Dimensioneringsnota (huidig)
Om een lagere ontwerpvertrek- en retourtemperatuur te mogen ingeven, moet een stavingsstuk aantonen dat het geplaatste afgiftesysteem ontworpen werd om een vooropgesteld comfortniveau te behalen, en dat daarbij rekening is gehouden met de temperatuurparameters. Dit kan door een dimensioneringsnota.
Inhoud van een aanvaarde dimensioneringsnota
Er gelden specifieke eisen voor het bepalen van de ontwerpvertrektemperatuur naar het afgiftesysteem en de ontwerpretourtemperatuur van het afgiftesysteem (voor verwarming met water als transportmedium).
De dimensioneringsnota bevat 2 belangrijke elementen:
- de berekende warmtebelasting (ook wel warmteverlies genoemd) voor elke ruimte en
- de eigenschappen van de geplaatste afgiftesystemen (radiatoren, vloerverwarming,…).
Deze nota moet aantonen dat bij het gekozen temperatuurregime de afgifte-elementen in staat zijn om het berekende warmteverlies te compenseren.
In de praktijk wil dit zeggen dat:
- Voor de hele eenheid moet het totale vermogen van de afgifte-elementen (zowel centrale verwarming als plaatselijke) groter of gelijk zijn aan de som van de berekende warmteverliezen voor alle ruimtes (volgens NBN EN 12831).
- Voor elke ruimte opgenomen in de dimensioneringsnota moet het totale vermogen van de afgifte-elementen groter of gelijk zijn aan het berekend warmteverlies (volgens NBN EN 12831), tenzij de ruimte onder een van de volgende categorieën valt:
- Ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting zoals bv. een toilet, (trap)hal of bergruimte, garage, zolder, kelder
- Ruimten met een warmteverlies kleiner dan 20 W/m²
- Ruimten met een warmteverlies kleiner dan 200 W
- Ruimten waar een combinatie van plaatselijke en centrale verwarming werd voorzien, op voorwaarde dat de plaatselijke verwarming werd ingerekend voor het E-peil
Welke ruimtes neem ik op in een dimensioneringsnota?
U neemt alle ruimtes van de EPB-eenheid op in de dimensioneringsnota. Mogelijk volgt uit de initiële berekening of keuzes van de bouwheer een bepaalde opdeling in energiesectoren van de eenheid. In dit geval neemt u alle ruimtes op van de energiesectoren waarvoor u een bepaalde ontwerpvertrek en -retourtemperatuur wil aantonen. Merk op: de berekening van de warmteverliezen gebeurt altijd voor de hele eenheid.
Bijvoorbeeld:
- Een woning wordt volledig verwarmd met radiatoren, dus de volledige woning vormt één energiesector. U neemt alle ruimtes van de woning op in de dimensioneringsnota. De woning wordt op het gelijkvloers verwarmd met vloerverwarming en de verdieping wordt verwarmd met een lucht/lucht warmtepomp. U deelt de woning dus op in 2 energiesectoren. U kan enkel voor de energiesector met de vloerverwarming een ontwerptemperatuur bepalen. De warmteverliezen worden voor de hele eenheid bepaald, in de dimensioneringsnota neemt u alle ruimtes van de gelijkvloerse verdieping op.
- Bij een renovatie worden de afgifte-elementen soms in slechts een deel van de woning vernieuwd, terwijl in de andere ruimtes de originele elementen worden behouden. In dat geval geeft u toch alle ruimtes die bediend zijn door de centrale verwarming, in de dimensioneringsnota in. Meer info over het deels vernieuwen van de afgifte, in het geval van een renovatie kunt u hier vinden.
Wat met onverwarmde ruimtes?
Onverwarmde ruimtes die deel uit maken van de EPB-eenheid, moeten ook opgenomen worden in de dimensioneringsnota. Op basis van bovenstaande volgt hieruit dat een dimensioneringsnota alleen aanvaard kan worden als de onverwarmde ruimtes niet bestemd zijn voor menselijke bezetting en/of een zeer beperkte warmtevraag hebben.
De dimensioneringsnota moet immers aantonen dat alle ruimtes aan een bepaald comfort voldoen bij het vooropgestelde regime (vertrek – en retourtemperatuur). Dit comfort wordt bereikt dankzij de aanwezige afgifte-elementen. Indien er geen afgifte-elementen zijn kan hier alleen aan voldaan worden wanneer:
- de ruimte niet bestemd is voor menselijke bezetting: mensen verblijven slechts een relatief korte tijd in deze ruimtes, hier hoeft dus niet noodzakelijk een zelfde comfort gewaarborgd te worden als in de andere ruimtes. Onder ruimtes voor menselijke bezetting worden volgende ruimtes verstaan: droge ruimte die van hygiënische ventilatie zijn voorzien, keuken, badkamer en wasplaats. Al de andere zijn ruimtes niet voor menselijke bezetting, zoals bijvoorbeeld hal, gang, WC, berging, zolder,…;
- de ruimte een zeer klein warmteverlies heeft: dit wil zeggen dat bij de voorziene binnentemperaturen de (onverwarmde) ruimte bijna evenveel warmte krijgt van de aanpalende verwarmde ruimtes als deze verliest naar de omgeving. Het verschil tussen beiden is zeer klein (< 20 W/m² of < 200 W), dit wijst er op dat de ruimte voldoende indirect verwarmd wordt door de omliggende ruimtes.
Ruimtes die typisch onverwarmd zijn, zoals bv. een toilet, hal of bergruimte zijn niet bestemd voor menselijke bezetting en hebben doorgaans weinig effect op het resultaat van de dimensioneringsnota.
Steeds vaker kiest men er echter voor om bijvoorbeeld in slaapkamers geen verwarming te voorzien. In dat geval moet de dimensioneringsnota aantonen dat deze slaapkamers voldoende indirect verwarmd kunnen worden door de omliggende ruimtes, zodat de vooropgestelde temperatuur kan gehaald worden. Dat kan ook betekenen dat de ontwerp-binnentemperatuur in deze omliggende ruimtes verhoogd moet worden, wat ook een impact zal hebben op de benodigde vertrek- en retourtemperatuur.
Indien het warmteverlies van de onverwarmde ruimtes nog te hoog is, kan er overwogen worden de ontwerp-binnentemperatuur in deze ruimtes te verlagen. Dit moet echter overeenstemmen met de wensen van de eigenaar én moet nog algemeen verdedigbaar zijn. De eenheid moet immers nog kunnen voldoen aan de comfortwensen van eventuele toekomstige eigenaars. Voor bepaalde types ruimtes is een ondergrens van de ruimtetemperatuur in de regelgeving opgenomen:
- Badkamer: 20°C
- Woonkamer (of analoge ruimte): 18°C
- Keuken: 18°C
- Slaapkamer: 16°C
- Wasplaats: 12°C
- Gang: 12°C
- WC: 12°C
- Ruimten niet voor menselijke bezetting: 5°C;
Indien geen aanvaardbaar comfort kan gerealiseerd worden in de onverwarmde ruimtes kan overwogen worden om toch verwarming te voorzien, bijvoorbeeld onder de vorm van een plaatselijke elektrische verwarming (weerstand of warmtepomp). Het vermogen van een eventuele plaatselijke kachel of haard brengt echter geen soelaas in de dimensioneringsnota..
Welke invoergegevens zijn nodig?
Om aanvaard te worden moet een dimensioneringsnota aan bepaalde voorwaarden voldoen. De minimale gegevens die deze nota moet bevatten zijn vastgelegd in bijlage 13 bij het MB van 28 december 2018. Door het sjabloon van het VEKA (zie stap 3 hieronder) correct in te vullen voldoet de dimensioneringsnota sowieso aan deze voorwaarden.
- Stap 1
Warmteverliesberekening voor alle ruimtes
Om de dimensioneringsnota te kunnen invullen is steeds een warmteverliesberekening voor alle ruimtes nodig., volgens één van volgende 2 methodes:
uitgebreide methode uit NBN EN 12831-1:2017, met invoergegevens volgens de nationale bijlage uit NBN EN 12831-1 ANB:2020
vereenvoudigde methode met invoergegevens volgens de nationale bijlage uit NBN EN 12831-1 ANB:2020
De installateur die het afgiftesysteem ontworpen heeft, kan dit opmaken. Ook een verslaggever mag deze berekening uitvoeren, zolang die volgens de juiste norm gebeurt.
Voor deze berekening kunt u bijvoorbeeld de gratis rekentool met handleiding (opent in nieuw venster)van Buidwise gebruiken.
- Stap 2
De eigenschappen van de afgiftesystemen in elke ruimte
Ook de eigenschappen (aantal, type, afgifte bij standaard regime,…) van de afgiftesystemen in elke ruimte moeten gekend zijn.
Deze gegevens zijn terug te vinden in catalogen en technische fiches van de fabrikanten.
- Stap 3
2 voorgaande stappen combineren tot een dimensioneringsnota
De gegevens van de warmteverliesberekening en de afgifte-elementen worden dan gecombineerd tot een dimensioneringsnota.
Door het sjabloon ‘Minimale gegevens vertrek- en retourtemperatuur’(opent in nieuw venster) correct in te vullen, bent u zeker dat u over een geldig stavingstuk beschikt.
Hieronder vindt u enkele concrete voorbeelden over hoe u dit sjabloon invult voor de 2 meest voorkomende afgiftesystemen: