VB 23045 - Kanscontract roerend/onroerend
- Nummer
- 23045
- Datum beslissing
- 25 september 2023
- Publicatiedatum
- 13 november 2023
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.1. VCF
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.7.1.0.6. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 2.9.1.0.1. VCF
- art. 2.9.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te krijgen dat:
1.1. het notarieel kanscontract in deze aanvraag uiteengezet, af te sluiten tussen wettelijk samenwonende partners, kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;
1.2. het afsluiten van dit kanscontract niet zal onderworpen worden aan de heffing van de schenkbelasting op grond van de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF;
1.3. het afsluiten van dit kanscontract naderhand bij overlijden van één van de wettelijk samenwonende partners niet zal onderworpen worden aan de heffing van de erfbelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF en 2.7.1.0.6 VCF;
1.4. het afsluiten van dit kanscontract naderhand bij overlijden van één van de wettelijk samenwonende partners wel zal onderworpen worden aan de heffing van het verkooprecht op grond van de artikelen 2.9.1.0.1 VCF en 2.9.4.1.1 VCF, althans voor zover het overlijden aanleiding geeft tot de overdracht van onroerend goed;
1.5. het afsluiten van dit kanscontract geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer kan en desgevallend zal zijn dan 5 (vijf) jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend namens de heer X, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1960, nationaal nummer: […], en mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1958, nationaal nummer: […] (hierna samen de "Aanvragers" genoemd, elk afzonderlijk een "Aanvrager").
4. De Aanvragers hebben op xx.xx.2017 een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te […].
De Aanvragers sluiten niet uit dat zij op de korte termijn met elkaar zullen huwen.[1] In dat geval zullen zij huwen onder het stelsel van volledige scheiding van goederen. Voor het geval de Aanvragers op datum van afsluiten van het in deze aanvraag uiteengezette notarieel kanscontract gehuwd zouden zijn, dienen de bewoordingen, in deze aanvraag, "wettelijk samenwonende partners" telkenmale gelezen te worden als "echtgenoten (gehuwd onder het stelsel van volledige scheiding van goederen)".
5. De Aanvragers hebben samen geen kinderen. X heeft 2 (twee) kinderen uit een andere relatie. Y heeft geen kinderen uit een andere relatie.
6. De Aanvragers wonen sinds meer dan 5 (vijf) jaar ononderbroken samen te […], bijgevolg in het Vlaamse Gewest.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
7. Y is de volle eigenares van de hierna vermelde onroerende goederen:
(i) een onroerend goed (burgerwoning met garage en tuin, plus perceel achtertuin) gelegen te […], groot 13,33 are, met een actuele venale waarde van € [...] ([...]);
(ii) een onroerend goed (burgerwoning met annexen en tuin) gelegen te […], groot 6,90 are, met een actuele venale waarde van € [...] ([...]) (hierna samen de "Onroerende Goederen" genoemd).
De opgegeven venale waarde van de Onroerende Goederen kan gestaafd worden aan de hand van een door een erkend schatter opgemaakt schattingsverslag.
X is de begunstigde bij leven van de hierna vermelde verzekeringscontracten:
(i) een groepsverzekering met overeenkomstnummer […] door […] onderschreven bij […], met een actuele waarde van minimum € [...] ([...]);
(ii) een pensioenplan met overeenkomstnummer […] door […] onderschreven bij […] Belgium, met een actuele waarde van minimum € [...] ([...]);
(iii) een pensioenplan met overeenkomstnummer […] door […] onderschreven bij […] , met een actuele waarde van minimum € [...] ([...]);
(iv) een […] (levensverzekeringscontract) met contractnummer […] door X zelf onderschreven bij […], met een actuele waarde van minimum € [...] ([...]);
(v) een contract pensioensparen met contractnummer […] door X zelf onderschreven bij […], met een actuele waarde van minimum € [...] ([...]);
(vi) een VAPZ '[…]' met polisnummer […] door X zelf onderschreven bij […], met een actuele waarde van minimum € [...] ([...]);
(vii) een […] (levensverzekeringscontract) met contractnummer […] door X zelf onderschreven bij […], met een actuele waarde van minimum € [...] ([...])
(hierna samen de "Pensioenplannen" genoemd, elk afzonderlijk een "Pensioenplan").
De opgegeven minimale waarde van de Pensioenplannen kan gestaafd worden aan de hand van door de respectieve verzekeringsmaatschappijen verstrekte gegevens. Middels de Pensioenplannen heeft X vermogensrechten opgebouwd ter waarde van minimaal € [...] ([...]).
8. De Aanvragers wensen over te gaan tot het onderling afsluiten van een (notarieel) kanscontract. Y wenst de Onroerende Goederen in dit kanscontract te betrekken.
Wat X betreft, lijkt het niet evident om de Pensioenplannen zelf, geheel of gedeeltelijk, in het af te sluiten kanscontract te betrekken, minstens om de hiernavolgende redenen:
- sommige van de Pensioenplannen zijn nog 'in opbouw', in de zin dat er tussen datum van deze aanvraag en datum van de latere uitkering, in principe nog bijstortingen zullen verricht worden; indien de Pensioenplannen zelf rechtstreeks in het kanscontract zouden betrokken worden, zou dit tot gevolg hebben dat zich naderhand, per Pensioenplan, een moeilijke, zo niet onmogelijke, opsplitsing opdringt tussen 'een deel' ervan dat wel onder het kanscontract valt, en 'een deel' ervan dat er niet onder valt;
- minstens bij sommige van de Pensioenplannen is het kapitaal bij leven (van X vooraleer het Pensioenplan tot uitkering komt) niet gelijk aan (en inzonderheid kleiner dan) het kapitaal bij overlijden (van X vóór het bereiken van de uitkering bij pensionering); ook deze vaststelling zou leiden tot moeilijke, zo niet onmogelijke, berekeningen omtrent 'welk deel' van (de uitkering van) het Pensioenplan wel en 'welk deel' ervan niet onder het kanscontract valt, althans in die gevallen waarin de uitkering plaatsvindt bij het overlijden van X, en het bedrag van de uitkering hoger is dan het kapitaal dat bij leven zou zijn uitgekeerd.
Onder meer om die redenen wenst X niet de Pensioenplannen zelf in het af te sluiten kanscontract te betrekken, doch wel het recht op de vermogenswaarde ervan:
- althans ten belope van een bedrag van € [...] ([...]);
- bedrag dat halfjaarlijks te indexeren is aan de hand van de evolutie van de ABEX-index, telkenmale per 1 januari en per 1 juli, en met als basis de ABEX-index van 1 juli 2023, indien het kanscontract zou worden afgesloten uiterlijk op 31 december 2023, dan wel de ABEXindex van 1 januari 2024, indien het kanscontract zou worden afgesloten na 31 december 2023 doch uiterlijk op 30 juni 2024.
Het recht op deze op een bedrag van €[...] ([...]) 'afgetopte' en aan de hand van de evolutie van de ABEX-index te indexeren vermogenswaarde van de Pensioenplannen wordt hierna het "Recht op de Vermogenswaarde" genoemd. De vermogenswaarde zelf wordt hierna de ''Vermogenswaarde" genoemd.
Indien de Pensioenplannen bij leven van X tot uitkering zouden komen, zal de uitkering ervan aan hem verricht worden, in liquiditeiten. Van deze liquiditeiten zal alsdan een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde worden afgezonderd op één of meer afzonderlijke rekeningen op zijn naam te openen, al dan niet met het oog op de latere belegging ervan in één of meer beleggingsinstrumenten, welke ook. Vanaf dat ogenblik zullen deze liquiditeiten, bij wijze van zaakvervanging, in de plaats komen van het Recht op de Vermogenswaarde, en het voorwerp uitmaken van het kanscontract, in de plaats en ter vervanging van het Recht op de Vermogenswaarde.
Indien daarentegen de Pensioenplannen bij overlijden van X zouden uitgekeerd worden, zal de uitkering aan de 'begunstigde bij overlijden' verricht worden. Anderzijds, zal Y, mits zij X overleeft, alsdan ingevolge de uitwerking van het kanscontract het Recht op de Vermogenswaarde verkrijgen. Uit hoofde hiervan zal Y alsdan jegens de nalatenschap van X titularis zijn van een schuldvordering voor een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde, en zal de nalatenschap van X alsdan jegens Y een schuld hebben voor een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde. De Aanvragers komen overeen dat de uitkering van de Pensioenplannen, althans ten belope van de Vermogenswaarde, zou strekken tot betaling van de schuld die de nalatenschap van X alsdan jegens Y zou hebben, en aldus zou strekken tot uitvoering van het kanscontract. Gelet hierop, en op het oogmerk van het kanscontract, verbindt X zich ertoe ervoor te zorgen dat Y, althans zolang zij in leven is, te allen tijde de 'begunstigde bij overlijden' is van de Pensioenplannen.
9. Deze aanvraag tot voorafgaande beslissing bevat - cf. randnummer 13 - verschillende passages die, mits het bekomen van een positieve beslissing, letterlijk of quasi-letterlijk (maar in elk geval zonder inhoudelijke wijzigingen) in het notarieel kanscontract zouden worden hernomen.
10. Het beoogde kanscontract zou geen beding van aanwas zijn in de - overigens algemeen aanvaarde - betekenis die ook de Vlaamse Belastingdienst (hierna "Vlabel" genoemd) eraan geeft, waarbij het bestaan van een onverdeeldheid verondersteld wordt. Tussen de Aanvragers bestaat inderdaad geen onverdeeldheid met betrekking tot de vermogensbestanddelen die zij in het kanscontract wensen te betrekken: het Recht op de Vermogenswaarde respectievelijk de Onroerende Goederen.
In haar Standpunt nummer 17044 omschrijft Vlabel een beding van aanwas als "een overeenkomst tussen twee of meerdere partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom - of in vruchtgebruik - op een bepaald goed, dat ze samen aankopen of dat zij reeds in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerstsstervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgenoten.".
Daaraan wordt toegevoegd:
“De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.".
En voorts onder andere ook:
"Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits voldaan is aan de volgende voorwaarden.
Het beding van aanwas moet:
- opgenomen zijn in een authentieke akte als het beding betrekking heeft op onroerende goederen;
- beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel,·
- ten bezwarende titel zijn.”.
Maar Vlabel voegt daar in hetzelfde Standpunt nummer 17044 aan toe:
"Een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen bestaat theoretisch gezien niet. Dit is een contradictio in terminis. Wanneer het evenwel eveneens om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat kan dezelfde fiscale regeling gevolgd worden als bij een beding van aanwas.”.
Met andere woorden, kunnen de fiscale principes die gelden voor een beding van aanwas voor onverdeelde goederen, op overeenkomstige wijze toegepast worden op een kanscontract met betrekking tot niet-onverdeelde goederen.
11. Elke Aanvrager (wettelijk samenwonende partner) wenst voor zichzelf de nodige maatregelen te treffen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard te garanderen voor het geval hij/zij de langstlevende partner zou zijn, en dit op de wijze die hem/haar op burgerrechtelijk vlak de grootst mogelijke zekerheid biedt. Zij kiezen daarbij bewust voor een wederzijdse overeenkomst, die hen beiden bindt voor de volledige duurtijd, zijnde tot en met het (voor)overlijden van één van hen, en die gedurende die volledige duurtijd niet eenzijdig kan opgezegd worden. Hierdoor, en door het vereiste van gezamenlijk handelen in het kanscontract op te nemen, bereikt elke Aanvrager (wettelijk samenwonende partner) voor zichzelf de grootst mogelijke financiële zekerheid terzake de vermogensbestanddelen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken, voor het geval hij/zij de langstlevende partner zou zijn. Dit doel kan niet op een andere wijze (bijvoorbeeld via schenking of bij testament) met dezelfde zekerheid bereikt worden.
12. Vermits het kanscontract ook onroerende goederen tot voorwerp zou hebben, zou het in de notariële vorm (dienen) opgemaakt (te) worden.
Gedetailleerde uiteenzetting van de voorgenomen verrichting
13. Het kanscontract met betrekking tot het Recht op de Vermogenswaarde en de Onroerende Goederen zou voornamelijk de hiernavolgende modaliteiten bevatten - letterlijk of quasi-letterlijk (maar in elk geval zonder inhoudelijke wijzigingen) te hernemen in de notariële akte:
13.1. Kanscontract
De Aanvragers komen, ten titel van wederkerig kanscontract, uitdrukkelijk overeen dat bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, het voorwerp van wat de eerststervende onder het kanscontract bracht, in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende onder hen.
Aldus zal het Recht op de Vermogenswaarde in volle eigendom toekomen aan Y, onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van X. Uit hoofde hiervan zal Y alsdan jegens de nalatenschap van X titularis zijn van een schuldvordering voor een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde, en zal de nalatenschap van X alsdan jegens Y een schuld hebben voor een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde. De uitkering van de Pensioenplannen zal, althans ten belope van de Vermogenswaarde, strekken tot betaling van de schuld die de nalatenschap van X alsdan jegens Y zal hebben, en zal aldus strekken tot uitvoering van het kanscontract.
Als tegenprestatie verkrijgt X hiervoor een gelijke of minstens gelijkaardige kans om het voorwerp van wat Y onder het kanscontract bracht, de Onroerende Goederen met andere woorden, in volle eigendom te verkrijgen indien hij het langst leeft.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor Y. De Onroerende Goederen zullen in volle eigendom toekomen aan X, onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van Y. Als tegenprestatie verkrijgt Y hiervoor een gelijke of minstens gelijkaardige kans om het Recht op de Vermogenswaarde in volle eigendom te verkrijgen indien zij het langst leeft.
Met het oog op de uitvoering en de uitwerking van één of ander, en inzonderheid met het oog op de uitvoering en de uitwerking van het kanscontract bij vooroverlijden van X, verbindt X zich ertoe ervoor te zorgen - en desgevallend het nodige te doen - (op)dat Y, althans zolang zij in leven is, te allen tijde de 'begunstigde bij overlijden' is van de Pensioenplannen.
13.2. Zaakvervanging
Voor zover als nodig, wordt voorzien dat het kanscontract niet alleen geldt voor wàt initieel voorwerp is van het kanscontract (het Recht op de Vermogenswaarde en de Onroerende Goederen), maar tevens zal gelden voor alle goederen die ingevolge zaakvervanging, vervreemding, (weder)belegging en/ of op welke andere wijze dan ook, geheel of gedeeltelijk, ervoor in de plaats zouden treden.
Meer algemeen, en voor zover als nodig, verklaren en erkennen de Aanvragers dat de principes van zaakvervanging, belegging en wederbelegging van toepassing zijn op alle goederen waarop het kanscontract betrekking heeft. (Wat het Recht op de Vermogenswaarde betreft, zal dit overigens in principe reeds het geval zijn wanneer de Pensioenplannen althans bij leven van X tot uitkering komen.)
Indien en van zodra welkdanige vruchten en opbrengsten mee begrepen zijn in het voorwerp van het kanscontract, zijn voormelde principes van zaakvervanging, belegging en wederbelegging hierop eveneens van toepassing.
De Aanvragers zullen er te allen tijde zorg voor dragen dat de 'historiek' van het voorwerp van het kanscontract over de volledige duurtijd van het kanscontract kan gereconstrueerd worden.
Telkens wanneer zaakvervanging optreedt, zullen de Aanvragers dit, voor zover als nodig, schriftelijk in een addendum aan het kanscontract bevestigen.
Evenwel zullen de hier uiteengezette regels van conventionele zaakvervanging slechts van toepassing zijn indien en in de mate waarin de zaakvervanging van rechtswege niet op het kanscontract zou van toepassing zijn.
13.3. Vruchten en opbrengsten
Het kanscontract geldt tevens voor de vruchten en opbrengsten van de vermogensbestanddelen, voorwerp van het kanscontract, alsook voor wat op welke wijze dan ook op enig ogenblik in de plaats zou treden van deze vruchten en opbrengsten.
Deze vruchten en opbrengsten kunnen bij gezamenlijk akkoord worden uitgekeerd aan de Aanvragers, op voorwaarde dat een uitkering aan één Aanvrager uit de vermogensbestanddelen waarvan hij/zij enige (niet-onverdeelde) titularis is, gepaard gaat met een in waarde gelijke uitkering aan de andere Aanvrager uit de vermogensbestanddelen waarvan zij/hij enige (niet-onverdeelde) titularis is. Vruchten en opbrengsten die derwijze worden uitgekeerd aan de Aanvragers zullen niet (meer) onderworpen zijn aan het kanscontract.
Bij (beslissing tot) niet-uitkering van de vruchten en opbrengsten of bij gebrek aan akkoord tussen de Aanvragers, zullen de vruchten en opbrengsten onderworpen blijven aan het kanscontract.
13.4. Daden van beschikking en beheer
Om de uitvoering van het kanscontract te verzekeren, verbindt elke Aanvrager zich ertoe om de vermogensbestanddelen, voorwerp van het kanscontract, waarvan hij/zij de eigenaar/titularis is, tijdens de duur van de overeenkomst noch geheel noch gedeeltelijk op enige wijze te vervreemden, te verpanden of er eender welk ander persoonlijk of zakelijk recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de andere Aanvrager. Evenmin zal althans X tijdens de duur van de overeenkomst zonder het akkoord van Y de begunstiging van de Pensioenplannen wijzigen ten gunste van een ander dan Y.
De Aanvragers zijn aldus uitdrukkelijk overeengekomen dat elk van hen enkel over het geheel of een deel van de vermogensbestanddelen, voorwerp van het kanscontract, waarvan hij/zij de eigenaar/titularis is zal kunnen beschikken, ten kosteloze titel of ten bezwarende titel, mits akkoord van beide Aanvragers.
Voorts zijn de Aanvragers overeengekomen dat zij tijdens de duur van het kanscontract ook het beheer en het bestuur van het Recht op de Vermogenswaarde en de Onroerende Goederen in gezamenlijk akkoord zullen waarnemen.
Opnames uit de vermogensbestanddelen, voorwerp van het kanscontract, al dan niet van vruchten en opbrengsten, onder welke vorm ook, zijn enkel toegestaan mits akkoord van beide Aanvragers en op voorwaarde dat opnames op gelijkmatige wijze gebeuren door beide Aanvragers. In geval van een opname, aldus, zal een addendum aan de overeenkomst worden opgemaakt, ondertekend door beide Aanvragers, en aan de overeenkomst worden gehecht.
Er zullen geen vermogensbestanddelen bijkomend onder het kanscontract worden gebracht.
Gelet op het feit dat elke Aanvrager de enige eigenaar/titularis is van de vermogensbestanddelen die hij/zij onder het kanscontract bracht, zal voor daden van beschikking met betrekking tot deze vermogensbestanddelen, voor een opname eruit op enige wijze, alsook voor daden van beheer en bestuur van deze vermogensbestanddelen, jegens derden enkel het akkoord en de handtekening van de respectieve Aanvrager vereist zijn, al doet dit geen afbreuk aan de vereiste dat dergelijke verrichtingen steeds het al dan niet mondeling akkoord van de beide Aanvragers vergen.
Het in de vorige alinea uiteengezette verhindert niet dat de Aanvragers elkaar desgevallend wederzijds volmacht kunnen verstrekken terzake daden van beschikking, beheer en bestuur met betrekking tot de vermogensbestanddelen die elk van hen onder het kanscontract bracht. Evenwel zal voor dergelijke verrichtingen door de Aanvrager-lasthebber van dergelijke volmacht jegens derden enkel gebruikgemaakt worden, mits de Aanvrager-lastgever wilsonbekwaam is én terzake deze wilsonbekwaamheid de nodige schikkingen werden getroffen (bijvoorbeeld middels een overeenkomst of akte houdende buitengerechtelijke bescherming (zorgvolmacht)).
13.5. Overeenkomst ten bezwarende titel
Het kanscontract wordt door elk van de Aanvragers aangegaan animo speculandi en betreft dan ook een wederkerig kanscontract.
De Aanvragers verklaren en erkennen dat het kanscontract in gelijke verhouding wordt aangegaan - de waarde van het Recht op de Vermogenswaarde is gelijk aan de waarde van de Onroerende Goederen -, én dat zij elk een gelijke of minstens gelijkaardige kans hebben om (de ánder) te overleven, rekening houdende met alle relevante factoren waaronder hun geslacht, leeftijd en gezondheidstoestand, wat tevens blijkt uit de attesten opgemaakt door dokter […] op xx.xx.2023 (wat X betreft) en dokter […] op eveneens xx.xx.2023 (wat Y bètreft), waarvan een kopie als bijlage aan de overeenkomst wordt gehecht. (Kopie van deze attesten wordt bovendien als Bijlage 1 en Bijlage 2 aan deze aanvraag gehecht.).
Het kanscontract vindt aldus plaats ten bezwarende titel.
De langstlevende Aanvrager in wiens voordeel het kanscontract plaatsvindt, zal aan de erfgenamen en/of rechtsopvolgers van de eerstoverleden Aanvrager geen enkele vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van het kanscontract.
13.6. Overeenkomst ten bijzondere titel
Het kanscontract wordt wat X betreft afgesloten met betrekking tot het recht op de vermogenswaarde van welbepaalde in de overeenkomst omschreven pensioenplannen, 'afgetopt' op een welbepaald bedrag. Het wordt wat Y betreft afgesloten met betrekking tot welbepaalde onroerende goederen, nauwkeurig in de overeenkomst omschreven. Het kanscontract vindt dan ook plaats ten bijzondere titel.
13.7. Duur
Het kanscontract wordt aangegaan voor een bepaalde duur die loopt tot en met het overlijden van een Aanvrager, waardoor het kanscontract uitwerking zal krijgen en de duurtijd alsdan van rechtswege zal verstrijken.
Weliswaar zal het kanscontract vóór het verstrijken van die bepaalde duur worden beëindigd - waardoor het dus zonder uitwerking zal blijven - op de dag waarop:
- hetzij, de wettelijke samenwoning tussen de Aanvragers zou beëindigd worden omwille van een andere reden dan ofwel het overlijden van één van hen ofwel het huwelijk, desgevallend, tussen hen;
- hetzij, het eventuele latere huwelijk tussen de Aanvragers zou worden ontbonden omwille van een andere reden dan het overlijden van één van hen;
- hetzij, de Aanvragers gedurende een ononderbroken periode van 6 (zes) maanden feitelijk zouden gescheiden leven om redenen van ontwrichting van hun relatie.
Deze gebeurtenissen maken ontbindende voorwaarden van het kanscontract uit. Dit kanscontract zal evenmin uitwerking krijgen indien beide Aanvragers samen zouden (geacht worden te) overlijden.
Voorts kunnen de Aanvragers op elk ogenblik in gezamenlijk akkoord beslissen om het kanscontract te beëindigen.
13.8. Optioneel karakter
De langstlevende van de Aanvragers, in wiens voordeel het kanscontract uitwerking krijgt, dient zijn/haar wil om zich hierop te beroepen kenbaar te maken binnen een termijn van 4 (vier) maanden, te rekenen dag aan dag, vanaf het vooroverlijden van de andere Aanvrager, hetzij middels uitdrukkelijke verklaring in een notariële akte, hetzij middels uitdrukkelijke verklaring in een onderhands document, ondertekend door of namens de langstlevende Aanvrager, en neer te leggen bij notaris. Deze termijn geldt als een vervaltermijn. Bij gebreke van beroep op het kanscontract, aldus, binnen de gestelde termijn op de gestelde wijze, zal de langstlevende Aanvrager geacht worden onherroepelijk te hebben verzaakt aan het voordeel van het kanscontract.
De langstlevende Aanvrager, in wiens voordeel het kanscontract uitwerking krijgt, zal evenwel niet in de mogelijkheid zijn om zich gedeeltelijk te beroepen op het kanscontract.
III. Motivering van de aanvraag
14. De Aanvragers zijn van mening dat zij middels het vooropgestelde ontwerp een overeenkomst ten bezwarende titel voor ogen hebben, in de vorm van een kanscontract.
Kanscontracten zijn wederkerige overeenkomsten waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (artikel 1964 van het oud Burgerlijk Wetboek). In de beoogde verrichtingen, is de onzekere gebeurtenis niet het overlijden op zich - een overlijden is een zekere gebeurtenis -, maar wel de volgorde van het overlijden. Elke Aanvrager kan de langstlevende zijn. Ingevolge de overeenkomsten bestaat de kans op winst in de verkrijging van vermogensbestanddelen die toebehoorden aan de eerststervende. Het verlies is dan het overlijden als eerste van beide Aanvragers, als gevolg waarvan de vermogensbestanddelen die toebehoorden aan de eerststervende, toekomen aan de langstlevende.
15. In haar Standpunt nummer 17044 zet Vlabel de voorwaarden uiteen waaraan een kanscontract met betrekking tot onverdeelde goederen (een aanwasbeding) moet voldoen opdat het op fiscaal vlak zou kunnen aanvaard worden - bedoeld wordt opdat de goederen onder aanwas niet onderworpen zullen worden aan de heffing van de erfbelasting of van de schenkbelasting.
Overeenkomstig het betreffende Standpunt is daartoe vereist dat het aanwasbeding (i) opgenomen is in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, (ii) beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel en (iii) ten bezwarende titel is.
16. De regels die gelden voor goederen die in onverdeeldheid aan partijen toebehoren, gelden evenzeer voor goederen die hun niet in onverdeeldheid toebehoren (wat in casu het geval is). Alleen heeft men het dan niet over een beding van aanwas - aanwas veronderstelt immers het bestaan van een onverdeeldheid - maar over een (overdracht ten titel van) kanscontract.
17. In casu voldoet, naar de mening van de Aanvragers, het voorgelegde kanscontract aan alle voorwaarden door Vlabel uiteengezet in haar Standpunt nummer 17044.
Authentieke (notariële) akte
18. Het voorgenomen kanscontract zal onder notariële vorm worden opgemaakt, vermits het althans ten dele betrekking heeft op onroerende goederen.
Overeenkomst onder bijzondere titel
19. Het voorgenomen kanscontract is, naar de overtuiging van de Aanvragers, een contract ten bijzondere titel.
In haar Standpunt nummer 17044 stelt Vlabel dat een beding van aanwas onder bijzondere titel is, "wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.".
Mede onder verwijzing naar rechtspraak die leeftijdsverschillen die een veelvoud van 2,5 jaar bedragen niet als een belemmering ziet, gaan de Aanvragers dan ook uit van een wederzijdse gelijkaardige levensverwachting.
Voor zover als nodig, verwijzen de Aanvragers, niet limitatief, ook naar enkele Voorafgaande beslissingen waarin een (veel) groter leeftijdsverschil dan in casu aan de orde was, en waarin Vlabel van oordeel was dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk deed aan de gelijkaardigheid van kansen:
- Voorafgaande beslissing nummer 17025 van 4 september 2017: leeftijdsverschil van 8 jaar;
- Voorafgaande beslissing nummer 17046 van 19 februari 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar;
- Voorafgaande beslissing nummer 17058 van 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 6 jaar;
- Voorafgaande beslissing nummer 18013 van 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar;
- Voorafgaande beslissing nummer 20014 van 25 mei 2020: leeftijdsverschil van 7 jaar;
- Voorafgaande beslissing nummer 20058 van 23 november 2020 (weliswaar een negatieve Voorafgaande beslissing, maar dan om andere redenen): leeftijdsverschil van 9 jaar.
Tenslotte verwijzen de Aanvragers, voor zover als nodig, ook nog naar de Voorafgaande beslissing nummer 19036 van 16 september 2019, waarin Vlabel van oordeel was dat een leeftijdsverschil vergelijkbaar met het leeftijdsverschil in casu, doch bij aanvragers met significant hogere leeftijd dan in casu, geen afbreuk deed aan de gelijkaardigheid van kansen (weliswaar ging het ook hier om een negatieve Voorafgaande beslissing, doch, ook hier, niet om redenen van kansenongelijkheid).
Uit al deze elementen dient derhalve te worden besloten dat tussen de Aanvragers een gelijkheid, minstens gelijkaardigheid van overlevingskansen bestaat.
23. De wederzijdse inleg van beide Aanvragers in het kanscontract is gelijk: de waarde van de inleg door X werd afgestemd op de waarde van de inleg door Y.
Naderhand, tijdens de looptijd van het kanscontract, zal de waarde van de respectieve inleg van elke Aanvrager een evolutie ondergaan die niet per definitie volledig gelijk zal lopen. Dit is evenwel niet relevant: de gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij de latere realisatie van de opschortende voorwaarde, zo wordt ook in het Standpunt nummer 17044 gesteld.
Bovendien zullen de Aanvragers de vermogensbestanddelen, voorwerp van het kanscontract, samen beheren, in die zin dat alle daden van beheer en bestuur, maar ook alle daden van beschikking (vervreemding, . . .), ook al betreffen deze niet-onverdeelde goederen, principieel enkel zullen gesteld worden na gezamenlijk akkoord.
Het aanwascontract zal een bepaalde duur hebben, tot en met het (voor)overlijden van één Aanvrager[2].
Aan deze voorwaarde is voldaan, aangezien het voorgelegde kanscontract enkel betrekking heeft op specifiek omschreven goederen (zie randnummers 7 en 8; zie ook randnummer 13.6) (en de goederen die er bij wijze van zaakvervanging voor in de plaats zouden komen (zie randnummer 13.2)).
Bovendien voorziet het voorgelegde kanscontract uitdrukkelijk dat een inbreng van nieuwe goederen onder het kanscontract, anders dan bij wijze van zaakvervanging, niet toegelaten is (zie randnummer 13.4).
Gelet op één en ander, kwalificeert het voorgenomen kanscontract aldus als een kanscontract ten bijzondere titel.
Overeenkomst onder bezwarende titel
20. Het voorgenomen kanscontract is, naar de overtuiging van de Aanvragers, voorts ook een contract ten bezwarende titel.
Een kanscontract wordt traditioneel gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter volgt dan uit het feit dat de partijen gelijke kansen bezitten om het goed/de goederen, voorwerp van het kanscontract, in zijn/hun totaliteit te verkrijgen. Daartoe is wel vereist dat er een effectieve kansengelijkheid tussen de betrokken partijen bestaat, te beoordelen op het ogenblik waarop de overeenkomst wordt afgesloten.
Vlabel stelt in haar Standpunt nummer 17044 dat een kanscontract wordt aanzien als een overeenkomst onder bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Vlabel vereist niet dat de kansen gelijk zijn. Evenwicht van kansen veronderstelt dat partijen een gelijkaardige levensverwachting hebben, enerzijds, en dat de wederzijdse inleg gelijkwaardig is, anderzijds .
21. Om van een kanscontract onder bezwarende titel te kunnen spreken, is dus vooreerst vereist dat partijen een gelijkaardige levensverwachting hebben. Bij de concrete beoordeling van de gelijkaardigheid van de overlevingskansen stelt de rechtspraak zich soepel op. Er zijn gevallen bekend van rechterlijke uitspraken waarbij leeftijdsverschillen van 10 tot zelfs 16 jaar niet verhinderden om te besluiten tot gelijkaardigheid van kansen.
Of overlevingskansen gelijkaardig zijn, wordt echter niet enkel beoordeeld op basis van leeftijd en sterftetabellen, maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, enzovoort.
22. Naar de overtuiging van de Aanvragers hebben zij een gelijkaardige levensverwachting.
Tussen de Aanvragers is er een leeftijdsverschil van iets meer dan 2,5 jaar: X werd geboren op xx.xx.1960, en Y werd geboren op xx.xx.1958.
Bovendien verkeren beide Aanvragers in een normale, goede gezondheidstoestand - wat voor elk van de Aanvragers werd bevestigd in een recent medisch attest; zie Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de aanvraag, en zijn er, voor zover bekend, geen andere relevante factoren die een impact (kunnen) hebben op hun respectieve levensverwachting.
23. Geen van de Aanvragers zal het kanscontract vóór het verstrijken van de duurtijd eenzijdig kunnen opzeggen of anderszins beëindigen. Enkel een wederzijds akkoord tussen de Aanvragers zal tot de voortijdige beëindiging kunnen leiden, met dien verstande weliswaar dat het kanscontract vóór het verstrijken van de bepaalde duur zal worden beëindigd op de dag waarop:
- hetzij, de wettelijke samenwoning tussen de Aanvragers zou beëindigd worden omwille van een andere reden dan ofwel het overlijden van één van hen ofwel het huwelijk, desgevallend, tussen hen;
- hetzij, het eventuele latere huwelijk tussen de Aanvragers zou worden ontbonden omwille van een andere reden dan het overlijden van één van hen;
- hetzij, de Aanvragers gedurende een ononderbroken periode van 6 (zes) maanden feitelijk zouden gescheiden leven om redenen van ontwrichting van hun relatie.
Deze gebeurtenissen maken ontbindende voorwaarden van het kanscontract uit.
24. Het feit dat het kanscontract optioneel zou worden bedongen, verandert niets aan de analyse van het kanscontract als evenwichtig kanscontract, onder bezwarende titel.
25. Bijgevolg, en samenvattend, kwalificeert het voorgenomen kanscontract naar de overtuiging van de Aanvragers als een kanscontract onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens, waaruit blijkt dat de Aanvragers een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:
- de Aanvragers hebben een gelijkaardige levensverwachting;
- de waarde van de respectieve inleg van elke Aanvrager in het voorgenomen kanscontract is volstrekt gelijk;
- het voorgenomen kanscontract bevat een strikt vervreemdingsverbod; de Aanvragers verbinden zich wederzijds om de vermogensbestanddelen die het voorwerp van het kanscontract uitmaken, niet eenzijdig te vervreemden, te verpanden, erover te beschikken, enzovoort; dit strikt vervreemdingsverbod komen de Aanvragers overeen ook al behoren de vermogensbestanddelen die het voorwerp van het kanscontract uitmaken hen niet in onverdeeldheid toe;
- ook alle verrichtingen van beheer en bestuur zullen in gezamenlijk akkoord worden gesteld, ook al zijn de vermogensbestanddelen die het voorwerp van het kanscontract uitmaken niet in onverdeeldheid tussen de Aanvragers;
- er zal enkel bij volmacht gewerkt worden wanneer en zodra dit omwille van de gezondheidstoestand van één van de Aanvragers niet anders kan (wilsonbekwaamheid);
- gedurende de volledige duurtijd van het kanscontract zal geen van de Aanvragers over het recht beschikken om dit contract eenzijdig te beëindigen, de modaliteiten ervan eenzijdig te wijzigen, enzovoort; het contract wordt afgesloten voor een bepaalde duur, met name een duur die loopt tot en met het overlijden van één Aanvrager, waardoor het kanscontract uitwerking zal krijgen en de duurtijd ervan alsdan van rechtswege zal verstrijken.
Artikel 2.7.1.0.6 VCF
26. Gelet op het voorgaande, zijn de Aanvragers ervan overtuigd dat:
- het afsluiten van het voorgenomen kanscontract niet zal onderworpen worden aan de heffing van de schenkbelasting op grond van de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF;
- het afsluiten van dit kanscontract naderhand bij overlijden van één van de Aanvragers niet zal onderworpen worden aan de heffing van de erfbelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF en 2.7.1.0.5 VCF;
- het afsluiten van dit kanscontract naderhand bij overlijden van één van de Aanvragers wel zal onderworpen worden aan de heffing van het verkooprecht op grond van de artikelen 2.9.1.0.1 VCF en 2.9.4.1.1 VCF, althans voor zover het overlijden aanleiding geeft tot de overdracht van onroerend goed.
27. Bijzondere aandacht behoeft, naar de mening van de Aanvragers, artikel 2.7.1.0.6 VCF, en in het bijzonder de, naar hun overtuiging, niet-toepasselijkheid ervan ingeval van vooroverlijden van X.
28. Onder meer om de redenen uiteengezet in randnummer 8, betreft de inleg van X in het voorgenomen kanscontract niet de Pensioenplannen als dusdanig, daarentegen wel het Recht op de Vermogenswaarde van de Pensioenplannen, 'afgetopt' op een te indexeren bedrag ad € [...] ([...]), zoals uiteengezet in hetzelfde randnummer 8.
In het scenario waarin het kanscontract uitwerking zou krijgen ingevolge het (voor)overlijden van X en de Pensioenplannen uit hoofde van dit overlijden tot uitkering zouden komen, zal Y alsdan jegens de nalatenschap van X titularis zijn van een schuldvordering voor een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde, en zal de nalatenschap van X alsdan jegens Y een schuld hebben voor een bedrag gelijk aan de Vermogenswaarde. De uitkering van de Pensioenplannen zou dan, althans ten belope van de Vermogenswaarde, strekken tot betaling van de schuld die de nalatenschap van X alsdan jegens Y zou hebben, en zou aldus strekken tot uitvoering van het kanscontract.
Naar de mening van de Aanvragers zou die uitkering, althans ten belope van de Vermogenswaarde, alsdan niet belastbaar zijn uit hoofde van artikel 2.7.1.0.6 VCF. Immers, dit artikel 2.7.1.0.6 VCF, dat als fictiebepaling 'bedingen ten behoeve van een derde' belastbaar stelt in de erfbelasting, stelt als één van de voorwaarden daartoe dat het beding kosteloos zou zijn. Evenwel, door uitdrukkelijk overeen te komen dat de uitkering (althans ten belope van de Vermogenswaarde) zou strekken tot uitvoering van het kanscontract, en door, met het oog daarop, X uitdrukkelijk de verbintenis te laten opnemen ervoor te zorgen dat Y, althans zolang zij in leven is, te allen tijde de 'begunstigde bij overlijden' is van de Pensioenplannen, wordt aan het in de Pensioenplannen vervatte 'beding te behoeve van een derde' het kosteloos karakter ontnomen: doordat het kanscontract, zoals aangetoond in de randnummers 20 tot en met 25, een contract onder bezwarende titel is, heeft ook de uitvoering ervan, onder de vorm van de uitkering, althans ten belope van de Vermogenswaarde, van de Pensioenplannen, een bezwarend karakter.
De aanvragers wijzen bij analogie op wat Vlabel in haar Standpunt nummer 15142 stelt in de context van een levensverzekeringspolis in combinatie met een aan een schenking gekoppeld conventioneel beding van terugkeer om de niet-belastbaarheid (onder artikel 2.7.1.0.6 VCF) van de uitkering te verantwoorden: "De begunstigde verkrijgt de uitkering immers bij wijze van betaling van een schuldvordering die hij heeft ten aanzien van de nalatenschap van de overleden begiftigde.': Net zoals in casu, wordt ook in de context van het beding van terugkeer uitdrukkelijk de koppeling gemaakt van de uitkering aan de uit hoofde van een ander contract ontstane schuld(vordering), om het bezwarend karakter te aanvaarden. Het komt de Aanvragers voor dat er geen reden is om daar in casu anders tegen aan te kijken.
Niet-toepasselijkheid vormvoorwaarden erfovereenkomsten
29. Krachtens artikel 4.243 van het Burgerlijk Wetboek zijn overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen, en zelfs als die partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het voorwerp van die overeenkomst of dat beding te beschikken. Voor dergelijke overeenkomsten of bedingen dienen, krachtens hetzelfde artikel 4.243, de strikte vormvoorwaarden die gelden voor erfovereenkomsten, opgenomen in de artikelen 4.249 tot en met 4.253 van het Burgerlijk Wetboek, niet te worden in acht genomen.
Vermits het voorgenomen kanscontract onder bezwarende titel en onder bijzondere titel is, en ten dele onroerende goederen tot voorwerp heeft, dient het weliswaar onder notariële vorm te worden opgemaakt -wat overigens ook de uitdrukkelijke intentie is van de Aanvragers -, doch dienen de strikte vormvoorwaarden die bijkomend gelden voor erfovereenkomsten, en die opgenomen zijn in de artikelen 4.249 tot en met 4.253 van het Burgerlijk Wetboek, daarbij niet te worden in acht genomen.
De algemene antimisbruikbepaling
30. In haar Standpunt nummer 17044 stelt Vlabel het volgende terzake bedingen van aanwas, maar bij uitbreiding evenzeer terzake kanscontracten met betrekking tot niet-onverdeelde goederen:
“Indien het beding van aanwas in een contract is opgenomen vanaf 1 juni 2012 kan het afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het beding van aanwas maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting ook niet-fiscale doelstellingen heeft, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven. Dit geldt a fortiori indien het beding van aanwas deel uit maakt van een gecombineerde constructie (bv. uitbreng van goederen uit het gemeenschappelijk vermogen, gevolgd door het sluiten van het beding van aanwas).".
31. Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt als volgt:
''Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zjchzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
32. De Aanvragers zien niet in op welke wijze de voorgenomen rechtshandeling (het afsluiten van het kanscontract) de toepassing zou frustreren van enige fiscale bepaling, waarbij overigens de bewijslast van de aanwezigheid van fiscaal misbruik in eerste instantie bij Vlabel ligt. Niettemin houden de Aanvragers eraan de niet-fiscale motieven uiteen te zetten die de keuze voor de voorgenomen rechtshandeling verantwoorden.
Elke Aanvrager wenst voor zichzelf te bekomen dat de vermogensbestanddelen die in het kanscontract betrokken worden, aan hem/haar in natura zullen toekomen[3], voor het geval hij/zij de langstlevende zou zijn, en dit op de wijze die op familiaal, burgerrechtelijk vlak de grootst mogelijke zekerheid biedt dat deze vermogensbestanddelen hem/haar effectief zullen toekomen. Dit doel wordt bekomen door het afsluiten van het voorgelegde kanscontract, waarbij de Aanvragers zich wederzijds tegenover elkaar verbinden voor de volledige duurtijd van de overeenkomst - dit is: tot en met het overlijden van één van hen -, zonder mogelijkheid voor één Aanvrager om eenzijdig aan de uitwerking van het kanscontract te ontsnappen, en met een principieel vereiste van gezamenlijk akkoord voor alle daden van beheer, bestuur en beschikking van de betrokken vermogensbestanddelen. Dit doel kan niet op een andere wijze (bijvoorbeeld via schenking of bij testament) met dezelfde zekerheid bereikt worden.
Het opnemen van ontbindende voorwaarden vormt terzake geen beletsel. De geldigheid van deze dergelijke ontbindende voorwaarden wordt immers op heden uitdrukkelijk aanvaard. Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor het in het voorgenomen kanscontract opgenomen optioneel beding.
Gelet op één en ander, zijn de Aanvragers ervan overtuigd, voor zover als nodig, dat er voldoende én afdoende niet-fiscale motieven zijn om het voorgenomen kanscontract af te sluiten, en dat dit bijgevolg geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
BESLUIT
33. Gelet op het voorgaande menen de Aanvragers dat het voorgenomen kanscontract, in deze aanvraag in extenso uiteengezet, een volwaardig kanscontract onder bezwarende en bijzondere titel is, en dat:
- het afsluiten ervan, op de wijze in deze aanvraag in extenso uiteengezet, niet zal onderworpen worden aan de heffing van de schenkbelasting op grond van de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF;
- het afsluiten ervan, op de wijze in deze aanvraag in extenso uiteengezet, naderhand bij overlijden van één van de Aanvragers niet zal onderworpen worden aan de heffing van de erfbelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF en 2.7.1.0.6 VCF;
- het afsluiten ervan, op de wijze in deze aanvraag in extenso uiteengezet, naderhand bij overlijden van één van de Aanvragers wel zal onderworpen worden aan de heffing van het verkooprecht op grond van de artikelen 2.9.1.0.1 VCF en 2.9.4.1.1 VCF, althans voor zover het overlijden aanleiding geeft tot de overdracht van onroerend goed;
- het afsluiten ervan, op de wijze in deze aanvraag in extenso uiteengezet, geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
34. Gelet op het voorwerp van deze aanvraag verzoeken de Aanvragers om, in geval van een akkoord, de geldigheidsduur van de voorafgaande beslissing bepaald te zien tot en met het overlijden van de eerststervende van X en Y.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
35. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
36. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
37. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2, VCF dat luidt als volgt:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 2.7.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”;
- Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :…
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.
- Artikel 2.7.1.0.6 VCF dat luidt als volgt:
Ҥ 1. De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon zijn toegekomen, binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Als de erflater een contract had afgesloten op grond waarvan er pas een uitkering kan gebeuren na het overlijden van de erflater, worden de sommen, renten of waarden geacht kosteloos te worden verkregen, en geacht als legaat te zijn verkregen, naar gelang van het geval:
1° door de persoon die het levensverzekeringscontract afkoopt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip van de afkoop;
2° door de persoon die de sommen, renten of waarden effectief verkrijgt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip dat er een uitkering gebeurt.
Wanneer een overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gelden de bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid ook voor de sommen, renten of waarden die kosteloos aan de langstlevende echtgenoot toekomen ingevolge een levensverzekeringscontract of een contract met vestiging van rente dat door die langstlevende echtgenoot is gesloten.
§ 2. Dit artikel is van toepassing op de sommen of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van degene die een levensverzekering aan order of aan toonder is aangegaan.
De persoon, vermeld in dit artikel, wordt vermoed kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs. Dit tegenbewijs kan niet worden geleverd door aan te tonen dat het contract werd geschonken aan deze persoon.
Dit artikel is niet van toepassing op :
1° de sommen, renten of waarden die verkregen zijn ingevolge een beding dat aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen;
2° de renten en kapitalen die gevestigd zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting;
3° de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de erflater, of door tussenkomst van de werkgever van de langstlevende echtgenoot van de erflater die met de erflater gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gevestigd zijn in het voordeel van de langstlevende echtgenoot van de erflater of zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering van hetzij een groepsverzekeringscontract, onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming dat beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld door de reglementering betreffende de controle van dergelijke contracten, hetzij het bindend reglement van een voorzorgsfonds, opgericht in het voordeel van het personeel van de onderneming;
4° de sommen, renten of waarden die bij het overlijden van de erflater worden verkregen ingevolge een contract dat een door een derde in het voordeel van de verkrijger gemaakt beding bevat, als er bewezen wordt dat die derde kosteloos in het voordeel van de verkrijger heeft bedongen.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
38. In casu gaat het om de beoordeling van een kanscontract aangezien het slaat op de eigen goederen van de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, in casu de onroerende goederen van mevrouw Y en de vermogenswaarde van de pensioenplannen geplafonneerd op 615.000 euro van de heer X.
In het geval dat het om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat kan dezelfde fiscale regeling gevolgd worden als bij een beding van aanwas.
39. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is. Aangezien het contract deels betrekking heeft op onroerende goederen dient het vastgesteld te worden bij (notariële) authentieke akte.
40. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
41. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de onroerende en roerende goederen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.
42. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
43. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
44. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
45. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
46. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 63 jaar en 65 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren, wat wordt gestaafd met medische attesten.
47. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
48. Uit de gegevens vermeld in randnummer 8 van de aanvraag blijkt dat de inleg van de heer X bestaat uit een schuldvordering ten belope van een bepaald geplafonneerd bedrag. De inleg van mevrouw Y bestaat uit een zakenrechtelijk recht op twee hogervermelde onroerende goederen. Indien de pensioenplannen bij overlijden van de heer X tot uitkering zouden komen ontstaat bij het overlijden van de heer X een schuldvordering ten belope van een bepaald geplafonneerd bedrag op de vermogenswaarde van de pensioenplannen voor mevrouw Y jegens de nalatenschap van de heer X. Indien de pensioenplannen bij leven van de heer X tot uitkering komen wordt het recht op de vermogenswaarde bij wijze van zaakvervanging vervangen door de liquiditeiten van deze uitkeringen. Deze liquiditeiten worden op één of meer niet nader genoemde aparte rekeningen gestort. Bij het overlijden van de heer X ontstaat een schuldvordering voor een bepaald geplafonneerd bedrag op deze liquiditeiten voor mevrouw Y jegens de nalatenschap van de heer X. In het geval mevrouw Y eerst komt te overlijden dan heeft de heer X een direct zakenrechtelijk recht op de aangeduide onroerende goederen, buiten haar nalatenschap om. Het besluitvormingsorgaan is van oordeel dat het eventueel vorderingsrecht van mevrouw Y op de vermogenswaarde, jegens de nalatenschap de heer X, minderwaardig is ten opzichte van het rechtstreekse zakenrechtelijk recht van de heer X op de onroerende goederen, die op basis van voorliggende verrichting, in voorkomend geval van vooroverlijden van mevrouw Y, buiten haar nalatenschap blijven. De waarde van de schuldvordering in hoofde van mevrouw Y, is onzeker gezien de mogelijke samenloop met andere schuldeisers in de nalatenschap van de heer X.
49. Tijdens de hoorzitting werd aan het besluitvormingsorgaan meegedeeld dat mevrouw Y eveneens werd aangeduid als begunstigde van de pensioenplannen maar dat deze begunstiging tot op heden niet uitdrukkelijk werd aanvaard door mevrouw Y. Dit blijkt ook uit de gegevens van de aanvraag. Bij vooroverlijden van de heer X zal bijgevolg mevrouw Y rechtstreeks ten gevolge van de pensioenplannen zelf de uitkeringen ontvangen in haar hoedanigheid van begunstigde en niet door de werking van het contract dat in deze aanvraag voorligt. In dit scenario is de inleg van de heer X zonder voorwerp en bedraagt 0.
50. Op basis van bovenstaande elementen oordeelt het besluitvormingsorgaan dat de inleg van de aanvragers niet gelijkwaardig is. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat bij gebrek aan gelijkwaardige inleg het in casu niet om een kanscontract ten bezwarende titel gaat. Er kan bijgevolg niet worden geoordeeld of er erfbelasting of schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.7.1.0.6 VCF, 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.4.1.1, §1 en §2, VCF, 2.9.1.0.1 VCF en 2.9.4.1.1 VCF.
51. Aangezien het in casu niet om een kanscontract ten bezwarende titel gaat is de vraag naar de toepassing van artikel 3.17.0.0.2 VCF zonder voorwerp geworden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.
Voetnoten
[1] Het besluitvormingsorgaan merkt op dat de aanvragers ondertussen gehuwd zijn onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Dit werd toegelicht tijdens de hoorzitting op xx.xx.2023. De beslissing neemt dit gegeven mee.
[2] Cf. de artikelen 5.75 en 5.76 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (in werking getreden op 1 januari 2023): Art. 5.75. Contract van onbepaalde duur
Een contract wordt voor een onbepaalde duur gesloten wanneer het geen uitdovende tijdsbepaling bevat.
Iedere partij kan het te allen tijde opzeggen, met inachtneming van de vereisten die de wet of het contract oplegt of, bij gebreke daarvan, door de kennisgeving aan de andere partij van een opzegging die een redelijke opzegtermijn vermeldt.
Art. 5.76. Contract van bepaalde duur
Een contract wordt voor een bepaalde duur gesloten wanneer het een uitdovende tijdsbepaling bevat.
De duur van het contract mag niet langer zijn dan toegelaten door de wet of, bij gebrek daaraan, 99 jaar. Een langere duur wordt herleid tot de maximaal toegestane duur.
Een contract van bepaalde duur kan niet worden opgezegd, behoudens de uitzonderingen die de wet, het contract of de gebruiken opleggen.
[3] Weliswaar zou bij vooroverlijden van X en uitkering van de Pensioenplannen, de uitkering van de Pensioenplannen, althans ten belope van de Vermogenswaarde, strekken tot betaling van de schuld die de nalatenschap van X alsdan jegens Y zou hebben, en aldus strekken tot uitvoering van het kanscontract.