Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24107 - Optionele aanwas Vlaamse Belastingdienst

VB 24107 - Optionele aanwas

Voorafgaande beslissing
Nummer
24107
Datum beslissing
16 december 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting
  • Verdeelrecht
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.10.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.4. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.9.1.0.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de voorgelegde overeenkomst van optionele aanwas tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig kwalificeert als een contract onder bezwarende titel en dat de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1 VCF niet van toepassing zullen zijn (indien de overeenkomst ter registratie wordt aangeboden) en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn, alsook dat de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5 en 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van een van hen zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door Meester […] en Meester […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] (Nederland) op xx.xx.1972, van Nederlandse nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], wettelijk samenwonende partner van mevrouw Y, wonende te […].

en

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] (Nederland) op xx.xx.1980, van Nederlandse nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], wettelijk samenwonende partner van de heer X, wonende te […].

De heer X en mevrouw Y worden hierna samen ook de “aanvragers” genoemd.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. De aanvragers zijn op heden wettelijk samenwonende partners blijkens verklaring van wettelijke samenwoning te […] op xx.xx.2008.

4. De aanvragers hebben twee gemeenschappelijke, minderjarige kinderen.

5. De aanvragers hebben hun fiscale woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

6. De aanvragers zijn beiden voor de onverdeelde helft eigenaar van:

  • Een effectenportefeuille, ingeschreven op naam van beide partijen, geïndividualiseerd onder het nummer […] en beheerd in open bewaargeving bij […], met een waarde van […] euro (€ […]) op (datum);
  • Een bankrekening ingeschreven op naam van beide partijen onder het nummer […] bij […], waar tegoeden voor een totale waarde van […] euro (€ […]) op zijn geplaatst op (datum);
  • Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de heer (naam) en mevrouw (naam), voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum);
  • Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […], voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum);
  • Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […], voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum);
  • Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […], voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum).

(hierna samen genoemd: “de goederen”)

7. De aanvragers wensen een optioneel aanwascontract te sluiten met betrekking tot bovenvermelde goederen.

8. Om de langstlevende partner te beschermen bij het overlijden van één van hen, wenst elk van de aanvragers voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende partner te garanderen. Met dat doel voor ogen wensen zij eveneens de inmenging van hun kinderen in hun vermogen te vermijden. Zij beogen een sluitende regeling waarbij de langstlevende partner gevrijwaard is van dergelijke inmenging.

De aanvragers kiezen bewust voor een optioneel aanwascontract aangezien dit een wederzijdse overeenkomst is die hen beiden bindt en bijgevolg niet eenzijdig kan opgezegd worden.

Dit doel kan niet bereikt worden met een testament aangezien dit een eenzijdige en herroepbare rechtshandeling betreft.

Daarnaast is een testamentaire verkrijging niet reservebestendig, waardoor de kinderen van de aanvragers de erfrechtelijke verrekening zouden kunnen eisen. Ook een schenking is in casu om dezelfde reden niet aangewezen. Bovendien hebben de aanvragers geen enkele intentie om elkaar te begiftigen. Iedere aanvrager wil zichzelf beschermen voor het geval hij/zij de langstlevende partner is.

9. De ontwerptekst voor het optionele aanwascontract wordt als bijlage bij deze aanvraag gevoegd (bijlage 1). Het optionele aanwascontract zal via een onderhands document tot stand komen en zal als volgt luiden :

“ OVERWEGENDE DAT

  1. Partijen verklaren bevoegd en bekwaam te zijn tot het stellen van de bij deze overeenkomst vastgestelde rechtshandelingen en niet het voorwerp te zijn van faillissement, collectieve schuldenregeling, aanstelling (voorlopige) bewindvoerder of andere maatregelen die een onbekwaamheid in het leven kunnen roepen of een bijstand noodzakelijk zouden maken.
  2. Partijen verklaren dat de overeenkomst betrekking heeft op de hierna vermelde roerende goederen die aan ieder van de partijen toebehoren in volle eigendom, ieder voor de onverdeelde helft. Zij verklaren dat hun inleg in de hierna vermelde roerende goederen gelijkwaardig is:

a. Een effectenportefeuille, ingeschreven op naam van beide partijen, geïndividualiseerd onder het nummer […] en beheerd in open bewaargeving bij […], met een waarde van […] euro (€ […]) op (datum). Deze portefeuille is een enkelvoudig goed, dat een feitelijke algemeenheid van goederen uitmaakt bestaande uit meerdere bestanddelen (effecten en contanten). Deze samenstelling kan gewijzigd worden ingevolge zaakvervanging, belegging en wederbelegging van de bestanddelen die de feitelijke algemeenheid uitmaken (zie eveneens infra, artikel 5). De samenstelling van de portefeuille op heden is beschreven in de beschrijvende staat, die aan deze overeenkomst gehecht zal blijven (bijlage 1);

b. Een bankrekening ingeschreven op naam van beide partijen onder het nummer […] bij […], waar tegoeden voor een totale waarde van […] euro (€ […]) op zijn geplaatst op (datum) (bijlage 2);

c. Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de heer (naam) en mevrouw (naam), voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum), met een jaarlijkse rente van […] %, zoals blijkt uit een overeenkomst van geldlening van (datum), dewelke aan deze overeenkomst gehecht zal blijven (bijlage 3);

d. Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […], voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum), met een jaarlijkse rente van […] %, zoals blijkt uit een hypotheekakte verleden voor notaris (naam) te (plaats) op (datum), dewelke aan deze overeenkomst gehecht zal blijven (bijlage 4);

e. Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […], voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum), met een jaarlijkse rente van […] %, zoals blijkt uit een akte geldlening met hypotheekstelling verleden voor notaris (naam) te (plaats) op (datum), dewelke aan deze overeenkomst gehecht zal blijven (bijlage 5);

f. Een geldelijke schuldvordering op naam van beide partijen op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […], voor een totaal openstaand bedrag van […] euro (€ […]) op (datum), met een jaarlijkse rente van […] %, zoals blijkt uit een akte van levering aandelen / geldlening verleden voor notaris (naam) te (plaats) op (datum), dewelke aan deze overeenkomst gehecht zal blijven (bijlage 6).

  1. Partijen verklaren hun overlevingskansen op het ogenblik van het ondertekenen van onderhavige overeenkomst gelijkaardig in te schatten. Zij achten dus de kans gelijkaardig om de langstlevende te zijn en om de eigendom van de goederen van de eerststervende, die het voorwerp van deze overeenkomst uitmaken, te verkrijgen.

Uit de medische attesten:

a. van xx.xx.2024, na een medisch onderzoek, opgemaakt door dokter […] te […] voor wat betreft de heer X, voornoemd;

b. van xx.xx.2024, na een medisch onderzoek, opgemaakt door dokter […] te […] voor wat betreft mevrouw Y, voornoemd;

blijkt dat partijen in goede gezondheid verkeren, van welke attesten een kopie aan deze overeenkomst wordt toegevoegd (bijlagen 7 en 8).

  1. Iedere partij wenst zo goed mogelijk te voorzien in het behouden van zijn/haar eigen levenskwaliteit en levensstandaard voor het geval dat de andere partij eerst komt te overlijden. Partijen verklaren dat zij wensen dat de goederen waarop dit beding van aanwas betrekking heeft, toekomen aan de langstlevende onder hen. Met dit doel voor ogen verklaren zij eveneens dat zij de inmenging van hun kinderen in hun vermogen wensen te vermijden, teneinde voor zichzelf zo veel mogelijk zekerheid en bescherming te bekomen. Door middel van dit beding van aanwas beoogt iedere partij een optimalisatie van zijn/haar eigen vermogenstoestand voor het geval dat de andere partij als eerste overlijdt. Partijen sluiten dit beding van aanwas aldus met de bedoeling om voor zichzelf een vermogensvoordeel te verkrijgen bij het vooroverlijden van de andere.

IS OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT

Gelet op voormelde overwegingen, verklaren partijen overeengekomen te zijn hetgeen volgt.

Artikel 1. Voorwerp van het beding van aanwas

Partijen verklaren dat de overeenkomst betrekking heeft op de voormelde goederen (sub 2.a. tot en met 2.f.), die aan de partijen toebehoren voor de onverdeelde volle eigendom.

De heer X, voornoemd, verklaart dat het voorwerp van het beding van aanwas betrekking heeft op zijn onverdeelde helft in volle eigendom in de goederen vermeld sub 2.a. tot en met 2.f.;

Mevrouw Y, voornoemd, verklaart dat het voorwerp van het beding van aanwas betrekking heeft op haar onverdeelde helft in volle eigendom in de goederen vermeld sub 2.a. tot en met 2.f.;

Artikel 2. Rechtskeuze

Op grond van artikel 3,1. Van de Rome I Verordening (VO (EG) nr. 593/2008 van 17 juni 2008) verklaren partijen rechtskeuze te doen voor het Belgisch recht. Zij verklaren dat uitsluitend het Belgisch recht van toepassing is, zowel op de inhoud als op de vorm van deze overeenkomst.

Artikel 3. Optioneel beding van aanwas

Deze overeenkomst is wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel, ten titel van beding van aanwas.

Partijen komen uitdrukkelijk overeen, ten titel van beding van aanwas, dat bij het overlijden van de eerststervende van de partijen, het aandeel van de eerststervende in voorschreven voorwerp in volle eigendom zal overgaan op de overlevende, voor zover en in de mate dat de langstlevende daarvoor opteert.

De optie dient uitgeoefend te worden uiterlijk binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf het ogenblik van de kennisgeving van het aangetekend schrijven waarbij de langstlevende der partijen wordt aangemaand door de algemene erfopvolgers van de eerstervende der partijen omtrent de uitoefening van de aanwas. De poststempel van de aangetekende brief geldt als datum van kennisgeving.

De verklaring dient te gebeuren in een notariële akte of in een bij een notaris neergelegde onderhandse overeenkomst. In deze verklaring kan de langstlevende der partijen er eveneens voor opteren om het beding van aanwas te beperken tot de blote eigendom of het vruchtgebruik van de goederen van de eerststervende der partijen, voor zover deze goederen het voorwerp uitmaken van onderhavig beding van aanwas. Bij ontstentenis van keuze binnen de voormelde termijn, wordt de aanwas geacht voor de volle eigendom uitwerking te hebben gekregen op het ogenblik van het overlijden.

Aldus draagt de ene partij de volle eigendom van voormelde goederen, die hem/haar toebehoren ten bezwarende titel over aan de andere partij, onder opschortende voorwaarde van zijn/haar vooroverlijden, voor zover en in de mate dat de andere partij hiervoor opteert. Als tegenprestatie voor deze overdracht verkrijgt degene die afstaat een gelijke kans om het aandeel van de andere in voornoemd voorwerp in volle eigendom te verwerven, indien hij/zij langst leeft en voor zover hij/zij hiervoor opteert.

Deze verkrijging ten bezwarende titel zal zich beperken tot de goederen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken en die de eerststervende op het ogenblik van zijn/haar overlijden bezit.

De verkrijging op grond van onderhavig beding van aanwas zal gebeuren ten voordele van de overlevende voor het aandeel van de eerststervende in voornoemd voorwerp op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende, op voorwaarde dat de langstlevende hiervoor opteert. De uitoefening van de optie door de langstlevende werkt terug tot het ogenblik van het overlijden van de eerststervende.

Aangezien het hier een beding van aanwas betreft zal de langstlevende van partijen, die het aandeel van de eerststervende in het voorwerp ingevolge deze overeenkomst verwerft, aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende geen vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van deze overeenkomst.

De partijen verklaren uitdrukkelijk dat zij de financiële gelijkwaardigheid van onderhavig contract, gelet op hun gelijke overlevingskansen en inleg, onderkennen en dit op het ogenblik van heden, zijnde het tijdstip van het afsluiten van het beding van aanwas.

Artikel 4. Vervreemdingsverbod

Om de uitvoering van deze overeenkomst te verzekeren, verbinden partijen zich ertoe om op geen enkele wijze over het voorschreven voorwerp (geheel noch gedeeltelijk), te beschikken en dit noch ten kosteloze titel, noch ten bezwarende titel, zonder het akkoord van de andere partij en dit tot zolang deze overeenkomst uitwerking heeft. Het akkoord van beide partijen is derhalve vereist voor alle verrichtingen met betrekking tot de goederen dewelke voorwerp uitmaken van deze overeenkomst.

Artikel 5. Zaakvervanging

De gezamenlijke beslissing om het voorwerp, geheel of ten dele, te besteden of te beleggen in andere roerende of onroerende goederen, impliceert de wil van de partijen om het beding van aanwas uit te breiden tot deze nieuw verkregen goederen.

De wijzigingen (met akkoord van beide partijen) in de samenstelling van het voorwerp door verwerving van nieuwe roerende of onroerende goederen zoals hierboven vermeld, door zaakvervanging, belegging en wederbelegging heeft geen weerslag op deze overeenkomst. Derhalve zal dit beding van aanwas zich niet enkel uitstrekken tot het voorwerp van deze overeenkomst, maar tevens tot alle goederen die in de plaats ervan zullen komen door middel van zaakvervanging, belegging of wederbelegging.

De principes van zaakvervanging, belegging of wederbelegging zijn van toepassing op alle goederen waarop dit beding van aanwas betrekking heeft. Wanneer vruchten mee begrepen zijn in het voorwerp van het beding van aanwas (zie eveneens infra, artikel 6), dan zijn de principes van zaakvervanging, belegging en wederbelegging hierop eveneens van toepassing.

Partijen verklaren te weten dat indien zij op het ogenblik van hun overlijden hun fiscale woonplaats in het Vlaams gewest hebben of indien hun fiscale woonplaats in de periode van meer dan vijf jaar voorafgaand aan het overlijden in verschillende gewesten maar het langst in het Vlaams gewest gevestigd was, de Vlaamse fiscale regelgeving van toepassing is op hun nalatenschap. Zij verklaren te weten dat ingevolge het standpunt nr. 17044 (laatste wijziging gepubliceerd op 11 mei 2023) van de Vlaamse belastingadministratie (Vlabel) het beding van aanwas zich slechts uitstrekt tot de goederen die door zaakvervanging werden verkregen indien kan worden aangetoond welk vervangend goed, dat de waarde van het oorspronkelijke goed vertegenwoordigt, in de plaats is gekomen van dat oorspronkelijke goed. Partijen verbinden zich ertoe om in geval van zaakvervanging, belegging of wederbelegging van het voorwerp van deze overeenkomst, al het nodige te doen voor de traceerbaarheid van het voorwerp van het beding van aanwas.

Artikel 6. Vruchten (intresten, dividenden en dergelijke)

De partijen komen overeen dat de vruchten (intresten, dividenden, etc.) die het voorwerp van deze overeenkomst voortbrengt, in voorkomend geval na aftrek van de kosten (beheerskosten, roerende voorheffingen en dergelijke), zullen herbelegd worden en dus zullen vallen onder het beding van aanwas, behoudens de gezamenlijke beslissing van de partijen om ze te laten uitkeren, aan elk van de partijen voor de onverdeelde helft.

Het voorgaande geldt ook voor de meerwaarden van het voorwerp van de overeenkomst.

Artikel 7. Duurtijd

Partijen verklaren dat onderhavige overeenkomst is gesloten voor onbepaalde duur, doch met de doelstelling om bij overlijden van de eerststervende aan de langstlevende der partijen dezelfde levensstandaard van het samenleven tussen partijen te waarborgen. Bijgevolg kan onderhavige overeenkomst alleen in onderlinge overeenstemming beëindigd worden, met dien verstande dat zij op elk ogenblik gezamenlijk deze overeenkomst kunnen wijzigen of het einde van deze overeenkomst kunnen laten vaststellen, bij onderhandse of notariële akte, waardoor zij zich weer in een gewone onverdeeldheid bevinden, desgevallend gekoppeld aan het verbod om de uit onverdeeldheidtreding te vorderen gedurende de door hen overeengekomen termijn in de zin van artikel 3.75 van het Burgerlijk Wetboek.

Partijen verwijzen naar het arrest van het Hof van Cassatie van 6 maart 2014 en bedingen overeenkomstig deze rechtspraak dat de overeenkomst zonder voorwerp wordt wanneer deze bestaansreden van de overeenkomst een einde neemt omdat desgevallend het verderzetten van deze overeenkomst iedere zin zou ontnemen aan deze overeenkomst. Partijen verklaren dat de ratio van onderhavige overeenkomst bestaat uit het behoud van de levensstandaard tijdens de periode van hun samenleven door de langstlevende bij het overlijden van de eerststervende der partijen. Bij een feitelijke scheiding van meer dan zes maanden om een andere reden dan overmacht, gezondheidsredenen of werkgerelateerde omstandigheden, beschouwen partijen de gezamenlijke samenleving tussen hen als voldoende beëindigd, zodat het beding van aanwas vervalt, tenzij partijen alsnog in een afzonderlijk document uitdrukkelijk de handhaving van deze overeenkomst bevestigen. Het bewijs van inschrijving in de bevolkingsregisters op verschillende adressen geldt als weerlegbaar vermoeden van feitelijke scheiding.

Het contract van aanwas eindigt eveneens wanneer de wettelijke samenwoning bij leven van de partijen wordt beëindigd, behoudens door hun huwelijk met elkaar.

Artikel 8. Rechtsgeldigheid van de bepalingen

Indien één of meerdere bepalingen van deze overeenkomst (rechts)geldigheid of effect op grond van het toepasselijk recht zouden ontberen, dan tast dit niet de (rechts)geldigheid of het effect van de andere bepalingen aan.

Daarnaast verbinden de partijen zich ertoe de bepalingen van deze overeenkomst welke (rechts)geldigheid of effect op grond van het toepasselijk recht zouden ontberen, te goeder trouw te vervangen door één of meer bepalingen die een gelijksoortig effect hebben.

Artikel 9. Toegelaten erfovereenkomst

Partijen verklaren te weten dat onderhavige overeenkomst een overeenkomst onder bijzondere en onder bezwarende titel uitmaakt, waarop de wettelijke bepalingen voor de vorm en voor de publiciteit van erfovereenkomsten niet van toepassing zijn.

Artikel 10. Slotbepaling

Partijen verklaren afdoende geïnformeerd te zijn aangaande hun rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit deze overeenkomst die hen op een onpartijdige wijze geadviseerd werd.”

III. Motivering van de aanvraag

III.A. Principe

10. Een aanwascontract betreft een kanscontract ten bezwarende titel dat wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.

Een aanwascontract heeft een wederkerig karakter. Beide contractanten zullen gezamenlijk tot een besluitvorming moeten komen teneinde hun rechten van beheer en beschikking uit te oefenen. Een wijziging, noch opzegging kan bijgevolg eenzijdig geschieden.

Als compensatie van deze beperking aan hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid die de contracten zich vrijwillig opleggen, bekomt elk van hen onder opschortende voorwaarde het recht op het aandeel van de medecontractant in zijn/haar aanspraken op het goed waar het beding van aanwas op gevestigd wordt zo deze medecontractant komt te overlijden. Het zich al dan niet voordoen van de aanwas is verbonden aan de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen eenzelfde kans hebben op de aanwas van een vermogensbestanddeel.

De kwalificatie “kanscontract” tussen de aanvragers wordt in casu aangetoond door de gelijke inbreng, de gelijke overlevingskans, een gezamenlijk optreden in de vorm van een vervreemdingsverbod (tenzij onderling akkoord) en de afwezigheid van een einddatum.

Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1 §2 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF uit.

11. Het beding van aanwas moet volgens het standpunt nr. 17044 van VLABEL:

(1) opgenomen zijn in een authentieke akte als het beding betrekking heeft op onroerende goederen (wat in casu niet het geval is);

(2) beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel; en

(3) ten bezwarende titel zijn.[1]

In casu voldoet het optioneel aanwascontract aan alle toepasselijke voorwaarden, zoals uiteengezet in het standpunt nr. 17044 van VLABEL, zodat het moet worden beschouwd als een kanscontract ten bezwarende titel. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

III.B. Ten bijzondere titel

12. Het optioneel aanwascontract is onder bijzondere titel aangezien het contract “niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".[2]

In casu heeft het optioneel aanwascontract enkel betrekking op specifiek omschreven roerende goederen (een effectenportefeuille, een bankrekening en vier geldelijke schuldvorderingen) (inclusief vruchten) en de goederen die er ingevolge zakelijke subrogatie in de plaats van zullen komen.

III.C. Ten bezwarende titel

13. Het optioneel aanwascontract betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat beide partijen een gelijke kans hebben om zakelijke eigendomsaanspraken op de totaliteit van de goederen te verkrijgen door de aanwas (in volle eigendom, vruchtgebruik of blote eigendom) van het aandeel van de overleden contractant in deze goederen. Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Dat de aanwas optioneel wordt bedongen, verandert niets aan het voorgaande.

Voor de goede orde stippen de aanvragers aan dat in de ontwerptekst voor het optionele aanwascontract is bepaald dat de optie, indien deze door de langstlevende partner wordt gelicht, terugwerkt tot het ogenblik van het overlijden van de eerstoverleden partner.

14. De kwalificatie als overeenkomst ten bezwarende titel tussen partijen wordt aangetoond door middel van de inbreng door de partijen en door middel van hun overlevingskansen (infra nr. 16). Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar eerdere voorafgaande beslissingen van VLABEL. [3]

III.D. Met betrekking tot artikel 4.242 e.v. BW

15. Een aanwascontract betreft een kanscontract ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant en ten bijzondere titel. Het is derhalve geen verboden erfovereenkomst. Dat de aanwas optioneel wordt bedongen, verandert niets aan het voorgaande.

III.E. Toepassing in casu

16. Het contract van aanwas dat de heer X en mevrouw Y wensen te sluiten, kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens, waaruit blijkt dat de partijen een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:

  • Inzake de gelijkwaardige inbreng: de heer X en mevrouw Y zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de goederen;
  • Een gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door de jonge leeftijd van hen beiden, zijnde 51 jaar voor de heer X en 44 jaar voor mevrouw Y, en eenzelfde goede gezondheidstoestand, wat aangetoond wordt door een medisch attest (bijlagen 2 en 3). Het beperkte leeftijdsverschil dat tussen hen beiden bestaat, laat op zichzelf niet toe om te besluiten dat de ene partner een grotere kans op vooroverlijden zou hebben dan de andere partner (zie ook hierna);
  • Het leeftijdsverschil tussen de aanvragers kwalificeert onder de vigerende rechtspraak als een kansengelijkheid aangezien deze moet beoordeeld worden in de feiten en niet enkel mag gesteund worden op een objectieve leeftijd [4];
  • Het aanwascontract bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen te hypothekeren, te vervreemden etc., tenzij met onderlinge toestemming;
  • Het aanwascontract wordt aangegaan voor onbepaalde duur, gelet op de doelstelling ervan. Het contract eindigt bij een feitelijke scheiding van meer dan zes maanden om een andere reden dan overmacht, gezondheidsredenen of werkgerelateerde omstandigheden en bij de beëindiging van de wettelijke samenwoning bij leven van de aanvragers, behoudens door hun huwelijk met elkaar.

17. BESLUIT : De elementen supra nr. 16 en de niet-fiscale motieven supra nr. 8 in acht genomen, dient men te concluderen dat het optioneel aanwascontract dat de heer X en mevrouw Y voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan art. 2.7.1.0.1, art. 2.7.1.0.2, art. 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, geen toepassing kunnen vinden.

De aanvragers vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de partijen.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

18. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

19. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

20. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.7.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”

  • Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.”

  • Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 0 % voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan :
1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;
2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° een staat van de Europese Economische Ruimte;
5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;
6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5° ;
7° erkende woonmaatschappijen als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° het Vlaams Woningfonds;
9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut;
11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5% voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan beroepsverenigingen en private stichtingen.

In afwijking van het tweede lid wordt de schenkbelasting, vermeld in paragraaf 1 en 2, gebracht op 100 euro voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan rechtspersonen als vermeld in het tweede lid, als de schenker zelf een rechtspersoon als vermeld in
het eerste lid, 10°, of het tweede lid, is.

Het tarief, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun
zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

21. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

22. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

23. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

24. Een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuille betrekking heeft op de effectenportefeuille in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

25. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de partijen ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

26. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

27. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

28. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

29. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 52 jaar en 44 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.

30. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

31. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De betrokken goederen behoren de aanvragers elk voor de onverdeelde helft toe.

32. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3,3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1.,§2 VCF.

33. Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de partijen en van het lichten van de optie door de langstlevende van de partijen (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het roerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.

Indien het kanscontract evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting, geheven worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF. In casu is de terugwerkende kracht van het lichten van de optie voorzien.

34. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.

Voetnoten

[1] SP nr. 17044 dd. 17 april 2023, “Bedingen van aanwas”, publ. 11 mei 2023.

[2] SP nr. 17044 dd. 17 april 2023, “Bedingen van aanwas”, publ. 11 mei 2023

[3] O.m.: Voorafg. besl. nr. 16009 dd. 21.03.2016, “Beding van aanwas tussen echtgenoten”, publ. 08.04.2016; Voorafg. besl. nr. 17025 dd. 04.09.2017, “Beding van aanwas”, publ. 05.09.2016; Voorafg.besl.nr. 17030 dd. 02.10.2017, “Beding van aanwas”, publ. 12.10.2017; zie ook tussen broers en tussen broer en zus: Voorafg.besl.nr. 16035 dd. 24.08.2016, “Beding van aanwas roerende goederen tussen twee broers”, publ. 19.09.2016; Voorafg.besl. nr. 16041 dd. 0509.2016, “Aanwasbeding tussen samenwonende broer en zus”, publ. 24.10.2016.

[4] Antwerpen 10 februari 1988, T. Not. 1989, 32: “Overwegende dat op de datum van de akte …, 58 jaar oud, wijlen …, 46 jaar oud en .., 27 jaar oud waren; Overwegende dat er tussen de oudste en de jongste dus een leeftijdsverschil bestond van nagenoeg 20 jaar; dat in de overlijdenskansen buiten de leeftijd tal van andere faktoren spelen zoals bv. het uitgeoefend beroep en de physieke ingesteldheid. Overwegende dat niet aangetoond is dat … ten tijde van de akte reeds ziek was; dat het verschil in leeftijd niet bijzonder groot was en overigens … eerder dan zijn zuster … overleed die meer dan tien jaar ouder was; Overwegende dat op zich het leeftijdsverschil hier niet van aard was het princiep van de gelijkheid van de kansen te niet te doen, dat voor het overige geen gegevens met betrekking tot de contracten bekend zijn uit de vergelijking waarvan zou kunnen besloten worden dat geen gelijkheid in de kansen bestond”; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RABG 2006, 60, noot D. MICHIELS.