Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19033 - Kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 19033 - Kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
19033
Datum beslissing
16 september 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat:

  • de onderhands af te sluiten overeenkomst van aanwas tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;
  • het beding van aanwas geen schenking is en dus niet onderworpen is aan de schenkbelasting ingevolge de toepassing van de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2 VCF;
  • het beding van aanwas evenmin onderworpen is aan erfbelasting overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2.7.1.0.3 en 2.7.1.0.5 VCF;
  • deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […] namens:

X (xx.xx.1948), NN […], en zijn echtgenote mevrouw Y (xx.xx.1961), NN […].

3. De echtgenoten X-Y zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden op xx.xx.1982 voor notaris […] met standplaats te […] (huwelijkscontract wordt toegevoegd in bijlage).

4. Zij hebben samen 2 gemeenschappelijke kinderen.

5. Zij hebben hun fiscale woonplaats meer dan vijf jaar te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. De aanvragers bezitten elk 50% van een beleggingsportefeuille ter waarde van [...] EUR. De portefeuille hoort enerzijds voor de helft toe tot het eigen vermogen van de heer X en anderzijds voor de helft tot het eigen vermogen van zijn echtgenote, mevrouw Y.

7. De aanvragers wensen onderling een beding van aanwas te sluiten betreffende voormelde onverdeelde portefeuille waarbij zij bij wijze van kanscontract onder bezwarende titel overeenkomen dat bij het overlijden van de eerststervende van hen, zijn of haar deel van de portefeuille in volle eigendom aan de langstlevende onder hen zal toekomen.

8. De aanvragers wensen elkaar zoveel mogelijk te beschermen in geval van overlijden van de eerststervende. Zij wensen elk voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hen in staat stellen hun levensstandaard als langstlevende echtgenoot/echtgenote te waarborgen en hen toelaten een maximale flexibiliteit te behouden. De overeenkomst van aanwas biedt voor de echtgenoten de enige mogelijkheid teneinde deze wederzijdse bescherming te bieden.

9. De overeenkomst - waarvan het voorwerp een doelvermogen betreft - zal worden gesloten onder de volgende voorwaarden (ontwerp van de overeenkomst wordt toegevoegd in bijlage) :

  • De verwerving ten voordele van de langstlevende van de aanvragers zal gebeuren met ingang van het overlijden van de eerststervende en zonder terugwerkende kracht.
  • Het beding van aanwas wordt optioneel geformuleerd en kan beperkt worden tot de blote eigendom of het vruchtgebruik. Bij gebrek aan keuze wordt geacht verzaakt te zijn aan het voordeel van het beding van aanwas.
  • Partijen mogen de hen toebehorende vermogensbestanddelen, voorwerp van de overeenkomst, niet vervreemden (noch ten bezwarende titel, noch om niet), in pand geven, in betaling geven of op enige andere wijze (met zakelijke rechten) bezwaren, tenzij met uitdrukkelijke instemming van de andere partij.
  • In de overeenkomst wordt conventionele zaakvervanging voorzien. Indien zaakvervanging speelt, zal dit schriftelijk bevestigd worden door de aanvragers op het moment van verwerving van het nieuwe goed, behoudens bij een feitelijke universaliteit (dewelke het voorwerp van de aanvraag uitmaakt), waar zaakvervanging van rechtswege optreedt.
  • De overeenkomst zal worden aangegaan voor onbepaalde duur, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen.
  • De overeenkomst wordt gesloten onder de uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde van beëindiging van de samenwoning tussen hen door de inleiding van een vordering tot echtscheiding door één van hen of indien zij meer dan 6 maanden feitelijk gescheiden leven anders dan om dwingende medische redenen of een andere oorzaak die overmacht uitmaakt.

III. Motivering van de aanvraag

10. De overeenkomst van aanwas betreft een overeenkomst onder bezwarende titel en ten bijzondere titel.

11. Het bezwarend karakter vereist dat de kansen van beide partijen evenwichtig moeten zijn. Dit vereist enerzijds een gelijkaardige levensverwachting en anderzijds een gelijkwaardige inleg.

12. Betreffende de gelijkwaardige levensverwachting:

Er is een aanzienlijk leeftijdsverschil (13 jaar) tussen partijen, doch partijen menen hun kans op overleven gelijk in te schatten.

De beoordeling van gelijke overlevingskansen dient niet alleen beoordeeld te worden op basis van objectieve leeftijd, maar eveneens op basis van gezondheidstoestand en levenswijze.

In een aantal beslissingen met een quasi gelijkaardig leeftijdsverschil werd de gelijkwaardigheid niet betwist. Ook de rechtspraak is van oordeel dat een leeftijdsverschil van respectievelijk 16 en 14 jaar de gelijkheid van kansen niet ongedaan maakt (Antwerpen 10 februari 1988, T Not. 1989, 320; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGE 2006, nr. 6, 60, noot D. MICHIELS).

Beide partijen verkeren in goede fysische en psychische gezondheid. Ter staving van hun goede gezondheid hebben zij recent een medisch onderzoek laten uitvoeren. Aanvragers zijn bereid zich te onderwerpen aan een medisch onderzoek bij een neutraal geneesheer, eventueel aan te duiden door de administratie.

13. Betreffende de gelijkwaardige inleg:

De inleg van beide partijen is financieel gelijkwaardig, hun inbreng betreft immers eenzelfde aantal goederen met een gelijke waarde.

14. De overeenkomst is onder bijzondere titel afgesloten daar de overeenkomst betrekking heeft op goederen die nauwkeurig zijn omschreven en geenszins alle goederen, een evenredige deel van alle goederen, de geheelheid van onroerende goederen of een evenredig deel hiervan, de geheelheid van roerende goederen of een evenredig deel hiervan omvatten.

15. De overeenkomst maakt geen fiscaal misbruik uit gelet op de motieven hierboven toegelicht.

16. Gelet op het bovenstaande feiten en elementen verzoeken aanvragers u te bevestigen dat bij de realisatie van het kanscontract ten bijzondere en ten bezwarende titel de betrokken roerende goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting of de erfbelasting en dat de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
17. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

18. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

19. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

- Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

20. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een beding van aanwas niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het beding van aanwas opgenomen is in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

21. Een kanscontract (ten bezwarende en ten bijzondere titel) valt onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.

22. Het feit dat het contract tussen echtgenoten wordt afgesloten, maakt dit beding op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk contract wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten. Het kan geen betrekking hebben op goederen die tot de huwgemeenschap behoren. De aanvragers bezitten in casu elk 50% van een beleggingsportefeuille. De portefeuille behoort enerzijds voor de helft toe aan het eigen vermogen van de heer X en anderzijds voor de helft tot het eigen vermogen van mevrouw Y.

23. Het contract moet opgenomen zijn in een notariële akte indien het contract betrekking heeft op onroerende goederen. In casu zal het contract onderhands worden afgesloten. Aangezien het contract enkel betrekking heeft op roerende goederen, is hier geen bezwaar tegen.

24. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

25. Het kanscontract is in casu onder bijzondere titel aangezien het kanscontract betrekking heeft op een beleggingsportefeuille, die beschouwd wordt als een feitelijke universaliteit. Vermits een effectenportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaardt Vlabel dat het contract betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

26. Zaakvervanging is mogelijk binnen een dergelijk contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Wat de effectenportefeuille betreft heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbeleggingen.

27. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

28. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

29. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

30. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de heer X reeds 71 jaar is. De levensverwachting in België voor mannen is slechts 79 jaar. Deze vaststelling samen met het feit dat de heer X 13 jaar verschilt met mevrouw Y doen het besluitvormingsorgaan concluderen dat er in casu geen sprake is van een gelijkaardige levensverwachting.

31. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

32. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. Aanvragers bezitten elk 50% van een beleggingsportefeuille ter waarde van [...] EUR.

33. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu niet om een kanscontract ten bezwarende titel gaat.

34. Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratie-en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.