de beleggingsportefeuilles betreft zal het contract dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.
20. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
21. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
22. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
23. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 73 jaar en 70 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.
24. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
25. Uit de gegevens vermeld in het contract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. Zij bezitten de effectenportefeuilles in onverdeeldheid.
26. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract/beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
27. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.
Voetnoten
[1] “ Louter het feit dat appellante tien jaar jonger was dan de heer V. houdt niet in dat bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 er een ongelijkheid van kansen bestond. Partijen hadden op dat moment een leeftijd van 33 resp. 43 jaar, die niet toeliet te voorspellen dat de ene meer kansen op vooroverlijden had dan de andere, gelet op de onzekerheden van het leven”.