VB 22029 - Beding van aanwas m.b.t. aandelen maatschap
- Nummer
- 22029
- Datum beslissing
- 15 juli 2022
- Publicatiedatum
- 29 augustus 2022
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat:
- De voorgelegde aanwasovereenkomst tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel dat – op het ogenblik van aanbieding ter registratie – niet valt onder de toepassing van artikel 2.8.1.0.1. VCF i.o. artikel 2.8.4.1.1. §2 VCF, zodat er bijgevolg geen schenkbelasting verschuldigd zal zijn.
- Op het ogenblik van aanbieding ter registratie, respectievelijk bij het overlijden van één van de aanvragers – evenmin de artikelen 2.7.1.0.3, 3° VCF en artikel 2.7.1.0.5. VCF van toepassing zullen zijn, zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.
- De voorgenomen verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.
2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen, langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van de eerststervende van de echtgenoten, de heer X of mevrouw Y.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door […], met kantoor te […], namens:
3.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1945 (rijksregisternummer: […]), en zijn echtgenote,
3.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1947 (rijksregisternummer: […]),
samenwonende te […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd op xx.xx.1969 onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract.
5. Op xx.xx.2015 werd middels akte voor notaris […], notaris te […], het huwelijksstelsel gewijzigd naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen (bijlage 1). Dit stelsel sloot aan bij hetgeen de echtgenoten, voor wat betreft het beheer en de beschikking van hun vermogen, de facto reeds toepasten.
6. Op xx.xx.2018 werd middels akte voor notaris […], notaris te […], het huwelijkscontract nogmaals gewijzigd – evenwel zonder wijziging van het huwelijksstelsel - waarbij de bewijsregels en vermoedens tussen de echtgenoten werden aangepast en een opsomming van het onverdeeld vermogen van de echtgenoten werd toegevoegd (bijlage 2).
7. De heer X en mevrouw Y hebben samen geen kinderen, noch heeft één van hen kinderen uit een vorige relatie.
8. Zij hebben hun woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest, te […], gevestigd.
9. Op xx.xx.2017 werd door de Vlaamse Belastingdienst een positieve voorafgaande beslissing met nummer 17030 (bijlage 3) afgeleverd met betrekking tot het afsluiten van een overeenkomst van aanwas tussen de heer X en mevrouw Y, met betrekking tot hun spaar- en effectenrekeningen behorende tot hun onverdeeld vermogen (roerende goederen) die voor de geheelheid in volle eigendom toebehoren aan het echtpaar, ieder van hen voor de onverdeelde helft.
In dit kader werd door de Vlaamse Belastingdienst geoordeeld dat “de Vlaamse Belastingdienst een aanwasbeding tussen echtgenoten in principe als een schenking zal belasten. Indien echter uit de bewoordingen en de voorwaarden van de akte blijkt dat het om een werkelijk kanscontract gaat, wordt de aanwas fiscaal beschouwd als ten bezwarende titel. Uit de concrete omstandigheden (o.a. quasi-gelijke leeftijd van de echtgenoten, verklaring i.v.m. financiële gelijkwaardigheid en gelijke overlevingskansen) en de bewoording van de overeenkomst (o.a. vervreemdingsverbod en het verbod van het verlenen van een volmacht) blijkt dat het de bedoeling is van partijen om een evenwichtig kansbeding te sluiten. Bijgevolg aanvaardt de Vlaamse Belastingdienst het bezwarend karakter ervan en zijn de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3.,3° VCF en art. 2.7.1.0.5. VCF in casu niet van toepassing. De artikelen 2.8.1.0.1. i.o. 2.8.4.1.1. §2 VCF zijn dus in casu evenmin van toepassing.”
10. De voorafgaande beslissing nr. 17030 was vervolgens geldig voor een termijn van vijf jaar.
11. Gelet op deze positieve beslissing van de Vlaamse Belastingdienst hebben de aanvragers op xx.xx.2018 een overeenkomst van aanwas (bijlage 4) afgesloten met betrekking tot de roerende beleggingen, spaar- en andere tegoeden met inbegrip van liquiditeiten, die tot het onverdeeld vermogen van de heer en mevrouw X - Y behoren.
12. Na xx.xx.2018 werden een aantal van de rekeningen opgenomen in de voormelde aanwasovereenkomst door de aanvragers afgesloten. Daarnaast hebben de aanvragers na het sluiten van de aanwasovereenkomst bijkomende bankrekeningen, daaronder begrepen spaarrekeningen en effectenrekeningen, geopend bij verschillende banken. Deze laatste, bijkomende bankrekeningen werden geopend op beide namen van de aanvragers en behoren tevens voor de geheelheid in volle eigendom aan het echtpaar toe, ieder van hen voor de onverdeelde helft.
13. Een overzicht van het onverdeelde vermogen van de aanvragers met betrekking hun spaar- en effectenrekeningen is toegevoegd aan huidige aanvraag (bijlage 5).
14. De aanvragers wensen dat alle daden van beheer en beschikking over hun onverdeelde bank- en effectenrekeningen door hen beiden, gezamenlijk worden genomen.
15. Verder ligt hen de bescherming van de langstlevende, bij het overlijden van de eerststervende onder hen, nog steeds nauw aan het hart. Deze wens is zowel op persoonlijk vlak (vermijding van inmenging van respectievelijke eigen families) als op vermogensrechtelijk vlak, ingegeven door het feit dat aanvragers kinderloos zijn.
16. Echter, door de vele bank- en effectenrekeningen bij verschillende banken die worden aangehouden door aanvragers, dringt de noodzaak van een efficiënter beheer van het roerend vermogen van de aanvragers, en van de opbrengsten hiervan, zich inmiddels op.
17. Om deze redenen wensen de aanvragers de tien door hen aangehouden spaar- en effectenrekeningen, die behoren tot hun onverdeeld vermogen, in te brengen in een (nog op te richten) Belgische maatschap. Tot deze in te brengen rekeningen behoren eveneens de rekeningen waarvoor reeds de eerdere ruling werd afgeleverd en die het voorwerp hebben uitgemaakt van het beding van aanwas.
18. In ruil voor deze inbreng van voormelde onverdeeld aangehouden rekeningen van de aanvragers, zullen de aanvragers ten titel van wederbelegging ieder aandelen van de maatschap in onverdeeldheid verwerven.
19. Het oprichten van de maatschap en het inbrengen van de voormelde rekeningen laat toe om deze rekeningen feitelijk en juridisch af te zonderen. De maatschap zal immers - beter dan thans het geval is door de talrijke rekeningen die door het echtpaar bij verschillende banken worden aangehouden – het goed beheer van voormelde rekeningen garanderen. Gelet op de administratieve verplichtingen die gelden voor een maatschap, kan er met een maatschap worden gestreefd naar eenvoud op bancair en administratief vlak en kunnen onbedoelde fouten of vergissingen worden vermeden.[1]
20. Vervolgens wensen de aanvragers met betrekking tot de door hen in onverdeeldheid aangehouden aandelen van de maatschap een aanwasovereenkomst te sluiten.
21. Het ontwerp van de aanwasovereenkomst met betrekking tot de aandelen werd gevoegd bij huidige aanvraag (bijlage 6) en luidt als volgt :
VOORAFGAANDE UITEENZETTING
De heer X en mevrouw Y zijn in onverdeeldheid eigenaar van alle aandelen op naam van de Belgische maatschap […], met maatschappelijke zetel te […], opgericht op […] 2022, ingeschreven in Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO) onder nummer […] (hierna genoemd de ‘Maatschap’).
De aandelen van de Maatschap aangehouden door de heer X en mevrouw Y, worden hierna gezamenlijk “de roerende goederen” genoemd.
“VERKLARING VAN PARTIJEN
Partijen verklaren dat alle voormelde roerende goederen, thans niet bezwaard zijn met enig vruchtgebruik of beslag, noch in pand zijn gegeven aan derden.
Partijen verklaren dat de roerende goederen niet het voorwerp uitmaken van enig voorkoop- of voorkeurrecht ten behoeve van derden, dat onderhavige aanwasovereenkomst in de weg zou kunnen staan.
Partijen verklaren dat onderhavige overeenkomst niet in strijd is met de statuten van de Maatschap en niet in strijd is met het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
Partijen verklaren hun overlevingskansen gelijkaardig in te schatten, indachtig leeftijd, gezondheidstoestand en levenswijze.
Partijen wensen deze overeenkomst te sluiten met het oog op het verwerven van meer zekerheid omtrent hun eigen vermogenstoestand en levensstandaard voor het geval de andere echtgenoot vooroverlijdt en zijn te dien einde bereid in ruil aan de andere partij een kans te bieden om, voor het geval van langer leven, eveneens het volledige eigendomsrecht van de roerende goederen te verwerven. Zij hebben bijgevolg geenszins de bedoeling de andere echtgenoot te bevoordelen.
AANWASOVEREENKOMST
Partijen komen overeen, bij wijze van aanwas en dus onder bezwarende titel, dat bij het overlijden van de eerststervende van hen, zijn/haar toebehorende deel van de roerende goederen in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende, zonder dat deze laatste iets zal verschuldigd zijn aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende. Aldus staat ieder van de partijen het aan hem/haar toebehorende deel van de roerende goederen af aan de andere, onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden, en verkrijgt ieder van hen als tegenprestatie voor deze afstand een gelijke kans om het deel van de roerende goederen toebehorend aan de andere te verwerven indien hij of zij het langst leeft.
Voor zover de statuten van de Maatschap dit zouden vereisen, verklaren de Partijen hierbij uitdrukkelijk in te stemmen met onderhavige aanwasovereenkomst en de daaruit voortvloeiende overdracht onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de eerststervende Partij, in de zin van voorgaande alinea.
Partijen verklaren uitdrukkelijk dat zij de financiële gelijkwaardigheid van onderhavig contract, gelet op hun gelijke overlevingskansen, onderkennen en dit op het ogenblik van heden, zijnde het tijdstip van het afsluiten van de
aanwasovereenkomst.
Deze aanwasovereenkomst is wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel onder de hiernavolgende voorwaarden, modaliteiten en lasten.
Artikel 1.
De aanwas zal gebeuren ten voordele van de langstlevende van de partijen voor alle aan de eerstervende toebehorende roerende goederen zoals begrepen in onderhavige akte, met ingang van het overlijden van de eerststervende, zonder terugwerkende kracht.
Indien de heer X als eerste overlijdt, zal mevrouw Y bij zijn overlijden bijgevolg de volle eigendom bekomen van de in onderhavige akte begrepen roerende goederen toebehorend aan de heer X. Indien mevrouw Y als eerste overlijdt, zal de heer X bij haar overlijden bijgevolg de volle eigendom bekomen van de in onderhavige akte begrepen roerende goederen toebehorend mevrouw Y.
Artikel 2.
Deze aanwas zal eveneens alle waardevermeerderingen, vruchten en opbrengsten van de roerende goederen omvatten, zonder dat de erfgenamen of rechtverkrijgenden van de eerststervende uit dien hoofde enig verhaal zouden kunnen uitoefenen tegen de langstlevende.
Artikel 3.
Partijen komen overeen dat de aanwasovereenkomst, die ten aanzien van de roerende goederen wordt gesloten, tevens zal gelden voor al hetgeen door, zaaksvervanging, belegging of wederbelegging in de plaats van de roerende goederen zal treden.
Partijen verbinden zich ertoe om, ingeval van de bovenstaande zaakvervanging van het voorwerp van deze overeenkomst, aan te tonen welk vervangend goed dat de waarde van het oorspronkelijk goed vertegenwoordigt, in de plaats is gekomen van het oorspronkelijk goed.
Artikel 4.
De wijziging van de naam of de rechtsvorm van de Maatschap heeft geen invloed op de aanwasovereenkomst.
Artikel 5.
De partijen komen overeen dat zolang dit beding van aanwas geldt en zij beiden in leven zijn, zij noch de roerende goederen, noch hun aandeel in de roerende goederen, mogen vervreemden (ten bezwarende titel of om niet), in pand geven of met andere zakelijke rechten bezwaren, tenzij met de uitdrukkelijke instemming van de andere partij bij deze overeenkomst.
Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de partijen om gezamenlijk schenkingen te doen met betrekking tot de roerende goederen of een deel ervan.
Partijen verbinden zich ertoe alle beslissingen aangaande investeringen, beleggingen en herbeleggingen met betrekking tot roerende goederen gezamenlijk te nemen.
Partijen ontzeggen zich het recht elkaar wederzijds volmachten toe te staan, behoudens een lastgeving die tot doel heeft om de lastgever een buitengerechtelijke bescherming in de zin van artikel 490 van het (oud) Burgerlijks Wetboek te regelen.
Artikel 6.
Alle vruchten (interesten, dividenden of andere opbrengsten) die worden voortgebracht door de roerende goederen kunnen op eender welk tussen partijen overeengekomen tijdstip worden uitgekeerd aan de partijen, elk voor de onverdeelde helft, tenzij zij gezamenlijk zouden beslissen om hiervan een deel of het geheel te herbeleggen of herinvesteren.
Artikel 7.
Het stemrecht met betrekking tot de roerende goederen, wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Partijen.
Artikel 8.
Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde duur en kan alleen in onderlinge overeenstemming beëindigd worden.
Artikel 9.
Tussen de partijen is overeengekomen dat, indien deze aanwasovereenkomst een nietige bepaling zou bevatten, deze nietige bepaling voor niet geschreven zal worden gehouden, zodat zij volgens de uitdrukkelijke wil van de partijen niet de nietigheid van de volledige aanwasovereenkomst tot gevolg kan hebben. Tussen de partijen is aldus onder meer overeengekomen dat, indien de aanwasovereenkomst een bepaling zou bevatten die de overeenkomst strijdig maakt met het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen deze bepaling voor niet geschreven moet worden gehouden, zodat een dergelijke bepaling niet tot de nietigheid van de volledige aanwasovereenkomst kan leiden.
Artikel 10.
Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat uitsluitend het Belgisch recht van toepassing is op deze overeenkomst, met betrekking tot de inhoud en met betrekking tot de vorm.
Artikel 11.
Partijen verklaren dat zij op # met betrekking tot onderhavig aanwasovereenkomst een voorafgaande beslissing in de zin van artikel 3.22.0.0.1. VCF vanwege de Vlaamse Belastingdienst hebben verkregen, waarin de Vlaamse Belastingdienst het bezwarend karakter van huidige overeenkomst aanvaardt en oordeelt dat de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF, artikel 2.7.1.0.5 VCF en de artikelen 2.8.1.0.1. Io. 2.8.4.1.1, §2 VCF in casu niet van toepassing zijn.
Deze beslissing wordt als bijlage bij onderhavige akte gevoegd en wordt geacht er integraal deel van uit te maken.”
22. Een ontwerp van de oprichtingsakte en statuten van de maatschap worden tevens toegevoegd (bijlage 7).
III. Motivering van de aanvraag
III.A Geen verboden erfovereenkomst
23. Krachtens artikel 1100/1 §4 oud BW zijn overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt. Dergelijke overeenkomsten zijn toegelaten, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen.
24. De aanwasovereenkomst in casu werd daarom zorgvuldig opgesteld als een kanscontract onder bezwarende titel en onder bijzondere titel (zie verder), teneinde te vermijden dat het op enige manier beschouwd zou worden als een verboden overeenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap.
25. Om deze reden wordt er streng over gewaakt, o.a. in de statuten van de maatschap en de aanwasovereenkomst, dat één enkele partij niet alleen de beschikkingsbevoegdheid heeft over zijn aandeel, teneinde te verhinderen dat deze de uitwerking van de overeenkomst zou kunnen beletten.
III.B. Een beding van aanwas is mogelijk tussen echtgenoten
26. In casu zijn de aanvragers gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen.
27. Dat een beding van aanwas mogelijk is tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen wordt zowel door het Grondwettelijk Hof als Uw Dienst[2] bevestigd.
III.C. Het beding van aanwas is een evenwichtig kanscontract
28. Een beding van aanwas wordt door de Vlaamse Belastingdienst in het standpunt met nummer 17044 omschreven als een overeenkomst tussen twee of meerdere partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom- of in vruchtgebruik- op een bepaald goed, dat ze samen aankopen of dat zij reeds in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgenoten. De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.[3]
29. Volgens het voormelde standpunt met nummer 17044 van de Vlaamse Belastingdienst zullen de in een aanwasovereenkomst opgenomen roerende goederen, niet onderworpen zijn aan erfbelasting noch aan schenkbelasting, indien de aanwasovereenkomst aan bepaalde voorwaarden voldoet.
Hierna zal worden aangetoond dat in casu voldaan is aan de in het voormelde standpunt nr. 17044 gestelde voorwaarden.
III.C.1. De aanwasovereenkomst is ten bijzondere titel
30. Het is vereist dat de aanwasovereenkomst beperkt moet zijn via beschikking onder bijzondere titel. Dit betekent dat de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van goederen betreft die de partij bij zijn overlijden nalaat, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende of roerende goederen bij zijn overlijden.[4]
31. In casu heeft de voorgelegde aanwasovereenkomst betrekking op bijzondere roerende vermogensbestanddelen, namelijk de aandelen van de maatschap van de partijen die nauwkeurig in de overeenkomst worden omschreven.
32. De aanvragers komen daarenboven overeen in de aanwasovereenkomst dat zowel de in de plaats getreden goederen (via zakelijke subrogatie), als de vruchten (die niet worden uitgekeerd) en de meerwaarden van de betrokken goederen automatisch behoren tot het beding van aanwas.[5]
33. Zoals bevestigd door de Vlaamse Belastingdienst, is zaakvervanging mogelijk binnen een beding van aanwas. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.[6]
34. In dit kader wordt tevens overeengekomen dat, indien de aanvragers in het beding van aanwas zaakvervanging wensen in te roepen, zij zullen aantonen welk vervangend goed de waarde van het oorspronkelijk goed vertegenwoordigt in de plaats van het oorspronkelijk goed.
35. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de aanwasovereenkomst tussen de aanvragers ten bijzondere titel is.
III.C.2. De aanwasovereenkomst is ten bezwarende titel
36. De aanwasovereenkomst moet vervolgens ten bezwarende titel zijn. Het bezwarende karakter volgt uit het feit dat de partijen evenwichtige kansen bezitten om het goed in totaliteit te verkrijgen. De evenwichtigheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.[7]
37. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
38. De rechtspraak stelt zich soepel op bij de concrete beoordeling van de evenwichtigheid van de kansen. Een groot leeftijdsverschil[8] vormt voor de hoven en rechtbanken geen beletsel voor de gelijkwaardigheid van kansen. Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout dat een groot leeftijdsverschil niet in se problematisch is. In casu betrof het verschil 16 jaar.[9] Ook het hof van beroep Antwerpen oordeelde in die zin over een leeftijdsverschil van 14 jaar[10] en een leeftijdsverschil van 10 jaar[11].
39. Ook de Vlaamse Belastingdienst heeft in verschillende voorafgaande beslissingen beslist dat zelfs een ‘groot’ leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid.[12]
40. In casu hebben de aanvragers een gelijkaardige overlevingskans. Ze hebben enerzijds een gelijkaardige leeftijd, te weten de heer X 76 jaar (°xx.xx.1945) en mevrouw Y 74 jaar (° xx.xx.1947) op het moment van afsluiten van de aanwasovereenkomst. Anderzijds hebben zij dezelfde goede gezondheidstoestand.
41. Teneinde de evenwichtige kans voor beide partijen te bewijzen, zijn de heer X en mevrouw Y overigens bereid om een medisch getuigschrift toe te voegen aan het dossier.
42. Daarenboven is de inleg van de beide echtgenoten gelijkwaardig:
- De tien bankrekeningen en effectenrekeningen die zullen worden ingebracht in de Belgische maatschap behoren toe aan ieder van de echtgenoten voor de onverdeelde helft.
- Vanwege deze inbreng zullen de aanvragers ieder aandelen van deze Belgische maatschap in onverdeeldheid ontvangen.
Doordat ook de inleg van de beide echtgenoten, namelijk aandelen in onverdeeldheid tussen de aanvragers, gelijkwaardig is, ligt ook hier een aanwasovereenkomst ten bezwarende titel voor.
43. Het evenwichtig en bezwarend karakter van de overeenkomst is vervolgens aanwezig op het moment van het afsluiten van het contract.
44. Ook uit de bewoordingen van de aanwasovereenkomst en van de statuten van de maatschap – o.a. het vervreemdingsverbod en de vereiste toestemming van beide echtgenoten om verrichtingen uit te voeren – blijkt dat partijen een evenwichtig kanscontract wensen te sluiten.
45. Daarenboven is de aanwasovereenkomst uitdrukkelijk niet in de tijd beperkt. Immers, een niet in de tijd beperkte aanwasovereenkomst onder bezwarende titel, kan slechts worden gewijzigd of opgeheven met wederzijds akkoord van beide echtgenoten.
46. Uit al deze elementen samen, dient dus te worden besloten dat er tussen de heer X en mevrouw Y een gelijkwaardigheid van overlevingskansen bestaat. De aanwasovereenkomst die zij wensen te sluiten, dient dan ook te worden gekwalificeerd als zijnde een evenwichtige aanwasovereenkomst onder bezwarende titel.
III.D Niet-fiscale motieven
47. De voorgenomen verrichtingen kunnen niet worden beschouwd als fiscaal misbruik, overeenkomstig artikel 3.17.0.0.2.VCF.
48. De inbreng van tien door de aanvragers aangehouden spaar- en effectenrekeningen in een Belgische maatschap, is louter ingegeven om al deze bankrekeningen, die thans bij verschillende banken worden aangehouden, in één onverdeeld vermogen van de maatschap onder te brengen. De veelheid aan rekeningen die thans bij verschillende financiële instellingen worden aangehouden, bemoeilijkt een efficiënt beheer ten zeerste. Door dit vermogen onder te brengen in een maatschap, vormt dit een afgezonderd geheel dat veel efficiënter kan worden beheerd.
49. Gelet op de opgelegde formaliteiten die gelden voor een Belgische maatschap, zullen de waarden van deze bankrekeningen en de opbrengsten hiervan jaarlijks worden vastgesteld in de notulen van de algemene vergadering en in een jaarrekening. Ook deze rapportering zal ervoor zorgen dat het roerend vermogen van het echtpaar overzichtelijker wordt en dat zij op deze wijze hun bankrekeningen en beleggingen beter kunnen beheren.
50. De voorgelegde aanwasovereenkomst met betrekking tot de aandelen van de maatschap biedt de echtgenoten vervolgens de enige goede oplossing naar wederzijdse bescherming. Zij hebben namelijk de wens om elkaar een gelijkwaardige (zoals de huidige) levensstandaard te voorzien, bij het overlijden van één van hen.
51. Een testament biedt geen sluitende oplossing, gezien dit eenzijdig herroepbaar is, zodat de langstlevende echtgenoot absoluut geen zekerheid heeft. Hetzelfde geldt voor schenkingen tussen echtgenoten, die steeds ad nutum herroepbaar zijn. Met de aanwasovereenkomst daarentegen blijven de echtgenoten verbonden, ook indien zij het later oneens worden over de aangegane verbintenis.
52. Het is dan ook de wens van de aanvragers om zich te verbinden met deze aanwasovereenkomst, zelfs mochten ze het later oneens worden over de aangegane verbintenis.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
53. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
54. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”
- Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:
“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”
- Artikel 2.7.1.0.3,3° VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
55. De aanvragers verklaren tien spaar- en effectenrekeningen die behoren tot hun onverdeeld vermogen in te brengen in een nog op te richten Belgische maatschap, waarbij zij aandelen van de maatschap in onverdeeldheid verwerven. Vervolgens wensen de aanvragers m.b.t. de door hen in onverdeeldheid aangehouden aandelen van de maatschap een aanwasovereenkomst te sluiten.
56. Een maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (art. 1:5, §1, WVV) en is fiscaal transparant. De burgerlijke maatschap heeft geen afgescheiden vermogen en de achterliggende maten kunnen vanuit juridisch oogpunt beschouwd worden als (onverdeeld) eigenaar van de goederen.
57. Wanneer er een overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap is, is er sprake van een overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren. De Vlaamse Belastingdienst beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepaalt.
58. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een beding van aanwas niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het beding van aanwas beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
59. Het feit dat het beding van aanwas tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit beding op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten.
60. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
61. Het beding is in casu onder bijzondere titel aangezien het betrekking heeft op de goederen die specifiek in de overeenkomst wordt omschreven : de aandelen van de maatschap die de tien ingebrachte spaar- en effectenrekeningen vertegenwoordigen. Gelet op de transparantie van de maatschap is het van belang dat de aandelen van de maatschap niet de algemeenheid van goederen of een evenredig deel betreft van de goederen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel er van. Indien de aandelen van de maatschap andere goederen zouden vertegenwoordigen dan degene genoemd in huidige aanvraag, dient, gelet op de transparantie van de maatschap, telkens nagegaan te worden of er nog sprake is van een beschikking onder bijzondere titel.
62. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
De belastingplichtige die in geval van een beding van aanwas zaakvervanging (conventioneel of van rechtswege) inroept zal moeten aantonen welke vervangend goed dat de waarde van het oorspronkelijke goed vertegenwoordigt in de plaats gekomen is van het oorspronkelijke goed en, in het geval van zaakvervanging van rechtswege, dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 3.10 BW. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.
63. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
64. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
65. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
67. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 76 jaar en 74 jaar (op het moment van onderhavige beslissing). Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.
68. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
69. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.
70. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat. Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.
71. Uit fiscaal oogpunt aanvaardt de Vlaamse belastingdienst het beginsel dat bij de realisatie van een kanscontract ten bijzondere en ten bezwarende titel de betrokken roerende goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting of de erfbelasting. De onroerende goederen worden aan het verkooprecht onderworpen.
72. Gelet op de fiscale transparantie van de maatschap zal de aanwas van de aandelen van de maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting beoordeeld worden als een overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren, waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepaalt. Gelet op het bezwarend karakter van het aanwasbeding zal de overgang van de onverdeelde rechten in onroerende goederen principieel het verkooprecht ondergaan. Voor de aanwas van roerende goederen is er in beginsel geen registratiebelasting verschuldigd.
73. Er wordt naar de toepassing van artikel 3.17.0.0.2 VCF gevraagd m.b.t. de oprichting en inbreng in de maatschap, gevolgd door het afsluiten van het voorgelegde beding van aanwas. Deze rechtshandelingen vinden allen plaats na 1 juni 2012, dus de aftoetsing aan artikel 3.17.0.0.2 VC kan plaatsvinden.
74. Gelet op de concrete feitenconstellatie en de voorgelegde niet-fiscale motieven is het besluitvormingsorgaan van oordeel dat de voorgenomen verrichtingen in casu geen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.
75. Er wordt bij deze voorafgaande beslissing enkel rekening gehouden met de huidige concreet voorgenomen verrichtingen. Er wordt geen rekening gehouden met eventuele andere voorgenomen toekomstige verrichtingen.
76. De beslissing geldt, overeenkomstig art. 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, gelet op haar voorwerp, tot en met het overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X – Y ongeacht wanneer dit plaatsvindt, met dien verstande dat de voorgenomen verrichtingen zelf binnen de vijf jaar moet worden gesteld.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Voetnoten
[1] Tijdens de hoorzitting werd aangegeven dat de aanvragers om gevoelsmatige redenen cliënt wensen te blijven bij de verschillende banken, doch ook een structuur wensen aan te brengen door de aangehouden spaar- en effectenrekeningen genoemd worden in huidige beslissing af te zonderen en ze in te brengen in een maatschap.
[2] Zie onder meer: Voorafgaande beslissing nr. 21045 d.d. 30 augustus 2021; Voorafgaande beslissing nr. 21042 d.d. 19 juli 2021; Voorafgaande beslissing nr. 21016 d.d. 29 maart 2021; Voorafgaande beslissing nr. 20058 d.d. 23 november 2020 (enzovoort); standpunt met nummer 17044 d.d. 29 januari 2018 (voor het laatst gewijzigd op 26 oktober 2021).
[3] Definitie zoals opgenomen in het standpunt nr. 17044 d.d. 29 januari 2019 (voor het laatste gewijzigd op 26 oktober 2021) van de Vlaamse Belastingdienst.
[4] Definitie zoals opgenomen in het standpunt nr. 17044 d.d. 29 januari 2019 (voor het laatste gewijzigd op 26 oktober 2021) van de Vlaamse Belastingdienst.
[5] Dit werd door Uw Dienst bevestigd in Voorafgaande beslissing nr. 19014 d.d. 27 mei 2019 en Voorafgaande beslissing nr. 18036 d.d. 5 september 2019.
[6] Standpunt nr. 17044 d.d. 29 januari 2019 (voor het laatste gewijzigd op 26 oktober 2021) van de Vlaamse Belastingdienst.
[7] R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 344; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 415 e.v.; Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 36; Standpunt nr. 17044 d.d. 29 januari 2019 (voor het laatste gewijzigd op 26 oktober 2021).
[8] Antwerpen 10 februari 1988, T.Not.1989, 320; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. MICHIELS.
[9] Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. MICHIELS.
[10] Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitgegeven.
[11] Antwerpen 30 juni 2015, T.Not. 2016, afl. 5, 364: “Louter het feit dat appellante (°1967) tien jaar jonger was dan de heer V. (°1957) houdt niet in dat bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 er een ongelijkheid van kansen bestond. Partijen hadden op dat moment een leeftijd van 33 resp. 43 jaar, die niet toeliet te voorspellen dat de ene meer kansen op vooroverlijden had dan de andere, gelet op de onzekerheden van het leven”.
[12] Voorafgaande beslissing nr. 17046 d.d. 19 februari 2018 (15 jaar leeftijdsverschil); Voorafgaande beslissing 18013 d.d. 19 maart 2019 (15 jaar leeftijdsverschil); Voorafgaande beslissing nr. 17058 d.d. 19 maart 2018 (6 jaar leeftijdsverschil); Voorafgaande beslissing nr. 17025 d.d. 4 september 2017 (8 jaar leeftijdsverschil), Voorafgaande beslissing nr. 19033 d.d. 16 september 2019 (13 jaar leeftijdsverschil).