Gedaan met laden. U bevindt zich op: Balancering: tips voor een goed ontwerp Balancering

Balancering: tips voor een goed ontwerp

Geldig voor alle bouwaanvragen

Eis en advies

Er is geen wettelijke eis om de ontwerpdebieten voor toe- en afvoer op ruimteniveau gelijk te schakelen, voor geen enkel van de vier ventilatiesystemen (A, B, C of D).

Voor zowel droge als natte ruimten is het aanbevolen om de ontwerptoevoer- en ontwerpafvoerdebieten met elkaar in evenwicht te brengen.

Invloedsfactoren voor het reële debiet

De ontwerpdebieten voor regelbare toevoer- en afvoeropeningen en voor doorstroomopeningen zijn dimensioneringsregels bij een bepaald, arbitrair vastgesteld drukverschil (meestal 2 Pa, uitzonderlijk 10 Pa). Het werkelijk gerealiseerde debiet zal afhankelijk zijn van onder andere:

  • de gekozen toevoer-, doorstroom- en afvoeropeningen
  • de instelling van deze openingen
  • het aantal geopende binnendeuren
  • de luchtdichtheid van het gebouw
  • de reële drukverschillen (weersomstandigheden en binnentemperatuur).

Metingen

Om ervoor te zorgen dat het evenwicht gerespecteerd wordt, zijn er systemen die metingen uitvoeren. Dat kan op verschillende manieren:

  • continue meting: het meetsysteem controleert voortdurend het toevoer- en afvoerdebiet en stelt een eventuele onbalans bij
  • een meting bij de regeling van de installatie: als het ventilatiesysteem klaar is voor gebruik, wordt de balans tussen toe- en afvoer gemeten en opgenomen in een meetrapport.

Evenwichtsoplossingen bij systeem D

Een aantal mogelijkheden om een overmaat aan toevoer bij ventilatiesysteem D te balanceren zijn:

Evenwichtsoplossing bij systeem D

Voorbeeld

Het ontwerpafvoerdebiet naar buiten kan worden opgedreven

Dit is energetisch gezien de minst interessante mogelijkheid en vereist een grotere installatie, die dus meer debiet kan leveren.

In de dressing of bergruimte kunt u:

  • een extra mechanische afvoer voorzien
  • de ontwerpafvoerdebieten voor één of meerdere vochtige ruimten verhogen.

Het toevoerdebiet aan verse buitenlucht kan gestuurd worden (manueel of automatisch verminderd) naargelang de bezetting.

Door deze oplossing mag de installatie echter niet kleiner gedimensioneerd worden. De installatie moet in staat zijn om in alle droge ruimten gelijktijdig het minimaal geëiste toevoerdebiet te leveren.

U kunt ’s nachts het toevoerdebiet aan buitenlucht naar de woonkamer verminderen en overdag het toevoerdebiet aan buitenlucht naar de slaapkamers terugschakelen. De luchttoevoer blijft gedimensioneerd op de som van de minimaal geëiste toevoerdebieten.

Het toevoerdebiet aan verse buitenlucht naar de woonkamer compenseren met hergebruikte lucht uit andere ruimten.

Dat kan enkel door mechanische ‘recirculatie’ met een extra ventilator. De lucht die hergebruikt wordt, mag enkel afkomstig zijn uit een slaapkamer, studeerkamer, speelkamer, gang, trapzaal en hal van dezelfde woongelegenheid.

Deze oplossing laat toe om energie te besparen en de installatie kleiner te dimensioneren.

Het totale minimaal geëiste toevoerdebiet in de wooneenheid bedraagt 350 m³/h; het afvoerdebiet is 250 m³/h. Lucht uit de slaapkamers (bv. 100 m³/h) kan gebruikt worden als (een deel van) het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet in de woonkamer.

Voorbeeld

Voor een woonkamer met een minimaal geëist ontwerptoevoerdebiet tussen 75 en 150 m³/h bij 2 Pa en een minimaal geëist ontwerpafvoerdebiet (via een ) van 25 m³/h bij 2 Pa wordt aanbevolen om de doorstroomopeningen te ontwerpen voor een hoger debiet.