VB 18047 - Herroeping schenking - Ontbinding burgerlijke maatschap - Nieuwe schenking - Oprichting nieuwe burgerlijke maatschap
- Nummer
- 18047
- Datum beslissing
- 26 november 2018
- Publicatiedatum
- 11 december 2018
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.7. VCF
- art. 2.7.1.0.9. VCF
- art. 2.8.6.0.3. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvrager meent dat er op heden, vóór het stellen van de hieronder beschreven voorgenomen verrichtingen, geen erfbelasting zal verschuldigd zijn op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, art. 2.7.1.0.9 VCF en art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF noch op grond van welk ander artikel dan ook, bij het overlijden van de heer X en/of bij het overlijden van zijn echtgenote op de waarde van de geschonken delen van de burgerlijke maatschap “de maatschap A” dan wel op hetgeen ervoor in de plaats zou zijn gekomen of nog zou komen.
2. De aanvrager wenst evenwel zekerheid te bekomen in de lijn met hetgeen werd bevestigd in de voorafgaande beslissing met nr. 17019 d.d. 21 juni 2017 en zal o.a. de sub II.B.2 A, B en C beschreven verrichtingen doen.
3. De aanvraag strekt ertoe te bevestigen:
3.1. dat er alleszins ná de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting meer verschuldigd zal zijn bij het overlijden van de heer X en/of mevrouw Y ten aanzien van alle geschonken delen van de nieuw op te richten burgerlijke maatschap “de maatschap B” alsook van de geldsom van honderd duizend euro (100.000,00 €) ingevolge kapitaalvermindering in 2013 van de te ontbinden burgerlijke maatschap “de maatschap A” en van alles wat hiervoor in de plaats zal komen door zaakvervanging, belegging of wederbelegging en van alle inkomsten, vruchten en revenuen hiervan:
- Op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van eender welke andere bepaling?
3.2. dat de bevestiging voor Belgische notaris van de schenking door de heer X gedaan op xx.xx.2009 aan zijn dochters principieel kan geschieden aan het actuele vrijstellingsregime in de schenkbelasting voor familiale vennootschappen van artikel 2.8.6.0.3 VCF en dus aan 0% schenkbelasting voor zover dit aandelen van de vennootschap “de CVBA” betreft en dit op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als zou het geen bevestiging van een reeds gedane schenking maar een nieuwe schenking betreffen.
II. Omschrijving van de verrichtingen
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
4. De aanvraag wordt ingediend door […], namens:
5. De heer “X”, van Belgische nationaliteit, […] en gehuwd met mevrouw “Y”, van Belgische nationaliteit, […], onder het stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx.1984 gewijzigd met behoud van stelsel bij akte verleden voor notaris […] op xx.xx.2017. Hun woonplaats is te […].
6. De heer X en mevrouw Y hebben twee dochters, met name:
- Mevrouw “dochter 1”, van Belgische nationaliteit, […].
- Mevrouw “dochter 2”, van Belgische nationaliteit, […].
7. Andere betrokken partijen:
- de Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid […], opgericht op xx.xx.2008.
Hierna genoemd “de CVBA”.
- de burgerlijke maatschap […], opgericht door X, dochter 1 en dochter 2 op xx.xx.2009.
Hierna genoemd “de maatschap A”.
- de naamloze vennootschap […], opgericht ingevolge authentieke akte van xx.xx.1978 voor notaris […].
Hierna genoemd “de NV”.
- de burgerlijke maatschap […], nog op te richten.
Hierna genoemd “de maatschap B”.
II. B. Beschrijving van de verrichting(en)
II.B.1. Beschrijving van de reeds gedane verrichtingen
8. De heer X was houder van 21.069 aandelen categorie A van de CVBA, behorende tot zijn eigen vermogen.
9. Op xx.xx.2009 heeft de heer X bij akte verleden voor Nederlandse notaris een schenking gedaan aan mevrouw Y van de volle eigendom van 10.534 aandelen van de CVBA.
10. Een kopie van deze schenkingsakte werd voorgelegd. Deze schenking werd niet ter registratie aangeboden. In de akte wordt uitdrukkelijk vermeld dat de schenking op basis van art. 1096 BW te allen tijde herroepbaar is. Verder is in de akte tevens een beding van conventionele terugkeer voorzien waarbij de schenker bij vooroverlijden van de begiftigde ervoor kan opteren om het geschonkene naar zijn vermogen te laten terugkeren.
11. Vervolgens heeft de heer X tevens 10.534 aandelen van de voormelde CVBA in blote eigendom geschonken aan zijn dochters (aan elk van hen 5.267) bij akte d.d. xx.xx.2009 verleden voor Nederlandse notaris. In dezelfde akte heeft ook mevrouw Y de 10.534 aandelen van de CVBA die zij van haar echtgenoot geschonken heeft gekregen, in blote eigendom geschonken aan haar twee dochters (tevens aan elk 5.267).
12. Een kopie van deze schenkingsakte werd bezorgd. Deze schenking, dewelke niet ter registratie werd aangeboden, werd gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:
• Voorbehoud van vruchtgebruik
- Burgerlijke vruchten in de zin van artikel 584 BW
- Dividenden CVBA aan vruchtgebruiker
- Kapitaalvermindering
- Aan blote eigenaar met last te beleggen met oog op uitoefening vruchtgebruik
- Schenker kan omzetting vruchtgebruik in kapitaal vragen
- Overdracht aandelen ten bezwarende titel: meerwaarde aan vruchtgebruiker
• Optioneel beding van terugkeer bij vooroverlijden binnen de drie jaar
- De schenker heeft de keuze of hij de bedongen terugkeer in geval van vooroverlijden van de begiftigde al dan niet zal inroepen
- Zelfs indien de begiftigde bij overlijden vóór de schenker afstammelingen nalaat
• Fideïcommis de residuo
- Hetgeen rest van het geschonkene bij overlijden van de begiftigden komt toe aan de verwachters
- Enkel bij overlijden van een begiftigde zonder afstammelingen
- Enkel indien beding van terugkeer geen uitwerking heeft
- Enkel indien beide schenkers nog in leven zijn drie jaar na de schenking
- Ten voordele van de andere begiftigde of diens afstammelingen
• Uitsluitingsclausule
• Ontbindende voorwaarde, voor wat betreft de schenking door mevrouw Y aan de kinderen gedaan, van herroeping van de schenking van de heer X aan haar gedaan.
• Ontbindende voorwaarde van uitwerking van het beding van terugkeer voorzien in de schenkingsakte tussen de heer X en mevrouw Y.
13. Na voormelde schenkingen waren de 21.069 aandelen categorie A als volgt verdeeld:
- De heer X: 1 aandeel in volle eigendom en 10.534 in vruchtgebruik
- Mevrouw Y: 10.534 aandelen in vruchtgebruik
- Dochter 1: 10.534 aandelen in blote eigendom (waarvan de helft gekregen van vader en de andere helft van moeder)
- Dochter 2: 10.534 aandelen in blote eigendom (waarvan de helft gekregen van vader en de andere helft van moeder)
14. Op xx.xx.2009 heeft de heer X samen met de twee dochters de maatschap A opgericht.
15. De heer X heeft hierbij inbreng gedaan van het ene aandeel van de CVBA dat hij nog in volle eigendom aanhield. In ruil hiervoor heeft hij 1 deel van de maatschap A in volle eigendom verworven.
16. Elk van de dochters heeft inbreng gedaan van de blote eigendom van 10.534 aandelen van de CVBA, dewelke zij van hun ouders hebben geschonken gekregen. In ruil voor hun inbreng heeft elk van hen 5.899 delen van de maatschap A in volle eigendom verworven.
17. Het vruchtgebruik op de 21.068 aandelen van de CVBA werd niet ingebracht in de maatschap A en wordt aldus verder aangehouden door de heer X en mevrouw Y (elk voor 10.534 aandelen).
18. Een kopie van de oprichtingsakte en de statuten van de maatschap A werd voorgelegd. In deze statuten werd onder meer het volgende bepaald:
• Doel
Het doel van de maatschap is burgerlijk van aard. De Vennoten streven ernaar om middels de Maatschap het ingebrachte vermogen, als een goed huisvader en op een productieve wijze te beheren teneinde:
- enerzijds dit vermogen minstens in stand te houden
- anderzijds, dit vermogen bij voorkeur te doen aangroeien casu quo in waarde te doen toenemen.
Dit is in wezen het winstoogmerk dat de Vennoten gezamenlijk voor ogen hebben. Om dit winstoogmerk te realiseren, bestaat het doel van de maatschap in het gezamenlijk beleggen in diverse beleggingsinstrumenten van een gedeelte van het privévermogen van de Vennoten, dat hiertoe in onverdeeldheid, zoals hierna gedefinieerd in artikel 4 van deze overeenkomst, wordt ingebracht met het oog op de gezamenlijke wederbelegging of verdeling van de opbrengsten die voortvloeien uit deze privébeleggingen.
De vennoten erkennen verder de bekommernis om het familiaal vermogen in stand te houden. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij ingevolge behaalde meerwaarden volgen ditzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden.
Het verrichten van handelsdaden is expliciet uitgesloten uit het doel van deze maatschap.
De beleggingen kunnen geschieden, zowel in België als in het buitenland, in om het even welke aandelen, deelbewijzen, obligaties, certificaten, gelden of om het even welke andere roerende waarden, zij het slechts in zoverre hiervoor geen erkenning en/of machtiging van overheidswege vereist is.
Eveneens kan de burgerlijke maatschap:
- Beleggingsverzekeringen onderschrijven;
- Leningen en/of voorschotten toestaan aan vennootschappen en/of natuurlijke personen;
- Leningen onderschrijven teneinde participaties te verwerven of teneinde deze gelden verder uit te lenen om effecten te onderschrijven in vennootschappen waarin de maatschap en/of haar vennoten rechtstreeks of onrechtstreeks participeert/participeren;
- De activa van de burgerlijke maatschap in borg geven tot zekerheid van het nakomen van eigen verbintenissen en/of verbintenissen van vennootschappen waarin de burgerlijke maatschap en/of haar vennoten rechtstreeks of onrechtstreeks een meerderheidsparticipatie heeft alsook tot zekerheid van het nakomen van verbintenissen van de maten.
In het bijzonder, en zonder afbreuk te doen aan de hierboven gegeven algemene omschrijving, kan dit doel gerealiseerd worden als volgt:
a/ het productief beheer van een roerend vermogen, met het oog op zowel het behoud van het ingebracht vermogen als op het behalen van opbrengsten hieruit;
b/ het beheer mag evenwel nooit een louter speculatief karakter verkrijgen in de zin van artikel 90,9° van het W.I.B.92.
De vennoten komen dan ook overeen dat, in het kader van dit productief beheer vermogensbestanddelen van de burgerlijke maatschap derwijze dienen te worden belegd, gekocht, verkocht, verhuurd, onderhouden of anderszins dienen te worden beheerd, dat het doel van de burgerlijke maatschap maximaal, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, wordt gediend, in acht genomen de risico’s.
De maatschap kan beleggen in financiële instrumenten die grote waardeschommelingen kunnen ondergaan, op voorwaarde dat zij over langere tijd toegepast in principe een hogere opbrengst zouden kunnen opleveren. Aldus kunnen de beleggingen geschieden in een dynamisch profiel.
Bijgevolg mag de maatschap
- niet aan vermogensbeheer of beleggingsadvies doen als bedoeld in de Wetten en Koninklijke besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en met betrekking tot het vermogensbeheer en beleggingsadvies.
- haar activiteiten niet als dusdanig uitoefenen dat zij als daden van koophandel zouden kunnen worden gekwalificeerd.
• Duur
- Tot aan het overlijden van de heer X, met een minimumduur van 20 jaar.
• Overdraagbaarheid delen onder levenden/overgang delen bij overlijden
- Enkel mits unanieme, voorafgaande en schriftelijke toestemming van alle andere vennoten.
- Goedkeuring de heer X (zolang hij beheerder is) volstaat voor de volgende overdrachten:
- overdracht van de heer X aan de dochters;
- overdracht tussen de dochters onderling
- overdracht door een vennoot aan diens afstammelingen
• Zaakvoerder
Statutaire Aanstelling
- De heer X
- Bij defungeren van de heer X: beide dochters, gezamenlijk optredend
- Bevoegdheden
- De Beheerder is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de maatschap, inclusief de uitoefening van het stemrecht m.b.t . de aandelen die voor rekening van de onverdeeldheid in portefeuille worden gehouden, binnen de perken van het in artikel 3 van deze overeenkomst bepaalde beleggingsbeleid, daarbij optredend in naam en voor rekening van alle vennoten.
- Worden onder meer als handeling nodig of dienstig voor de verwezenlijking van het doel van de maatschap beschouwd
- het innen van interesten, opbrengsten en vruchten;
- het herbeleggen van roerende waarden, hetzij op vervaldag gekomen, hetzij tussentijds;
- het doorstorten van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten in de aandelenverhouding onder de vennoten, dan wel het geheel of ten dele reserveren van interesten, opbrengsten en vruchten;
- het beslissen om de toekenning of de betaalbaarstelling van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten al dan niet uit te stellen;
- het openen van een effectendepot, van bankrekeningen en in het algemeen alle bank- en beursverrichtingen;
- uitoefenen van lidmaatschapsrechten in vennootschappen;
- het in discretionair beheer geven van een beleggingsportefeuille aan een bankinstelling;
- het in rechte vertegenwoordigen van de maatschap;
- het huren van één of meer bankkluizen in naam van de maatschap en het opzeggen van die huur.
- Onverminderd de bevoegdheden desgevallend aan de Beheerder toegekend op grond van andere bepalingen van de Oprichtingsovereenkomst, wordt aan de Beheerder uitdrukkelijk de bevoegdheid verleend om de hiernavolgende daden van beschikking te stellen:
- het vervreemden met het oog op (weder)belegging, het beleggen en het wederbeleggen van bestanddelen, die deel uitmaken van de onverdeeldheid, zelfs wanneer deze bestanddelen een substantieel deel van de onverdeeldheid uitmaken.
• Algemene vergadering
- Residuaire bevoegdheid (alles wat geen bevoegdheid beheerder is)
- Gewone meerderheid van stemmen + akkoord van de heer X zolang hij beheerder is
- Unanimiteit voor alle volgende wijzigingen:
- wijzigingen van de artikels van de statuten waarin bepaald wordt dat bepaalde beslissingen dienen genomen te worden met éénparigheid van stemmen;
- ontslag en benoeming van de beheerders;
- goedkeuring toetreding nieuwe vennoten;
- vroegtijdige ontbinding;
- bijkomende inbrengen;
- overdracht van deelgerechtigheden;
- afwijkingen van het voorstel van winstverdeling.
• Uittreding vennoten
- Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de heer X;
- Na overlijden de heer X: met gewone meerderheid.
19. Op xx.xx.2010 heeft de heer X bij wijze van handgift aan elk van zijn dochters 38 aandelen (1) van de NV overgedragen.
20. Deze handgift die niet ter registratie werd aangeboden, is gebeurd onder de volgende voorwaarden, lasten en modaliteiten:
• Optioneel beding van terugkeer bij vooroverlijden binnen de drie jaar
- De schenker heeft de keuze of hij de bedongen terugkeer ingeval van vooroverlijden van de begiftigde al dan niet zal inroepen
- Zelfs indien de begiftigde bij overlijden vóór de schenker afstammelingen nalaat.
• Last tot afstand van de vruchten
- De netto-vruchten
- Optierecht voor de schenker
- Indien niet tijdig opgevraagd = geen afstand
• Uitsluitingsclausule
• Zaakvervangingsclausule
• Toestemming mevrouw Y in de zin van 224 en 858bis BW
21. Bij besluit van de bijzondere algemene vergadering van de maatschap A werd door de dochters een bijkomende inbreng gedaan in de maatschap van de hen door de heer X geschonken 76 aandelen van de NV in volle eigendom. In ruil voor deze bijkomende inbreng, verkreeg elk van de dochters 3.250 delen van de maatschap A in volle eigendom. Een kopie van de notulen van de bijzondere vergadering werd voorgelegd.
22. Op xx.xx.2013 vond een kapitaalvermindering plaats binnen de CVBA ten belope van 3.500.000 €, waarvan 500.000,00 € overeenstemt met de 21.069 aandelen categorie A die worden aangehouden door de heer X, mevrouw Y en de maatschap A.
23. Conform de bepalingen van artikel 2 “voorbehoud van vruchtgebruik” van de schenkingsakte d.d. xx.xx.2009 hebben de schenkers de omzetting gevraagd van hun vruchtgebruik op het bedrag van de kapitaalvermindering in een kapitaal.
Partijen zijn daarbij overeengekomen het vruchtgebruik van de heer X te waarderen op 38% en dat van mevrouw Y op 44%.
24. Bijgevolg werd het vruchtgebruik op de kapitaalvermindering omgezet in volgende kapitalen:
- Voor de heer X: 94.995,49 €
- Voor mevrouw Y: 109.994,78
25. Het saldo (vertegenwoordigend 1 aandeel in volle eigendom en 21.068 aandelen in blote eigendom) komt toe aan de maatschap A, namelijk een bedrag van 295.009,73 €.
26. Er werd een rekening geopend op naam van de maatschap A bij […]. Hierop ontving de maatschap een bedrag van 350.000,00 € vanuit de CVBA. De maatschap A ontving aldus 54.990,27 € teveel, hetgeen zij bijgevolg nog verschuldigd is aan de heer X en mevrouw Y, pro rata hun vruchtgebruik. Dit werd geboekt als een schuld van de maatschap A aan de heer X respectievelijk mevrouw Y, dewelke huwelijksvermogensrechtelijk behoort tot hun eigen vermogen.
27. Bij besluit van de buitengewone algemene vergadering van de maatschap A d.d. xx.xx.2013 werd beslist tot kapitaalvermindering ten belope van 100.005,47 €. Dit bedrag werd aan de deelgenoten toegekend pro rata hun deelgerechtigdheden. Aan de dochters werd hun deel effectief uitbetaald. Het pro rata aandeel van de heer X werd bijgeboekt in rekening-courant. Een kopie van de notulen van de buitengewone algemene vergadering werd voorgelegd.
28. Op xx.xx.2014 heeft de maatschap A haar aandelen van de NV verkocht aan de CVBA voor een prijs van 873.240,00 €.
Op 29/12/2014 werd een voorschot van 15.000 € betaald. Het saldo is betaalbaar in semestriële schijven van 20.000,00 €. In 2015, 2016 en 2017 werd telkens een bedrag van 40.000 € afgelost van de nog openstaande verkoopprijs.
29. Per xx.xx.2017 heeft de maatschap A aldus nog een vordering op de CVBA ten belope van 738.240,00 €.
30. Op xx.xx.2017 vond een tweede kapitaalvermindering plaats in de CVBA, waarbij 50.000,00 € toekomt aan de 21.069 aandelen aangehouden door de heer X, mevrouw Y en de maatschap A.
31. Conform de bepalingen van artikel 2 “voorbehoud van vruchtgebruik” van de schenkingsakte d.d. xx.xx.2009 hebben de schenkers de omzetting gevraagd van hun vruchtgebruik op het bedrag van de kapitaalvermindering in een kapitaal. Partijen zijn daarbij overeengekomen het vruchtgebruik van de heer X te waarderen op 32% en dat van mevrouw Y op 38%.
32. Bijgevolg werd het vruchtgebruik op de kapitaalvermindering omgezet in volgende kapitalen:
- Voor de heer X: 8.000,00 €
- Voor mevrouw Y: 9.500,00 €
33. Het saldo (vertegenwoordigend 1 aandeel in volle eigendom en 21.068 aandelen in blote eigendom) komt toe aan de maatschap A, namelijk een bedrag van 32.500,00 €.
34. Bijgevolg had de maatschap A per xx.xx.2017 nog een vordering op de CVBA ten bedrage van 32.500,00 €. De heer X had per xx.xx.2017 nog een vordering op de CVBA ten bedrage van 8.000,00 € en mevrouw Y had per xx.xx.2017 nog een vordering op de CVBA ten bedrage van 9.500,00 €.
35. Er werd een kopie bezorgd van de jaarstukken van de maatschap A sinds oprichting tot en met 2017
II.B.2. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen
A. Ten eerste wenst de heer X de schenking aan zijn echtgenote te herroepen.
Immers doordat mevrouw Y hetgeen zij geschonken heeft aan haar dochters zelf geschonken heeft gekregen van haar echtgenoot en laatstgenoemde schenking als schenking tussen echtgenoten op basis van artikel 1096 BW strikt genomen te allen tijde herroepelijk is door meneer, kan hierdoor ook de schenking aan de beide dochters onrechtstreeks herroepen worden door de heer X. Dit is evenwel niet de bedoeling. Verzoekers wensen een definitieve onherroepelijke schenking aan de dochters.
B. De verzoekers wensen ten tweede de maatschap A te ontbinden.
C. De verzoekers wensen ten derde een nieuwe akte schenking - bevestiging schenking – wijziging en interpretatie voorwaarden, lasten en modaliteiten schenking (hierna genoemd akte) te laten verlijden voor Belgische notaris (dus met betaling van 3% schenkbelasting op de activa waarvoor de vrijstelling voor familiale vennootschappen niet van toepassing is zoals hierna verduidelijkt) waarbij:
(i) De heer X een schenking zal doen aan zijn dochters van (een deel van) de activa die ingevolge de herroeping in punt B in zijn vermogen terugkeren;
(ii) De schenking die de heer X d.d. xx.xx.2009 aan zijn kinderen heeft gedaan wordt bevestigd en waarbij de daaraan gekoppelde modaliteiten worden aangepast/verduidelijkt. De bedoeling van de aanpassing/verduidelijking bestaat in het omvormen van het vruchtgebruik naar een vaststaande, optionele en geplafonneerde rente;
(iii) De handgift die de heer X d.d. xx.xx.2010 aan zijn kinderen heeft gedaan wordt bevestigd en waarbij de daaraan gekoppelde modaliteiten worden aangepast/verduidelijkt. De bedoeling van de aanpassing/verduidelijking bestaat in het omvormen van de last tot afstand van de vruchten naar een vaststaande, optionele en geplafonneerde rente;
(iv) Stroomlijnen van de voorwaarden, lasten en modaliteiten van de nieuwe schenking en van de te bevestigen schenking/handgift.
D. De verzoekers wensen vervolgens ten vierde een nieuwe maatschap B op te richten waarbij de dochters de activa die aan hen zijn geschonken door de heer X (cf. C hierboven en hierna) zullen inbrengen en de heer X en mevrouw Y elk 1.000,00 €. Het controlebehoud van de ouders binnen deze nieuwe maatschap B zal beperkter zijn dan in de huidige maatschap A (cf. infra punt D).
A. Herroeping
36. Vooreerst zal de heer X de schenking d.d. xx.xx.2009 aan zijn echtgenote van 10.534 aandelen van de CVBA herroepen.
37. De herroepen aandelen van de CVBA of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen keren terug naar het vermogen van de heer X.
De schenking d.d. xx.xx.2009 van de voormelde aandelen van de CVBA door mevrouw Y aan de dochters komt ingevolge deze herroeping immers ook te vervallen.
38. Bijgevolg keert het vruchtgebruik van mevrouw Y op deze 10.534 aandelen van de CVBA terug in het vermogen van de heer X alsook hetgeen inmiddels in de plaats is gekomen van dit vruchtgebruik, te weten:
- Een geldsom van 80.487,81 € (kapitaalvermindering CVBA 2013);
- Een vordering op de maatschap A van 29.497,97 €;
- Een geldsom van 9.500,00 € (kapitaalvermindering CVBA 2017).
39. Bijgevolg keert de blote eigendom van de dochters op deze 10.534 aandelen van de CVBA of meer bepaald hetgeen ervoor in de plaats is gekomen terug in het vermogen van de heer X, te weten:
- 5.899 delen van de maatschap A (elk van de dochters 2.949,50 delen)
- 5.899/18.299sten van de kapitaalvermindering d.d. 4 juli 2013, te weten een bedrag van 32.238,50 €.
40. Deze herroeping door de heer X (en mededeling door mevrouw Y van de herroeping aan de dochters) zou gebeuren via onderhandse documenten (welke bijgevoegd worden). Op de herroeping zal volgens aanvrager geen schenk- of erfbelasting verschuldigd zijn ongeacht het tijdstip van overlijden van (één van) de ouders of de dochters. Evenmin op de herroepen schenking.
B. Ontbinding burgerlijke maatschap
41. De aanvrager wil vervolgens overgaan tot ontbinding van de maatschap A, waarbij het liquidatiesaldo van de maatschap zal toekomen aan haar deelgenoten, na herroeping zoals voorzien in A, en aldus aan de heer X en de twee dochters, meer bepaald:
- Voor 5.900/18.299sten aan de heer X
- Voor 6.199,5/18.299sten aan dochter 1
- Voor 6.199,5/18.299sten aan dochter 2
42. De deelgenoten van de maatschap A zullen zelf kunnen kiezen op welke manier en met welke tegoeden hun pro rata aandeel in het liquidatiesaldo zal worden ingevuld. Volgens het ontwerp van ontbinding zou deze toebedeling als volgt zijn:
Aan de heer X:
- 1 aandeel van de CVBA in volle eigendom
- 13.035 aandelen van de CVBA in blote eigendom
Aan dochter 1:
- De onverdeelde helft van 8.033 aandelen van de CVBA in blote eigendom
- De onverdeelde helft van de vorderingen op de CVBA in volle eigendom
- De onverdeelde helft van de tegoeden bij BNP Paribas Fortis in volle eigendom
Aan dochter 2:
- De onverdeelde helft van 8.033 aandelen van de CVBA in blote eigendom
- De onverdeelde helft van de vorderingen op de CVBA in volle eigendom
- De onverdeelde helft van de tegoeden bij […] in blote eigendom
43. De ontbinding van de maatschap A zou gebeuren bij onderhands besluit van de buitengewone algemene vergadering (waarvan een ontwerp wordt voorgelegd) (2).
C. Akte schenking/bevestiging schenking/verduidelijking en aanpassing modaliteiten.
44. (i) Zoals uiteengezet zou de heer X een schenking doen aan zijn dochters in volle eigendom, elk ten belope van de helft via akte voor Belgische notaris en aldus met voldoening van de schenkbelasting (vrijstelling voor familiale vennootschappen en 3% op de overige activa) van de volgende vermogensbestanddelen:
- 13.036 aandelen van de CVBA (3)(4);
- Een geldsom van 32.238,50 €
45. Deze schenking zal gebeuren onder de volgende voorwaarden, lasten en modaliteiten:
“Last tot afstand van een rente
a. De schenking van de vermogensbestanddelen wordt ten aanzien van de Begiftigden gedaan onder de hierna omschreven last. De Schenker legt aan de Begiftigden, of indien de vermogensbestanddelen (of hetgeen al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zou komen van de geschonken vermogensbestanddelen) door hen zouden worden vervreemd, aan hun rechtsopvolger(s), de levenslange last op jaarlijks, telkens uiterlijk op 30 juni van elk jaar en voor het eerst uiterlijk op 30 juni 2019 (alsdan pro rata), een rente van maximaal drie procent (3 %) berekend op de actuele waarde van de geschonken vermogensbestanddelen, waarbij deze actuele waarde een miljoen tweehonderd en eenentwintig duizend tachtig euro zevenenvijftig cent (1.221.080,57 €)(5) bedraagt, aan de Schenker te storten.
De opname van de last wordt jaarlijks (na afloop van het kalenderjaar waarop de last betrekking heeft) bepaald bij een verzoek daartoe uitgaande van de Schenker aan de Begiftigden uiterlijk op 30 juni. Na dit tijdstip kan de Schenker definitief geen uitvoering meer vragen van de last voor het betrokken kalenderjaar. Wel kan er, in overleg tussen de Schenker en de Begiftigden, een gehele of gedeeltelijke voorafname van de rente plaatsvinden in de loop van het kalenderjaar waarop de last betrekking heeft.
Ook indien de last slechts gedeeltelijk wordt opgevraagd, dient deze bij elk van de schuldenaars in gelijke mate te worden opgevraagd.
b. De last dient steeds te kunnen worden voldaan met het geschonken vermogen. Indien derhalve het geschonken vermogen in een burgerlijke maatschap zou worden ondergebracht, waarbij de Schenker (en eventueel de Tussenkomende Partij) betrokken zijn, verbinden zij zich ertoe om het nodige te doen om, indien de Begiftigden dit wensen, de last te voldoen vanuit het door de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen. In het geval hetzij de Schenker (en/of de Tussenkomende Partij) hetzij de Begiftigden niet uiterlijk op de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap het nodige doen teneinde gevolg te geven aan de uitvoering van de last (indien hiervan de uitvoering wordt gevraagd), verlenen zij hierbij aan elkaar een wederzijdse en onherroepelijke volmacht om in hun plaats het nodige te doen opdat de last voor het betrokken jaar zou worden uitgevoerd met het in de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen.
c. De uitoefening van deze last kan uiteraard nooit tot gevolg hebben dat de Begiftigden meer dienen af te staan dan dat zij geschonken hebben gekregen.
Dit dient aldus te worden geïnterpreteerd en gelezen dat de mogelijkheid tot het opvragen van achtereenvolgende rentes in hoofde van de Schenker vanzelfsprekend niet zo ver kan gaan dat er geen duidelijke schenking meer voorligt. Het opvragen van de achtereenvolgende rentes dient derhalve uiteraard steeds (in álle omstandigheden) aldus te gebeuren dat er een substantiële verrijking aanwezig is en blijft in hoofde van de Begiftigden (en een substantiële verarming in hoofde van de Schenker) en dient derhalve steeds indien nodig binnen deze grenzen beperkt te worden. Teneinde hierover alle onduidelijkheden te vermijden, bepalen Partijen hierbij alvast dat het nooit zo kan zijn dat het opvragen of opnemen van de achtereenvolgende rentes door de Schenker en door de Tussenkomende Partij ertoe leidt dat aan de Begiftigden meer zou kunnen worden gevraagd dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, waarbij deze totale waarde op datum schenking een miljoen tweehonderd en eenentwintig duizend tachtig euro zevenenvijftig cent (1.221.080,57 €)(6) bedraagt. In de mate de Begiftigden op een bepaald ogenblik van opvraging of opname niet minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, zouden kunnen behouden (en ongeacht wat daartoe de reden is), kan de Schenker (en na diens overlijden, de Tussenkomende Partij) op dat ogenblik geen rente opvragen of opnemen, ook al heeft de Schenker (en na diens overlijden, de Tussenkomende Partij, waarbij dit percentage voor de Schenker en de Tussenkomende Partij gezamenlijk dient te worden berekend) op dat ogenblik nog geen 60 % van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, opgevraagd aan de Begiftigden. Vanaf het ogenblik dat de Begiftigden wel minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, zouden kunnen behouden, kan de Schenker opnieuw de rente opvragen of opnemen, zij het dat hij (en na diens overlijden, de Tussenkomende Partij, waarbij dit percentage voor de Schenker en de Tussenkomende Partij gezamenlijk dient te worden berekend) uiteraard nooit meer dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, kan opvragen aan de Begiftigden.
d. De Begiftigden verbinden er zich uitdrukkelijk toe deze last te allen tijde te respecteren.
e. De Schenker legt als last op dat bij zijn overlijden de last, evenwel gereduceerd tot één procent (1%) verder dient uitgevoerd te worden ten voordele van de Tussenkomende Partij, zijn echtgenote zolang zij leeft. De bepalingen voorzien in punt a tot en met d hiervoor zijn alsdan mutatis mutandis hierop van toepassing.”
“Optionele ontbindende voorwaarde van vóóroverlijden
a) De schenking van de Vermogensbestanddelen door de Schenker aan de Begiftigden is ten opzichte van elk van de Begiftigden voor wat haar betreft en voor haar Vermogensbestanddelen gedaan onder de dubbele ontbindende voorwaarde van (i) haar vóóroverlijden vóór de Schenker en (ii) het uitoefenen door de Schenker van het recht om ingevolge het sub (i) vermelde de door hem geschonken Vermogensbestanddelen of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen te laten terugkeren.
Indien derhalve één van de Begiftigden komt te overlijden vóór de Schenker, keren al de door de Schenker aan deze vooroverleden Begiftigde geschonken Vermogensbestanddelen of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen terug naar de Schenker althans indien deze laatste in die zin heeft beslist.
b) De Schenker heeft derhalve de keuze tussen het al dan niet inroepen van de bedongen terugkeer, zodat aan de Schenker een optierecht dienaangaande wordt toegekend.
Deze keuze moet gedaan worden binnen de drie (3) maanden te rekenen vanaf de dag van het vooroverlijden van de Begiftigde.
Bij gebreke aan keuze binnen de hiervoor vermelde termijn, zal de Schenker geacht worden niet te opteren voor de toepassing van de bedongen terugkeer.
Indien geopteerd wordt voor de bedongen terugkeer zijn de volgende bepalingen van toepassing.
c) In voorkomend geval wordt de schenking van de Vermogensbestanddelen ontbonden, in die zin dat de aan de vooroverleden Begiftigde door de Schenker geschonken Vermogensbestanddelen of de goederen die hiervoor, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging, subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zijn gekomen integraal en vrij van lasten zullen terugkeren naar het vermogen van de Schenker en worden geacht nooit dit vermogen te hebben verlaten.
Voor zover de geschonken Vermogensbestanddelen of de roerende goederen die hiervoor, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zouden zijn gekomen, op enig moment in onroerend goed zouden worden belegd of wederbelegd, dan zal voor zover dergelijk onroerend goed zich op het ogenblik van het overlijden van de betrokken Begiftigde nog in haar nalatenschap bevindt, naar keuze van de Schenker, niet dergelijk onroerend goed maar wel de tegenwaarde daarvan integraal in het vermogen van de Schenker terugkeren, tegen de waarde van dit onroerend goed op het ogenblik van het overlijden van de Begiftigde”.
“Fideïcommis de residuo
a) Indien de ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van een begiftigde geen uitwerking heeft en ongeacht of dit het gevolg is van het niet uitoefenen van de keuze door de schenker dan wel van het overlijden van de schenker nà de begiftigde, zullen bij het kinderloos overlijden van één van de Begiftigden de geschonken Vermogensbestanddelen of hetgeen ervan overblijft als schenking vanwege de Schenker (voortvloeiende uit huidige schenking) fideïcommissair toekomen aan de overige Begiftigde (of haar afstammelingen).
b) Ingevolge voormelde fideïcommissaire bezwaring is elk van de Begiftigden verplicht het hoger aangeduide fideïcommissair vermogen afzonderlijk van haar overige vermogen te administreren en te beleggen. Indien de vruchten van het fideïcommissair vermogen niet zijn afgezonderd ten behoeve van haar privévermogen, worden deze geacht te behoren tot het fideïcommissair vermogen.
c) De Begiftigden zijn verplicht om binnen één jaar na het overlijden van de Schenker bij notariële akte een beschrijving op te maken van het fideïcommissair vermogen. Voor zover het fideïcommissair vermogen bestaat uit aandelen in een burgerlijke maatschap, geldt deze verplichting niet.
d) De Begiftigden zullen niet bij uiterste wil, bij wege van schenking en ook niet bij wege van schenking onder bezwaar van vruchtgebruik of via enig aanwasbeding over de goederen in het fideïcommissair vermogen mogen beschikken, tenzij in het voordeel van hun afstammelingen, de andere Begiftigde of afstammelingen van de andere Begiftigde.
e) Tot het fideïcommissair vermogen behoren tevens de goederen en/of rechten die bij vervreemding van de oorspronkelijke vermogensbestanddelen en/of door zaakvervanging of subrogatie, door belegging of wederbelegging daarvoor in de plaats zijn getreden.
f) De tot het fideïcommissair vermogen behorende goederen zullen worden geacht in de zin der wet te zijn “verteerd” indien de bezwaarde Begiftigden deze hebben gerealiseerd en de opbrengst ervan hebben verbruikt.
g) Ingeval het fideïcommissair vermogen geheel of ten dele zal blijken te zijn verteerd, kunnen de Begiftigden-verwachters geen aanspraak doen gelden op het overige privévermogen van de bezwaarde Begiftigde, behoudens het geval dat deze laatste in strijd met voormeld testeer-of schenkingsverbod hebben gehandeld.
h) De Begiftigden zijn niet verplicht om hun eigen vermogen te verteren voordat zij interen op het fideïcommissair vermogen.
i) Bij het einde van het fideïcommis de residuo rust op elk van de Begiftigden de verplichting aan te tonen wat van het fideïcommissair vermogen vervreemd of verteerd is.
j) De fideïcommissaire schenking aan de Begiftigden-verwachters wordt - mutatis mutandis - gedaan onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als de huidige schenking aan de Begiftigden.
De Begiftigden-verwachters aanvaarden uitdrukkelijk de hen door de Schenker gedane schenking, alsook alle daaraan verbonden voorwaarden, lasten en modaliteiten.”
“Uitsluitingsclausule
a) Al hetgeen ingevolge voorgaande bepalingen aan de Begiftigden toekomt, alsmede alle inkomsten, vruchten of revenuen daarvan en ook al hetgeen, al dan niet gedeeltelijk, van de geschonken Vermogensbestanddelen of van de inkomsten, vruchten of revenuen ervan, door zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats treedt, alsmede alle inkomsten, vruchten en revenuen van hetgeen aldus in de plaats treedt, zal niet vallen in enige vermogensgemeenschap ingevolge huwelijk of geregistreerd partnerschap of samenwoning van welke aard ook, en zal evenmin betrokken kunnen worden in enige verrekening ingevolge huwelijksvermogensrecht of samenwoningsrecht of ingevolge door de Begiftigden gemaakte of te maken huwelijkse voorwaarden, samenlevingsovereenkomsten of partnerschapsregistratievoorwaarden en evenmin in enig aanwascontract, behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de Schenker.
b) Deze uitsluitingsclausule komt hoe dan ook te vervallen bij het overlijden van de Schenker. Indien de duur van dit verbod de wettelijk toegelaten duur zou overschrijden, wordt de duur verkort tot maximaal de door het recht toegelaten duur.”
“Vervreemdingsverbod
a) Het is de Begiftigden niet toegelaten om, behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de Schenker op gelijk welke wijze de bij onderhavige akte geschonken Vermogensbestanddelen te vervreemden, te verpanden of anderszins te bezwaren tijdens het leven van de Schenker.
Wanneer een vervreemding wordt toegestaan zal voornoemd vervreemdingsverbod verder van toepassing zijn op de goederen die, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zijn gekomen van de vervreemde Vermogensbestanddelen.
b) Dit vervreemdingsverbod komt hoe dan ook te vervallen bij het overlijden van de Schenker. Indien de duur van dit verbod de wettelijk toegelaten duur zou overschrijden, wordt de duur verkort tot maximaal de door het recht toegelaten duur.”
“Niet-uitvoering lasten verbonden aan de schenkingen
De Schenker bedingt uitdrukkelijk dat de, ook slechts gedeeltelijke, niet-naleving van de lasten opgenomen in onderhavige schenkingsakte, hetzij door de Begiftigden zelf, hetzij door hun rechtsopvolger(s) de herroeping van onderhavige schenking tot gevolg kan hebben zoals voorzien in de artikelen 953 en 954 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek. Voor het overige zijn alle gronden tot herroeping van schenking, zoals voorzien in het Belgisch Burgerlijk Wetboek, onverminderd van toepassing.”
“Zaakvervangingsclausule
Deze schenking en meer bepaald alle modaliteiten, voorwaarden en lasten gekoppeld aan deze schenking zullen tevens betrekking hebben op de goederen en/of rechten die, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zullen komen van de geschonken Vermogensbestanddelen.”
“Nietigheid
De eventuele nietigheid van een gedeelte, een bepaling of een term van onderhavige schenking, heeft niet de nietigheid tot gevolg van de gehele overeenkomst. De gebeurlijk nietige bepaling(en) zal/zullen in dat geval vervangen worden door (een) geldige bepaling(en) die het dichtst mogelijk de bedoeling van partijen benadert.”
46. (ii) Daarnaast is het de bedoeling van verzoekers om de vroegere schenking d.d. xx.xx.2009 door de heer X rechtstreeks aan de dochters gedaan van de blote eigendom van 10.534 aandelen van de CVBA of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen te bevestigen bij akte te verlijden voor Belgische notaris. De bevestiging van de schenking van de aandelen van de CVBA zal volgens aanvrager kunnen gebeuren aan het vrijstellingsregime voor familiale vennootschappen aangezien het tarief en de toepassingsvoorwaarden voor het bekomen van het gunsttarief worden beoordeeld op het ogenblik van het opeisbaar worden van de schenkbelasting, in casu dus bij bevestiging van de schenking voor Belgische notaris. Voordien is er immers nog geen belastbare basis.
47. Hierbij wordt enkel de bevestiging van de schenking van de aandelen van de CVBA of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen gedaan door de heer X ter registratie aangeboden en niet de door de heer X te herroepen schenking gedaan aan zijn echtgenote en evenmin de schenking door zijn echtgenote aan de kinderen gedaan, die ingevolge de herroeping tevens ontbonden zal zijn zodat op deze herroepen/ontbonden schenkingen noch op de herroeping ervan enige schenk- of erfbelasting zal zijn verschuldigd volgens aanvrager.
48. Zoals eerder aangegeven is het de bedoeling om het vruchtgebruik dat door de schenker werd voorbehouden op de aandelen om te zetten naar volle eigendom voor de begiftigden met daaraan gekoppeld een optionele last tot afstand van een rente ten voordele van de schenker.
49. De clausule voorbehoud van vruchtgebruik zou aldus vervangen worden door de clausule “Last tot afstand van een rente” in dezelfde bewoordingen als hierboven onder C (i) geschetst. Uiteraard zal deze omzetting enkel nog van toepassing zijn op de activa die in de verhouding vruchtgebruik- blote eigendom worden aangehouden, te weten 10.534 aandelen van de CVBA. Evenwel zal, als last van de nieuwe schenking, de last van toepassing zijn op alle geschonken activa teneinde dezelfde voorwaarden, lasten en modaliteiten te kunnen hanteren voor alle geschonken activa.
50. Inzake de kapitaalverminderingen in de CVBA, werd reeds de omzetting naar een bedrag in volle eigendom doorgevoerd (zie hierboven randnummers 23-24 en 31-32).
51. (iii) Tevens is het de bedoeling van verzoekers om de vroegere handgift d.d. xx.xx.2010 door de heer X aan de dochters gedaan van de volle eigendom van 76 aandelen van de NV of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen te bevestigen bij akte te verlijden voor Belgische notaris waarbij 3% schenkbelasting zal worden betaald op de waarde van de geschonken vermogensbestanddelen op het ogenblik van deze akte.
52. Zoals eerder aangegeven is het de bedoeling om de last tot afstand van de vruchten om te zetten naar een optionele last tot afstand van een rente ten voordele van de schenker.
53. De clausule afstand van de vruchten zou aldus vervangen worden door de clausule “Last tot afstand van een rente” in dezelfde bewoordingen als hierboven onder C (i) geschetst.
54. (iv) Tot slot is het de bedoeling dat alle voorwaarden van de schenkingen ((i) nieuwe schenking na herroeping (ii) bevestiging schenking door de heer X aan de dochters d.d. xx.xx.2009 en (iii) bevestiging handgift d.d. xx.xx.2010) worden gestroomlijnd in die zin dat zij dezelfde zullen zijn voor alle geschonken vermogensbestanddelen.
55. Het is de bedoeling om de hiervoor onder punt C (i) geschetste voorwaarden, lasten en modaliteiten van toepassing te verklaren op deze voormelde schenkingen.
56. Deze voorwaarden sporen reeds voor het grootste deel gelijk, maar de beperkte afwijkingen (voornamelijk een beperking in de tijd van de ontbindende voorwaarde – het ontbreken van een vervreemdingsverbod) zullen worden weggewerkt.
57. Het ontwerp van de akte schenking – bevestiging schenking – aanpassing en verduidelijking modaliteiten wordt voorgelegd.
D. Burgerlijke maatschap
58. Na de transacties vermeld onder A, B en C zullen de dochters (elk voor de helft) de volgende vermogensbestanddelen aanhouden, huwelijksvermogensrechtelijk behorend tot hun eigen vermogen:
- 21.069 aandelen in volle eigendom van de CVBA
- Gelden in volle eigendom bij […]
- Een vordering op de CVBA in volle eigendom
- Een geldsom in volle eigendom (ingevolge kapitaalvermindering van de maatschap A in 2013)
59. De dochters wensen (bepaalde van) voornoemde vermogensbestanddelen in te brengen in een nieuw op te richten maatschap B. De heer X en mevrouw Y zullen elk een inbreng verrichten in deze maatschap van 1.000,00 €, behorend tot hun eigen vermogen, in ruil voor elk één deel in volle eigendom.
60. De ontwerpstatuten van de maatschap B worden voorgelegd. In deze statuten zou onder meer het volgende worden bepaald:
• Doel
“Het doel van de Maatschap is burgerlijk van aard, en behelst wat volgt: in een familiale sfeer waarin wordt gestreefd naar samenwerking, continuïteit en het verstevigen van de familiale banden, het familiale vermogen in stand te houden en te vergroten. In dit kader wordt ernaar gestreefd een continuïteit in de samenwerking tussen de vennoten te bereiken. In dit kader zal de Maatschap het familiale vermogen beheren als een goed huisvader. Aldus kan worden belegd in alle soorten roerend en onroerend vermogen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij als gevolg van behaalde meerwaarden, volgen datzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden. Te dien einde mag ook worden belegd in delen van een vennootschap met een industriële, handels- of andere activiteit. Eveneens kan worden belegd in een levensverzekering.
Met betrekking tot de ingebrachte en nog in te brengen vermogensbestanddelen, alsook met betrekking tot al wat in de plaats komt van deze vermogensbestanddelen door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van deze vermogensbestanddelen en/of van wat daarvoor in de plaats is gekomen, mogen geen handelingen worden gesteld die de burgerlijke activiteit in het gedrang zullen brengen of zouden kunnen brengen. Meer bepaald zal de Maatschap als dusdanig zich onthouden van enige industriële, handels- of andere commerciële activiteit.
De Maatschap kan alle handelingen stellen die op welke wijze ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van haar maatschappelijke doel, met uitdrukkelijke uitsluiting evenwel van handelingen als bedoeld in de wetten en de Koninklijke besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies.
Voormelde doelstellingen zijn zo essentieel dat ze niet kunnen worden gewijzigd dan op de wijze zoals voorzien in artikel 12 van de Statuten.”
• Duur
- Tot aan het overlijden van de langstlevende van de heer en mevrouw X – Y of het definitief onbekwaam worden van beide ouders
• Overdraagbaarheid delen onder levenden
- Vervreemdingsverbod tenzij bij beslissing van de buitengewone algemene vergadering.
• Zaakvoerder
Statutaire aanstelling:
- De heer X
- Opvolgend: in de mate hij niet meer in staat is om zijn functie als zaakvoerder uit te oefenen (bv. omdat hij onder een rechterlijke beschermingsmaatregel is geplaatst): beide dochters samen met mevrouw Y, collegiaal, bevoegd.
- Bevoegdheden:
De zaakvoerder is, met uitsluiting van de deelgenoten van de Maatschap, gerechtigd om alle daden van beheer te stellen en ter zake alle mogelijke beslissingen te nemen en vertegenwoordigingshandelingen te stellen met betrekking tot het in de Maatschap ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen die in de plaats komen van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen en/of wat daarvoor in de plaats is gekomen, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Maatschap, hierbij optredend in naam en voor rekening van alle deelgenoten van de Maatschap.
Onder daden van beheer dient concreet onder meer te worden begrepen het nemen van beslissingen en het stellen van vertegenwoordigingshandelingen ter zake:
- Het beleggen en herbeleggen van de door de Maatschap op rekening of in het kader van een beleggingsportefeuille aangehouden activa (dewelke hierbij uitdrukkelijk als een feitelijke algemeenheid worden aangemerkt) en het voeren van alle communicatie ter zake met de bank of vermogensbeheerder. Hieronder wordt uitdrukkelijk niet begrepen het nemen van beslissingen aangaande het overbrengen van deze activa naar een andere bank of vermogensbeheerder en het nemen van beslissingen aangaande het beleggingsprofiel, inclusief het aanbrengen van wijzigingen aan dit beleggingsprofiel;
- Het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan de aandelen die door de Maatschap worden aangehouden, althans indien het gaat om gewone algemene vergaderingen van de vennootschap waarvan de Maatschap de aandelen aanhoudt. Hieronder wordt dus uitdrukkelijk niet begrepen het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan de aandelen die door de Maatschap worden aangehouden indien het gaat om buitengewone en bijzondere algemene vergaderingen van de vennootschap waarvan de Maatschap de aandelen aanhoudt;
- Het innen van interesten, opbrengsten en vruchten met betrekking tot het door de Maatschap aangehouden vermogen;
- Het doorstorten van activa van de Maatschap, wanneer er overeenkomstig artikel 11 of 12 van de Statuten tot uitkering werd beslist;
- Het vervullen van alle louter administratieve verplichtingen die gepaard gaan met de Maatschap en het door de Maatschap aangehouden vermogen.
- Het doen van een overschrijving uit een rekening/beleggingsportefeuille aangehouden door de Maatschap naar de rekening van de zaakvoerder indien dit kadert binnen een rentelast verbonden aan de schenking van de delen van de Maatschap en waarbij het bedrag van de overschrijving op jaarbasis in totaliteit niet meer mag bedragen dan de effectieve opname van de in de schenkingsakte voorziene rentelast.
De zaakvoerder is daarentegen niet gerechtigd om beslissingen te nemen inzake daden van beschikking, waaronder onder meer dient te worden begrepen het stellen van rechtshandelingen waardoor de activa aangehouden door de Maatschap verdwijnen en/of de bestemming ervan wordt gewijzigd, zoals het bezwaren, verkopen of ruilen van de activa aangehouden door de Maatschap (behalve indien dit beleggen en/of herbeleggen betreft binnen het kader van het hoger voormelde beheer van een rekening of beleggingsportefeuille als feitelijke algemeenheid). Voor het nemen van beslissingen hieromtrent, dient de buitengewone algemene vergadering van de Maatschap te beslissen, en dit op de wijze als voorzien in artikel 12 van de Statuten.
De zaakvoerder is evenwel wel gerechtigd om alleen vertegenwoordigingshandelingen te stellen tot uitvoering van een aldus door de buitengewone algemene vergadering genomen beslissing inzake een daad van beschikking.
• Algemene vergadering
- Gewone algemene vergadering
- Goedkeuring jaarrekening/ winstbestemming/ kwijting aan zaakvoerder
- Unanimiteit van stemmen
- Buitengewone algemene vergadering
- Alle andere beslissingen die niet aan de zaakvoerder of de gewone AV is toegewezen, o.a. wijziging Statuten, zoals ontbinding burgerlijke maatschap, vervanging statutaire zaakvoerder, kapitaalvermindering
- Unanimiteit van stemmen
• Ontbinding maatschap
- Bij bereiken van de duur
• Uittreding vennoten
- Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de buitengewone algemene vergadering
III. Motivering van de aanvraag
VRAAG 1: IS ART. 2.7.1.0.7 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?
Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.7 VCF
61. Art. 2.7.1.0.7 VCF luidt als volgt:
“De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen. Hetzelfde geldt voor effecten aan toonder of op naam en voor geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.
Het eerste lid is niet van toepassing:
1° als wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is;
2° als de erflater langer heeft geleefd dan de derde of als de derde niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”
62. Art. 2.7.1.0.7 VCF viseert (onder meer) gesplitste inschrijvingen in vruchtgebruik – blote eigendom.
63. Na de voorgenomen verrichtingen zullen de schenkingen door de heer X aan de dochters gedaan zijn in volle eigendom. Voor wat betreft de aandelen van de CVBA of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen onder last tot afstand van een rente en niet met voorbehoud van vruchtgebruik in hoofde van de schenker. De handgift van de aandelen van de NV of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen gebeurde meteen in volle eigendom onder last tot afstand van de vruchten en niet onder voorbehoud van vruchtgebruik. Wat deze aandelen van de NV betreft is er ab initio al geen gesplitste inschrijving.
64. Er kan bijgevolg geen sprake (meer) zijn van een gesplitste inschrijving in vruchtgebruik – blote eigendom van de geschonken goederen, waardoor art. 2.7.1.0.7 VCF op zich genomen niet van toepassing is.
In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
65. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF lijkt aanvrager art. 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing te zijn.
66. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst.
67. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat om de doelstellingen van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan het misbruik wordt aangevoerd. Het Grondwettelijk Hof oordeelt in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 ook dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn.(7)” De doelstelling van art. 2.7.1.0.7 VCF bestaat erin te vermijden dat erfbelasting zou worden ontweken door de blote eigendom rechtstreeks te doen inschrijven op naam van diegene die men bij zijn overlijden wil begiftigen. De zogenaamde “bedekte bevoordeling” wordt geviseerd, met name wanneer er sprake is van bedrog door de bevoordeling niet openlijk te kennen te geven.
Dit blijkt duidelijk uit de wettekst: “tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is”. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (8), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.7 VCF.
68. Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten (9).
Ook uit de Memorie van Toelichting van 1919 blijkt dat de doelstelling erin bestaat “bedekte bevoordelingen” te viseren: “…, zijn bepalingen tot voorkoming van bedrog (10). Zij hebben de strekking te beletten dat de overledene bij zijn leven niet over zijne goederen beschikke ten voordeele van personen, wien hij wenscht zijne nalatenschap over te maken en zulks vrij van alle belasting of door betaling van een registratierecht minder dan het erfenisrecht dat normaal opvorderbaar zou wezen”. Ook met het voorbeeld dat gegeven wordt in de Memorie van Toelichting komt diezelfde doelstelling naar voren: “Een vader belegt geld, in zijnen naam voor het vruchtgebruik en in naam van zijn kind voor den blooten eigendom, hetzij in inschrijvingen op naam, hetzij in hypothecaire of andere schuldvorderingen, hetzij in onroerend goed aankoopen. Het geld wordt door den vader verschaft; en bij diens dood wordt het kind volle eigenaar zonder een centiem belasting te betalen”(11). Uit dit voorbeeld volgt duidelijk dat de bedekking/het bedrog in de gesplitste inschrijving zelf dient te zitten. Dit wordt reeds sinds jaar en dag aangenomen, zie bijvoorbeeld M. DONNAY: “Ainsi, l’article 9 n’est pas applicable si l’acquisition par le défunt pour l’usufruit et par son héritier pour la nue-propriété procède d’une donation ou d’une succession… Dans ces cas, il n’y a pas de fraude (sous la forme d’une libéralité déguisée), puisque l’opération elle-même se présente sous le caractère de libéralité (12)” en “Artikel 9 mag niet toegepast worden indien er bewezen wordt dat de effecten of fondsen die ingeschreven of gedeponeerd werden op naam van de overledene voor het vruchtgebruik en op naam van zijn erfgenaam voor de blote eigendom, hun in die verhouding toebehoorden daar zij het voorwerp hadden uitgemaakt van een vroegere schenking door de overledene aan zijn erfgenaam onder voorbehoud van vruchtgebruik, hetzij bij geregistreerde akte, hetzij bij niet-geregistreerde akte. Doch het spreekt vanzelf dat, in deze laatste onderstelling, het successierecht bij toepassing van artikel 7 van het wetboek op de geschonken goederen verschuldigd is, indien de schenking plaatsgreep binnen de 3 jaren voor het overlijden (13)”.
69. In casu is er na de voorgenomen verrichtingen geen sprake van een gesplitste inschrijving in vruchtgebruik – blote eigendom, laat staan van een bedekte bevoordeling in het kader van een gesplitste inschrijving. Er wordt dus helemaal niet in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.7 VCF gehandeld.
70. Wel wordt er voorzien in een last tot afstand van een rente/de vruchten, maar deze rente is geenszins gelijk te stellen met een vruchtgebruik.
71. Door deze last beschikt de schenker slechts over een persoonlijk vorderingsrecht op de begiftigde teneinde de rente/vruchten ieder jaar op te vragen indien hij dit wenst, en niet over een zakenrechtelijk recht van vruchtgebruik op de geschonken vermogensbestanddelen.
72. Verder voldoet de voorziene rente volledig aan de vereiste die werd gesteld in de Voorafgaande Beslissing nr. 16046 d.d. 14 november 2016. Er is immers voldaan aan de vereiste dat de rente vast moet zijn en niet zo mag geformuleerd worden dat het gelijkstaat met een vruchtgebruik. In casu staat de rente vast. Deze bedraagt elk jaar maximaal 3% en is derhalve onafhankelijk van de vruchten die het geschonken vermogen heeft opgebracht in het betrokken kalenderjaar. Bovendien wordt ook geen stemrecht voorbehouden op de delen die in de plaats komen van hetgeen werd geschonken aan de kinderen.
73. Aangezien er geen sprake is van een gesplitste inschrijving vruchtgebruik – blote eigendom, werd er geen rechtshandeling gesteld in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.7 VCF. De schenkingen vallen derhalve niet onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.7 VCF, ook niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.
Vruchten en meerwaarden sinds 1 juni 2017
74. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat het vruchtgebruik op de aandelen van de CVBA niet in de burgerlijke maatschap werd uitgekeerd en de vruchten hiervan, met name de dividenden rechtstreeks werden geïnd door de vruchtgebruikers.
75. Verder werd het bedrag van de kapitaalverminderingen in de CVBA steevast omgezet in een bedrag van volle eigendom zodoende dat er voor de tegoeden aangehouden in de burgerlijke maatschap geen gesplitste inschrijving is en er geen vruchten of meerwaarden dienden te worden uitgekeerd of afgezonderd (cf. supra).
76. Het standpunt nr. 15004 vormt volgens aanvrager ook vanuit die optiek geen probleem voor de voorliggende planning.
Rechtszekerheidsbeginsel
77. In casu is (ook voorafgaand aan de voorgenomen verrichtingen) volgens aanvrager geen erfbelasting verschuldigd aangezien de voorafgaande schenking voor buitenlandse notaris als tegenbewijs van de bedekte bevoordeling kan dienen aangezien deze schenkingen werden gedaan vóór 1 juni 2016. Het Standpunt nr. 15004 d.d. 3 oktober 2016, dat vermeldt dat art. 2.7.1.0.7 VCF eveneens van toepassing is op gesplitste inschrijvingen van effecten of geldbeleggingen en dat het tegenbewijs tegen het vermoeden van bevoordeling slechts kan worden geleverd op dezelfde wijze als bij een gesplitste aankoop en dus niet met een voorafgaande schenking waarop geen schenkbelasting werd betaald, is immers pas toepasbaar voor inschrijvingen vanaf 1 juni 2016.
78. Het rechtszekerheidsbeginsel en daarbij in het bijzonder het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve beslissingen, dat ligt vervat in de Grondwet en minstens als algemeen rechtsbeginsel doorwerkt in het fiscaal recht, verzet zich immers tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie.
Arrest Raad van State d.d. 12 juni 2018
79. Inmiddels heeft de Raad van State op 12 juni 2018 het standpunt van de Vlaamse Belastingdienst met betrekking tot de gesplitste aankoop en gesplitste inschrijving (SP 15004 d.d. 3 oktober 2016) vernietigd. De Raad van State stelt dat het vermoeden van bedekte bevoordeling (dus de toepassing van het fictief legaat) ook kan weerlegd worden met een schenking waarvoor geen schenkbelasting werd betaald. Bijgevolg werd het standpunt 15004 vernietigd. Dit arrest heeft onmiddellijke gevolgen en de Vlaamse Belastingdienst heeft zelf uitdrukkelijk aangegeven dat zij bij toekomstig te behandelen dossiers het vernietigde standpunt niet langer zal toepassen.
Toepassing art. 2.7.1.0.7 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen
80. Door het stellen van de voorgenomen verrichtingen beschikken de begiftigden over de volle eigendom. Er is geen sprake meer van een vruchtgebruik of last tot afstand van de vruchten, doch enkel nog van een vaststaande, optionele en geplafonneerde rente. Bovendien dienen zowel de schenker als de begiftigden hun goedkeuring te geven met betrekking tot de beslissingen die door de gewone en door de buitengewone algemene vergadering van de nieuwe burgerlijke maatschap dienen te worden genomen, waarbij er geen stemrecht is voorbehouden op de delen (die in de plaats komen van hetgeen) geschonken is/wordt aan de dochters. De schenking van de aandelen van de CVBA, de bevestiging van de schenking van de aandelen van de CVBA en van de aandelen van de NV en hetgeen ervoor in de plaats is gekomen zal vervolgens ter registratie worden aangeboden.
81. Mocht er al een probleem zijn met de gestelde verrichtingen in het kader van artikel 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, dan is dit alleszins niet meer het geval ingevolge de voorgestelde verrichtingen.
82. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de heer X en/of mevrouw Y ter zake alle delen van de maatschap B die in de plaats zijn gekomen van hetgeen aan de dochters werd geschonken (alle minus 2 dus) en een bedrag van 100.000,00 € voortvloeiende uit de kapitaalvermindering van de te ontbinden maatschap A dan wel op hetgeen hiervoor nog in de plaats zou komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor nog in de plaats zal komen, noch op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling?
VRAAG 2: IS ART. 2.7.1.0.9 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?
Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.9 VCF
83. Art. 2.7.1.0.9 VCF luidt als volgt:
“Als de roerende of onroerende goederen door de erflater onder bezwarende titel zijn verkocht of afgestaan, worden ze voor de heffing van de erfbelasting geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap en als legaat te zijn verkregen door de verkrijger of door de overnemer als de erflater zich volgens de overeenkomst ofwel een vruchtgebruik heeft voorbehouden op de afgestane goederen of op andere goederen, ofwel de afstand van om het even welk ander levenslange recht in zijn voordeel heeft bedongen.
Het eerste lid is niet van toepassing als:
1° wordt bewezen dat de verkoop of de afstand geen bedekte bevoordeling is van de verkrijger of van de overnemer;
2° de erflater langer heeft geleefd dan de verkrijger of de overnemer, of als de verkrijger of de overnemer niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”
84. Art. 2.7.1.0.9 VCF viseert (onder meer) goederen die door de erflater onder bezwarende titel werden afgestaan, onder voorbehoud van een levenslang recht, waarbij een bedekte bevoordeling voorligt.
Geen toepassing mogelijk als rechtshandeling openlijk als een schenking wordt gekwalificeerd
85. De schenkingen gedaan door heer X zijn niet bedekt, maar worden openlijk als een schenking gekwalificeerd. Art. 2.7.1.0.9 VCF kan dus niet van toepassing zijn.
86. Dit artikel viseert immers enkel rechtshandelingen ten kosteloze titel die bewust verkeerd worden gekwalificeerd als rechtshandelingen ten bezwarende titel, en niet rechtshandelingen ten bezwarende titel die onbewust “verkeerd” worden gekwalificeerd als rechtshandelingen ten kosteloze titel.
87. Zie hierover uitdrukkelijk in M. Donnay: “L’article 11 est de même hors cause en cas de donation par le défunt avec réserve d’usufruit ou à charge de lui payer une rente. Dans ces cas, il n’y a pas de fraude (sous la forme d’une libéralité déguisée), puisque l’opération elle-même se présente sous le caractère de libéralité.(14)”
Geen overeenkomst ten bezwarende titel
88. In de mate toch zou worden geoordeeld dat art. 2.7.1.0.9 VCF van toepassing kan zijn als de rechtshandeling openlijk wordt gekwalificeerd als een schenking dient te worden gesteld dat de vermogensoverdracht door de heer X niet onder bezwarende titel is gebeurd.
89. Een overeenkomst ten bezwarende titel houdt immers in dat er een wederkerige overeenkomst is die voor beide partijen een pecuniair voordeel oplevert(15). Levert zij voor één van de partijen geen dergelijk voordeel op, dan is zij om niet. Wanneer een vermogensbestanddeel derhalve zonder gelijkwaardig geachte economische tegenprestaties van een vermogen naar een ander gaat, ligt er een overeenkomst om niet voor.
90. Teneinde een overeenkomst te kwalificeren moet worden gekeken naar de bedoeling van de partijen (16). Er dient immers te worden bekeken of de prestaties subjectief gelijkwaardig zijn, of niet. De schenkingsovereenkomsten waren duidelijk bedoeld om ten kosteloze titel te geschieden.
91. De heer X heeft immers aandelen van de CVBA, financiële tegoeden en aandelen van de NV geschonken, zonder dat de respectievelijke begiftigde hiervoor bij de verkrijging van deze goederen een gelijkwaardige tegenprestatie diende te leveren ten voordele van de schenker. Enkel de begiftigde bekomt een economisch voordeel door de schenkingen. Zij hebben zich verrijkt, terwijl de schenker zich heeft verarmd. Daarnaast blijkt ook uit een aantal modaliteiten dat de akte ten titel van schenking en dus ten kosteloze titel is gesteld. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek omtrent de herroeping van een schenking indien de last uit de schenking niet wordt nageleefd door de begiftigden en er wordt bepaald dat de schenking is gebeurd als voorschot op erfdeel.
92. Dat de schenkingen werden gedaan onder de last om jaarlijks de netto-vruchten af te staan aan de schenker of onder voorbehoud van vruchtgebruik, doet geen afbreuk aan het kosteloze karakter van de schenking. Ook na de voorgenomen omzetting van voormeld vruchtgebruik/last tot afstand van de vruchten in een jaarlijkse optionele vaststaande rente is er nog steeds sprake van een schenking. Het betreft immers een last verbonden aan de schenking, maar er wordt bepaald dat de last kan worden voldaan met het in de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen, nl. met het geschonken vermogen. De begiftigde dient dus nooit zijn eigen vermogen aan te spreken om de last te voldoen. De begiftigde zal zich dus in geen enkel geval verarmen door het aanvaarden van de schenkingen.
93. Er ligt duidelijk geen contract ten bezwarende titel voor, zelfs geen kanscontract. Een kanscontract houdt immers in dat de partijen niet weten of zij voordeel of nadeel uit de rechtshandeling zullen halen. In casu zullen de respectievelijke begiftigden nooit nadeel halen uit de geschetste rechtshandelingen. De begiftigden hebben derhalve niets te verliezen bij het aangaan van de overeenkomst, alleen maar te winnen. Voor de schenker geldt het omgekeerde.
94. Aangezien de voormelde schenkingen nooit als een overeenkomst ten bezwarende titel kunnen kwalificeren, kan art. 2.7.1.0.9 VCF niet worden toegepast (als men al van oordeel zou zijn dat art. 2.7.1.0.9 VCF überhaupt van toepassing kan zijn als de rechtshandeling openlijk als een schenking wordt gekwalificeerd).
In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
95. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF kan art. 2.7.1.0.9 VCF niet van toepassing zijn.
96. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord.
97. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (17), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.9 VCF.
98. Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten (18).
99. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat om de doelstelling van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.
100. De doelstelling van art. 2.7.1.0.9 VCF bestaat erin de overeenkomst die in het vooruitzicht van het overlijden van de schenker onder het mom van een vervreemding ten bezwarende titel werd gedaan maar eigenlijk een schenking is, te belasten in de erfbelasting.
101. Ook met het voorbeeld dat gegeven wordt in de Memorie van Toelichting komt diezelfde doelstelling naar voren: “Eindelijk, ziet men vaak personen, in het vooruitzicht van hun overlijden, aan hunne wettige of aangestelde erfgenamen alle hunne goederen of een deel daarvan mits eene lijfrente afstaan. De akte wordt geboekt tegen het voor verkoopen bepaalde recht en de schatkist blijft verstoken van het verschil tusschen dit recht en het erfenisrecht” (19).
102. In casu werd de begiftiging naar de erfgenamen helemaal niet verborgen gehouden, integendeel. Er werd duidelijk vermeld dat de overeenkomsten als een schenking zijn bedoeld. Er is dus helemaal geen sprake van bedrog. Art. 2.7.1.0.9 VCF is dan ook niet van toepassing op de voormelde schenkingen (in voorkomend geval zoals gewijzigd in 2014), ook niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.
Toepassing art. 2.7.1.0.9 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen
103. Door het stellen van de voorgenomen verrichtingen waarbij het vruchtgebruik en de last tot afstand van de vruchten wordt omgezet in een optionele last tot afstand van een rente waarbij de last vaststaand is en uitdrukkelijk geplafonneerd wordt, wordt nogmaals verduidelijkt dat een schenking voorligt. Bovendien wordt de mogelijkheid geboden de last te voldoen met het geschonken vermogen. Minstens na de voorgenomen aanpassingen kan er aldus geen twijfel meer zijn over het feit dat art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, niet van toepassing kan zijn.
104. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de heer X en/of mevrouw Y ter zake de delen van de maatschap B die in de plaats zijn gekomen van de geschonken activa (alle minus 2 dus) en een bedrag van 100.000,00 € voortvloeiende uit de kapitaalvermindering van de te ontbinden maatschap A, dan wel op hetgeen hiervoor nog in de plaats zou komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor nog in de plaats zou komen, noch op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling, ongeacht of de rente al dan niet, deels dan wel geheel, wordt opgenomen door de schenker
VRAAG 3: IS ART. 2.7.1.0.3, 3° VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?
Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.3, 3° VCF
105. Art. 2.7.1.0.3, 3° VCF luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
…
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”
106. Art. 2.7.1.0.3., 3° VCF viseert schenkingen die werden gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Geen schenking onder de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker
107. De voormelde schenkingen werden niet gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Dat de geschonken goederen onmiddellijk na de schenking werden ingebracht in een burgerlijke maatschap, waardoor de begiftigde pas bij het overlijden van de heer X (en na de voorgenomen verrichtingen bij het overlijden van de langstlevende van de heer X en mevrouw Y) over de ingebrachte vermogensbestanddelen an sich kan beschikken, doet hier evenmin afbreuk aan. De geschonken goederen zijn definitief uit het vermogen van de schenker verdwenen.
108. De schenking valt derhalve niet binnen het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF.
In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
109. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF is art. 2.7.1.0.3,3° VCF niet van toepassing.
110. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst.
111. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (20), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.3,3°. VCF.
112. Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten (21). In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof tevens dat om de doelstelling van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.
113. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3,3° VCF werd ingevoerd om te vermijden dat de nieuwe verlaagde tarieven voor schenkingen van roerende goederen van 3% en 7% ook zouden kunnen worden toegepast ten aanzien van schenkingen gedaan onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Bij de invoering van de fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3,3° VCF was het gebruik van een burgerlijke maatschap in het kader van een vermogensplanning reeds gekend. Het was dan ook zeker niet de bedoeling om een schenking in combinatie met een burgerlijke maatschap aan te pakken via deze fictiebepaling.
114. De doelstelling van deze fictiebepaling blijkt duidelijk uit de Memorie van Toelichting: “Er blijkt echter een gemakkelijke manier te bestaan om enerzijds het voordeel van het verlaagde tarief voor de schenkingen te genieten, maar toch de overdracht van de goederen uit te stellen tot op het ogenblik van het overlijden. Een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde van het overlijden, geeft immers bij registratie van de akte slechts aanleiding tot de heffing van het algemeen vast recht van 25 euro, overeenkomstig de principes van artikel 16 van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. Slechts op het ogenblik van het overlijden zal het evenredige recht, met toerekening van het reeds geheven algemeen vast recht, opeisbaar worden.
En dat was eigenlijk niet de bedoeling die de decreetgever zich met de invoering van de bijzonder verlaagde tarieven had vooropgesteld. Een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden, heeft burgerrechtelijk quasi dezelfde gevolgen als een legaat. Fiscaalrechtelijk worden ze echter sedert 1 januari 2004 aan een sterk verschillend tarief onderworpen. De Vlaamse Regering vindt het dan ook volkomen logisch dat een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker, fiscaalrechtelijk gelijk wordt gesteld met een legaat. Zo voorkomt men een ongelijke behandeling ten opzichte van die erflater die een legaat van roerende goederen vermaakt, dat, per definitie, slechts uitwerking krijgt op het ogenblik van zijn overlijden.”(22). Ook de Vlaamse minister van Financiën heeft de doelstelling van (oud) art. 4,3° Vl.W.Succ. in die zin bevestigd: “Uit de parlementaire voorbereiding blijkt duidelijk dat deze aanpassing misbruiken aangaande het vlak tarief voor schenkingen van roerende goederen wilde bestrijden. In de praktijk bleek er immers een gemakkelijke manier om enerzijds het voordeel van het verlaagde tarief voor de schenkingen te genieten, maar toch de overdracht van de goederen uit te stellen tot op het ogenblik van overlijden zodat slechts op het ogenblik van het overlijden het evenredige recht (met toerekening van het reeds geheven algemeen vast recht) opeisbaar werd. Dat was uiteraard niet te bedoeling bij de invoering van de bijzonder verlaagde rechten. Burgerrechtelijk heeft een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden immers vrijwel dezelfde gevolgen als een legaat terwijl ze fiscaalrechtelijk sedert 1 januari 2004 aan een sterk verschillend tarief werden onderworpen… De oorsprong van artikel 4, 3° Vl. W. Succ. komt dus duidelijk tegemoet aan een legitieme en rechtvaardige doelstelling, namelijk de wens om misbruiken te bestrijden… Het blijft belangrijk om goede maatregelen zoals het vlak tarief inzake schenking van roerende goederen niet te laten ondermijnen door misbruik van dergelijke maatregelen”(23). Nadien werd ook een schenking gedaan onder de opschortende termijn van het overlijden van de schenker uitdrukkelijk geviseerd.
115. De voormelde schenkingen werden niet gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Bij een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn bevindt de eigendom van de geschonken goederen zich nog bij de schenker en dit zolang de opschortende voorwaarde/termijn zich niet heeft vervuld. De eigendom van de geschonken goederen gaat dus pas over bij het vervullen van de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker.
116. Door de schenking zijn de vermogensbestanddelen definitief uit het vermogen van de schenker verdwenen aangezien de eigendom ervan inmiddels aan de dochters is toegekomen.
117. Daarnaast kan art. 2.7.1.0.3,3° VCF overeenkomstig de ratio legis slechts van toepassing zijn op schenkingen die vrijwillig ter registratie werden aangeboden of verplicht registreerbaar zijn. Immers, enkel bij deze schenkingen worden de verlaagde tarieven toegepast, ook al verkrijgen de begiftigden de geschonken goederen pas bij het overlijden van de schenker, waardoor een misbruik voorligt van de verlaagde tarieven bij schenkingen van roerende goederen. Het was dan ook in die optiek dat de fiscale administratie met haar administratieve beslissing van 26 april 2005 van mening was dat (oud) art. 4, 3° Vl.W.Succ. enkel van toepassing was bij vrijwillig ter registratie aangeboden schenkingen of verplicht registreerbare schenkingen.
118. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn (24).” De specifieke antimisbruikbepaling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF bestaat erin te vermijden dat van de verlaagde tarieven in de schenkbelasting misbruik zou worden gemaakt door een geregistreerde schenking te doen waarbij de begiftigden de geschonken goederen pas bij overlijden van de schenker verkrijgen, maar in dat geval slechts de verlaagde tarieven van de schenkbelasting zijn verschuldigd in plaats van de hogere tarieven van de erfbelasting.
Wordt een niet verplicht te registreren schenking niet vrijwillig ter registratie aangeboden, dan is niet art. 2.7.1.0.3., 3° VCF van toepassing, maar wel art. 2.7.1.0.5. VCF. Elke fictiebepaling heeft immers een eigen autonoom toepassingsgebied.
119. Uit de Voorafgaande Beslissing nr. 16046 d.d. 14 november 2016 blijkt evenwel dat de Vlaamse Belastingdienst meent dat met de voorafgaande oprichting van een burgerlijke maatschap waarna een schenking volgt het enkel de bedoeling is de volledige controle over het vermogen van de burgerlijke maatschap te behouden en dat hiermee wordt geprobeerd om de toepassing van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF te omzeilen aangezien de rechtsgevolgen van de vooropgestelde constructie identiek zijn aan deze van schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Vooreerst werd de maatschap opgericht na de schenking en dus door de begiftigden zelf, nadat zij reeds de betreffende vermogensbestanddelen geschonken hadden gekregen.
120. Bij een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn bevindt de eigendom van de geschonken goederen zich nog bij de schenker en dit zolang de opschortende voorwaarde/termijn zich niet heeft vervuld.
121. De eigendom van de geschonken goederen gaat dus pas over bij het vervullen van de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker, terwijl dit bij de voorliggende schenking onmiddellijk gebeurt. Bij de schenking dienen de begiftigden bijvoorbeeld vanaf het ogenblik van de schenking de inkomstenbelastingen te voldoen van de aan hen geschonken vermogensbestanddelen, ook als die werden ingebracht in een burgerlijke maatschap aangehouden vermogensbestanddelen.
122. Bij een schenking onder opschortende voorwaarde/termijn dient de schenker de inkomstenbelastingen te voldoen. Pas bij zijn overlijden dienen de begiftigden dit te voldoen. Er is dus een fundamenteel verschil. Daarnaast is zoals hierboven uiteengezet de doelstelling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF niet gefrustreerd en dat is overigens de enige toetssteen van de toepassing van art. 3.17.0.0.2 VCF, niet de soortgelijke rechtsgevolgen.
123. Thans wordt verder opgemerkt dat art. 3.17.0.0.2 VCF enkel van toepassing kan zijn voor rechtshandelingen gesteld vanaf 1 juni 2012. In voorliggend dossier bevonden alle activa zich reeds in een burgerlijke maatschap voor deze datum zodat men ook via art. 3.17.0.0.2 VCF om niet kan komen tot de toepassing van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF (25). Nu worden ze gewoon in een nieuwe burgerlijke maatschap ondergebracht die aanzienlijk meer zeggenschap voor de begiftigden voorziet.
Doorslaggevende niet-fiscale motieven
124. In de mate toch tot fiscaal misbruik zou worden besloten, quod non, dan zijn er in casu wel doorslaggevende niet-fiscale motieven. De burgerlijke maatschap heeft immers als voornaamste doelstelling de instandhouding van het familiaal vermogen.
Toepassing art. 2.7.1.0.3,3° VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen
125. Door de geschonken activa in te brengen in een burgerlijke maatschap beschikt de schenker ook na de schenking over de beheers- en beschikkingsbevoegdheid van deze activa in naam en voor rekening van de begiftigde (niet van de geschonken delen, de schenker heeft immers definitief en onherroepelijk afstand gedaan van de geschonken vermogensbestanddelen – reden waarom de aanvrager meent dat art. 2.7.1.0.3., 3° VCF niet van toepassing is). Het lijkt de aanvrager dan ook dat, in de mate dat art. 2.7.1.0.3., 3° VCF van toepassing is, hetgeen dus evenwel volgens de aanvrager niet het geval is, de toepassing ervan hoe dan ook kan worden vermeden door in de statuten van de nieuwe burgerlijke maatschap de zeggenschap van de zaakvoerder af te zwakken in die mate dat de zaakvoerder wel nog het beheer kan uitoefenen over de vermogensbestanddelen aangehouden via de maatschap en over al hetgeen ervoor in de plaats komt door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, maar geenszins nog alleen over de beschikkingsbevoegdheid ervan zal beschikken. Daden van beheer kunnen alsdan door de zaakvoerder (schenker) alleen worden gesteld terwijl daden van beschikking met unanimiteit door de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap (schenker en begiftigden samen) moeten worden gesteld. Daden van beheer en daden van beschikking zouden dan worden gedefinieerd. Bij discussie over de kwalificatie als daad van beheer of daad van beschikking dient de daad te worden beschouwd als een daad van beschikking en dient deze daad derhalve met unanimiteit door de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap (schenker en begiftigden samen) te worden gesteld.
126. Na de voorgenomen verrichtingen, meer bepaald de oprichting van een nieuwe burgerlijke maatschap waarin de geschonken activa worden ingebracht kan dus al helemaal geen toepassing meer zijn van art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.
127. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de heer X en/of mevrouw Y ter zake de delen van de maatschap B die in de plaats zijn gekomen van de geschonken activa (alle minus 2 dus) en een bedrag van 100.000,00 € voortvloeiende uit de kapitaalvermindering van de te ontbinden maatschap A, dan wel op hetgeen hiervoor nog in de plaats zou komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor nog in de plaats zou komen, noch op grond van art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling?
VRAAG 4: IS ART. 2.8.6.0.3 VCF VAN TOEPASSING OP DE BEVESTIGING VAN DE SCHENKING VAN DE AANDELEN VAN DE CVBA?
128. Indien de CVBA op het ogenblik van de akte schenking - bevestiging schenking – wijziging en interpretatie voorwaarden, lasten en modaliteiten schenking kwalificeert als familiale vennootschap in de zin van artikel 2.8.6.0.3 VCF (hetgeen allicht het geval zal zijn, kunnen niet alleen de aandelen van de CVBA die (na herroeping) opnieuw worden geschonken door de heer X genieten van de gunstregeling van art. 2.8.6.0.3 VCF, maar volgens aanvrager – onder dezelfde voorwaarden - ook de aandelen van de CVBA waarvan de schenking van xx.xx.2009 wordt bevestigd.
129. Indien een niet verplicht te registreren schenking vrijwillig ter registratie wordt aangeboden of in een Belgische notariële akte wordt neergelegd/bevestigd, dienen de rechten immers berekend te worden aan het tarief hetwelk op het ogenblik van de neerlegging/bevestiging van toepassing is, alsdan toegepast op de waarde van de geschonken activa op hetzelfde ogenblik. Het belastbaar feit vormt immers de bevestiging voor Belgische notaris.
130. Dit betekent dat er zowel voor de aandelen van de CVBA waarvan de schenking opnieuw gebeurt als voor de aandelen van de CVBA waarvan de d.d. xx.xx.2009 door de heer X gedane schenking wordt bevestigd, een testattest kan worden gevraagd overeenkomstig art. 3.21.0.0.1§1 VCF en dat dit testattest dient te worden afgeleverd op dezelfde wijze voor de aandelen van de CVBA waarvan de schenking opnieuw gebeurt als voor de aandelen van de CVBA waarvan de dd. xx.xx 2009 door de heer X gedane schenking wordt bevestigd.
131. Dit betekent verder dan, mits er geen wijzigingen plaatsvinden tussen de datum van het verkrijgen van het testattest en de akte schenking - bevestiging schenking – wijziging en interpretatie voorwaarden, lasten en modaliteiten schenking, zowel de schenking van de aandelen van de CVBA als de bevestiging van de schenking van de aandelen van de CVBA zal kunnen worden geregistreerd aan het gunsttarief van 0%, althans ten belope van de actuele waarde van de aandelen van de CVBA in dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en die hun zetel van werkelijke leiding in één van de staten van de Europese Economische Ruimte hebben als bedoeld in artikel 2.8.6.0.3, §3 VCF.
132. In de akte zal hiertoe uiteraard ook aan alle vormvoorwaarden om te kunnen genieten van de gunstregeling van art. 2.8.6.0.3 VCF worden voldaan, zowel voor de aandelen van de CVBA waarvan de schenking wordt bevestigd als van de aandelen van de CVBA waarvan de schenking in deze akte (opnieuw) wordt gedaan. Meer bepaald zal in de akte worden vermeld dat de partijen toepassing vragen van artikel 2.8.6.0.3 VCF en zullen tevens de gegevens vermeld in artikel 3.12.3.0.1, §5,1ste lid VCF worden opgenomen. Verder zullen ook de vereiste gegevens zoals vermeld in artikel 3.12.3.0.1 §5, 2de lid tijdig worden aangeleverd, dan wel indien het testattest minder dan vier maanden oud is en er sindsdien niets is gewijzigd beroep worden gedaan op de tolerantie ter zake van de Vlaamse Belastingdienst. De ontwerpakte wordt voorgelegd.
133. Verder zal ook op dezelfde wijze voor de aandelen van de CVBA waarvan de schenking opnieuw gebeurt als voor de aandelen van de CVBA waarvan de dd. xx.xx 2009 door de heer X gedane schenking wordt bevestigd gedurende drie jaar vanaf de akte dienen te worden voldaan aan de voorwaarden tot behoud van art. 2.8.6.0.6 VCF.
134. Aanvrager vraagt te bevestigen dat de bevestiging-aanpassing modaliteiten voor Belgische notaris van de schenking van de aandelen van de CVBA dd. xx.xx 2009, tevens, indien de CVBA kwalificeert als familiale vennootschap, principieel kan geschieden aan het actuele vrijstellingsregime voor familiale vennootschappen zoals voorzien in artikel 2.8.6.0.3 VCF en dus aan 0% en dit op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als zou het geen bevestiging van een reeds gedane schenking maar een nieuwe schenking betreffen?
IV. Beslissing
135. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
136. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.
137. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt. Er kan niet worden ingegaan op een vraag tot toepassing van de erfbelasting en/of de registratiebelasting in het algemeen.
138. Op de vraag naar de gevolgen op het vlak van erfbelasting bij overlijden van de heer X en/of mevrouw Y in verband met de rechtshandelingen die reeds hadden plaatsgevonden (met name de handelingen omschreven onder randnummers 8 t.e.m. 35), kan niet verder worden ingegaan aangezien er geen voorafgaande beslissingen kunnen worden afgeleverd voor verrichtingen die reeds hebben plaats gehad.
139. Bovendien is Vlabel niet bevoegd om zich uit te spreken over de burgerrechtelijke gevolgen van het herroepen van schenkingen tussen echtgenoten evenmin als over de burgerrechtelijke geldigheid van het wijzigen van de modaliteiten van een reeds gedane schenking. Het feit dat Vlabel uitspraak doet over de fiscale behandeling van de wijziging van de modaliteiten van de schenking, betekent niet dat Vlabel een standpunt inneemt in de mogelijke discussie of deze wijziging op burgerrechtelijk vlak al dan niet als een nieuwe schenking moet worden beschouwd.
140. Voor wat de goederen betreft die bij zaakvervanging in de plaats zouden komen van de oorspronkelijk geschonken goederen, kan enkel het volgende worden beslist: de Vlaamse Belastingdienst aanvaardt het principe van de conventionele zaakvervanging maar er kan geen concrete uitspraak over worden gedaan aangezien dit een loutere bewijsproblematiek betreft, waarover geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd.
Vraag 1: Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF?
141. Artikel 2.7.1.0.7 VCF luidt als volgt:
“De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen. Hetzelfde geldt voor effecten aan toonder of op naam en voor geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.
Het eerste lid is niet van toepassing:
1° als wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is;
2° als de erflater langer heeft geleefd dan de derde of als de derde niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”
142. Aangezien er met betrekking tot de betrokken goederen thans geen gesplitste inschrijving voor het vruchtgebruik en de blote eigendom bestaat, is artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing.
Vraag 2: Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.9 VCF?
143. Artikel 2.7.1.0.9 VCF luidt als volgt:
“Als de roerende of onroerende goederen door de erflater onder bezwarende titel zijn verkocht of afgestaan, worden ze voor de heffing van de erfbelasting geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap en als legaat te zijn verkregen door de verkrijger of door de overnemer als de erflater zich volgens de overeenkomst ofwel een vruchtgebruik heeft voorbehouden op de afgestane goederen of op andere goederen, ofwel de afstand van om het even welk ander levenslange recht in zijn voordeel heeft bedongen.
Het eerste lid is niet van toepassing als:
1° wordt bewezen dat de verkoop of de afstand geen bedekte bevoordeling is van de verkrijger of van de overnemer;
2° de erflater langer heeft geleefd dan de verkrijger of de overnemer, of als de verkrijger of de overnemer niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”
144. De aanvrager verklaart dat er een nieuwe akte zal worden verleden voor een Belgische notaris waarbij:
- de heer X een schenking zal doen aan zijn dochters van hetgeen ingevolge de herroeping en de ontbinding van maatschap A (zie randnummers 38-39 en 42) in zijn vermogen terugkeert;
- de reeds gedane schenkingen door de heer X aan zijn dochters (zie randnummers 46 en 51) zullen worden bevestigd;
- alle voorwaarden zullen worden gestroomlijnd in die zin dat zij dezelfde zullen zijn voor alle geschonken vermogensbestanddelen.
145. Er wordt onder meer voorzien in een jaarlijkse optionele last tot afstand van een rente van maximaal 3% van de waarde van de geschonken delen aan de schenker. De hoogte van de opvraging van de rentes wordt beperkt, geformuleerd als volgt:
“De uitoefening van deze last kan uiteraard nooit tot gevolg hebben dat de Begiftigden meer dienen af te staan dan dat zij geschonken hebben gekregen.
Dit dient aldus te worden geïnterpreteerd en gelezen dat de mogelijkheid tot het opvragen van achtereenvolgende rentes in hoofde van de Schenker vanzelfsprekend niet zo ver kan gaan dat er geen duidelijke schenking meer voorligt. Het opvragen van de achtereenvolgende rentes dient derhalve uiteraard steeds (in álle omstandigheden) aldus te gebeuren dat er een substantiële verrijking aanwezig is en blijft in hoofde van de Begiftigden (en een substantiële verarming in hoofde van de Schenker) en dient derhalve steeds indien nodig binnen deze grenzen beperkt te worden. Teneinde hierover alle onduidelijkheden te vermijden, bepalen Partijen hierbij alvast dat het nooit zo kan zijn dat het opvragen of opnemen van de achtereenvolgende rentes door de Schenker en door de Tussenkomende Partij ertoe leidt dat aan de Begiftigden meer zou kunnen worden gevraagd dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, waarbij deze totale waarde op datum schenking een miljoen tweehonderd en eenentwintig duizend tachtig euro zevenenvijftig cent (1.221.080,57 €) (26) bedraagt. In de mate de Begiftigden op een bepaald ogenblik van opvraging of opname niet minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, zouden kunnen behouden (en ongeacht wat daartoe de reden is), kan de Schenker (en na diens overlijden, de Tussenkomende Partij) op dat ogenblik geen rente opvragen of opnemen, ook al heeft de Schenker (en na diens overlijden, de Tussenkomende Partij, waarbij dit percentage voor de Schenker en de Tussenkomende Partij gezamenlijk dient te worden berekend) op dat ogenblik nog geen 60 % van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, opgevraagd aan de Begiftigden. Vanaf het ogenblik dat de Begiftigden wel minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, zouden kunnen behouden, kan de Schenker opnieuw de rente opvragen of opnemen, zij het dat hij (en na diens overlijden, de Tussenkomende Partij, waarbij dit percentage voor de Schenker en de Tussenkomende Partij gezamenlijk dient te worden berekend) uiteraard nooit meer dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zoals vermeld, kan opvragen aan de Begiftigden.”
146. Hiermee wordt beoogd dat de last niet zo hoog gaat oplopen dat het in feite geen schenking meer is, waardoor er zich een herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zou opdringen.
147. Vlabel aanvaardt dat door de thans voorgelegde plafonnering van de last de schenking niet kan worden uitgeput, zodat er geen herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zal gebeuren.
Vraag 3: Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF?
148. Deze artikelen luiden als volgt:
Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
(…)
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”
Artikel 3.17.0.0.2 VCF:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
149. Om de reeds hoger aangehaalde redenen wordt geen uitspraak gedaan over de eventuele toepassing van de antimisbruikbepaling op de gestelde rechtshandelingen vóór de voorgelegde aanpassingen.
150. De mate van controlevoorbehoud van de zaakvoerder (de heer X) is beperkt:
- de dochters verkrijgen alle delen van de maatschap behoudens twee: namelijk één deel voor de heer X en één deel voor mevrouw Y in ruil voor hun inbreng;
- de bevoegdheden van de zaakvoerder worden beperkt tot alle daden van beheer over de activa die de maatschap aanhoudt, met uitsluiting van daden van beschikking.
151. Gelet op de concrete omstandigheden van dit dossier, wordt aanvaard dat de mate van controlevoorbehoud van die aard is dat geen toepassing wordt gemaakt van art. 3.17.0.0.2 VCF wegens ontwijking van art. 2.7.1.0.3,3° VCF.
Vraag 4: Mogelijke toepassing van artikel 2.8.6.0.3 VCF?
152. De vrijstelling van de schenkbelasting voor de overdracht van aandelen van familiale vennootschappen werd ingevoerd door het decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012 (27). Deze gunstmaatregel is in werking getreden op 1 januari 2012 (28).
153. De memorie van toelichting van voormeld decreet bepaalt uitdrukkelijk het volgende: “De nieuwe regelgeving treedt in werking op 1 januari 2012, zodat ook voor wat betreft 140bis Vl.W.Reg. het artikel maar van toepassing is op schenkingen die plaatsvinden vanaf die datum.”
154. In voorliggend dossier betreft het een schenkingsakte verleden voor een Nederlandse notaris op xx.xx.2009 die bevestigd zal worden in een te verlijden Belgische notariële akte. Aangezien de schenking aldus heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2012, kan de vrijstelling van de schenkbelasting niet toegepast worden. De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft op 30 november 2016 (rolnummer 15/535/A) immers in die zin geoordeeld in een gelijkaardig dossier: “(…) De rechtbank leidt hieruit af dat de toepassing van het fiscale gunstregime voor schenkingsrechten van aandelen van familiale ondernemingen niet is toegestaan voor schenkingen die vóór 1 januari 2012 hebben plaatsgevonden, zelfs niet indien zij pas na 1 januari 2012 ter registratie zouden worden aangeboden.”
155. Deze beslissing heeft alleen betrekking op erf- en registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Voetnoten
[1] In de pacte adjoint is volgens aanvrager per vergissing sprake van 37 aandelen. Uit de waardebepaling opgenomen in de pacte adjoint alsook uit de inbreng blijkt duidelijk dat het een materiële vergissing betreft en weldegelijk 38 aandelen aan elk van de dochters werd geschonken.
[2] Dit ontwerp is gestoeld op de cijfers per 31 december 2017, doch zal volgens aanvrager aangepast worden aan actuele cijfers op het ogenblik van effectieve ontbinding.
[3] Het aantal aandelen is in functie van het aandeel van de heer X in het liquidatiesaldo van de maatschap A en is dus nog te actualiseren op basis van recente balans maatschap A op het ogenblik van ontbinding van deze maatschap.
[4] In het voorgelegde ontwerp van schenkingsakte wordt vermeld dat aan beide dochters 6.158 aandelen geschonken wordt, hetzij samen 12.316 aandelen. Hierboven wordt gesteld dat 13.036 aandelen geschonken zouden worden aan elke dochter ten belope van de helft, hetzij 6.518 aandelen elk.
[5] In functie van een actuele sluitingsbalans van de maatschap A zal dit bedrag ook variëren.
[6] In functie van een actuele sluitingsbalans van de maatschap A zal dit bedrag ook variëren.
[7] Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. MOUTON).
[8] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[9] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[10] Onderlijning zelf aangebracht.
[11] Projet de loi apportant des modifications aux lois sur les droits de succession, d’enregistrement et de transcription, Parl.St. Kamer 1918-1919, nr. 109, 7.
[12] M. DONNAY, “Droits de succession et de mutation par décès”, Rép. Not., Tome XV, Livre XI, nr. 339-1.
[13] M. DONNAY, Commentaar op het Wetboek der Successierechten, Brussel, Van Buggenhout, 1948, 250.
[14] M. Donnay, « Droits de succession et de mutation par décès”, Rép. Not., Tome XV, Livre XI, nr. 339-1.
[15] W. Van Gerven, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 1998-99, 18-19.
[16] R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2016, 731-732, nr. 1269.
[17] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[18] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[19] Projet de loi apportant des modifications aux lois sur les droits de succession, d’enregistrement et de transcription, Parl.St. Kamer 1918-1919, nr. 109, 8.
[20] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[21] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[22] Parl. St. Vlaams Parlement 2004-2005, nr. 124/1, 11-12.
[23] Vr. en Antw. Vl. Parl., Vr. nr. 340, 4 maart 2011 (K. Schrijvers, antw. P. Muyters).
[24] Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R.Mouton).
[25] Aanvrager gaat hier voorbij aan het feit dat de bestaande maatschap wordt opgeheven, de reeds gedane schenking wordt herroepen en dat de nieuwe maatschap B nog dient te worden opgericht evenals het feit dat de schenking nog dient te gebeuren.
[26] In functie van een actuele sluitingsbalans van de maatschap JJ&D zal dit bedrag ook variëren.
[27] De regelgeving betreffende de vrijstelling van de schenkbelasting en het verminderd tarief van de erfbelasting bij overdracht van familiale ondernemingen en familiale vennootschappen werd ingevoerd door artikel 73 t.e.m. artikel 84 van het decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012 (het voormalig artikel 140bis t.e.m. 140octies Vl.W.Reg. en het voormalig artikel 60/1 t.e.m. 60/7 Vl.W.Succ.). Door het decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit werd bedoelde regelgeving opgenomen in de artikelen 2.7.4.2.2, 2.7.4.2.3, 2.7.4.2.4, 2.8.6.0.3, 2.8.6.0.4, 2.8.6.05, 2.8.6.0.6, 2.8.6.0.7, 3.3.1.0.8, §1, eerste lid, 14°, b), 3.12.3.0.1, §1, 3° en 4°, 3.13.1.2.3 van de VCF.
[28] Artikel 87 van het decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012.