Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 15004 - Gesplitste aankoop of inschrijvingen vruchtgebruik – blote eigendom - Tegenbewijs Vlaamse Belastingdienst

SP 15004 - Gesplitste aankoop of inschrijvingen vruchtgebruik – blote eigendom - Tegenbewijs

Administratief standpunt
Nummer
15004
Datum beslissing
13 november 2017
Publicatiedatum
5 december 2017

Beschrijving

Dit standpunt werd vernietigd door de Raad van State (Arrest nr. 241.761 van 12 juni 2018 in de zaak A. 219.405/XIV-37.059). Een uitgebreide toelichting hiervan vindt u terug in het nieuwsbericht van 15 juni 2018, in het Uittreksel van het Arrest 241761 (PDF bestand opent in nieuw venster)en in het volledige Arrest 241761(PDF bestand opent in nieuw venster).

    Heffing

    • Erfbelasting

    Wettelijke basis

    • art. 2.7.1.0.7. VCF

    Standpunt

    A. Het tegenbewijs van artikel 2.7.1.0.7 VCF kan volgens Vlabel als volgt worden geleverd:

    1. voor alle gesplitste aankopen door een voorafgaande schenking wanneer wordt aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken, wat bijvoorbeeld het geval is als wordt aangetoond dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop. Er mag dus geen causaal verband zijn tussen de schenking en de aankoop.

    OF

    2. a) voor aankoopakten vanaf 1/9/2013 tot en met 18/06/2015: door een voorafgaande schenking die aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen of aan de schenkbelasting werd onderworpen. Het voorafgaand karakter van de schenking moet worden aangetoond door één of meerdere documenten waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de schenking dateert van vóór de aankoopakte. Voor schenkingen verleden voor een buitenlandse notaris geldt de datum van de notariële akte.

    b) voor aankoopakten vanaf 19/06/2015: door een voorafgaande schenking die voorafgaand aan de gesplitste aankoop aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen of aan de schenkbelasting werd onderworpen. De datum van aanbieding ter registratie van de schenking is bepalend indien het gaat om aanbieding van onderhandse documenten of van een in het buitenland verleden schenking (en niet de datum van betaling van de Vlaamse schenkbelasting of het registratierecht voor schenkingen). In dit geval moet de schenking dus zijn geregistreerd vóór het verlijden van de aankoopakte.

    In het geval van een openbare verkoop moet de schenking niet geregistreerd zijn vóór het verlijden van de aankoopakte (= het pv van toewijzing) maar volstaat het dat de schenking is geregistreerd uiterlijk vóór het betalen van de prijs (= de akte kwijting).

    c) voor aankoopakten die dateren van vóór 1/9/2013, overeenkomstig de destijds geldende regels, door een voorafgaande schenking ongeacht of die schenking aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen werd onderworpen.Het federale standpunt in RJ S 9.06.07 wordt gevolgd.

    Artikel 2.7.1.0.7 VCF is eveneens van toepassing op gesplitste inschrijvingen van effecten of geldbeleggingen. Het tegenbewijs tegen het vermoeden van bevoordeling kan hier worden geleverd op dezelfde wijze als hierboven werd beschreven voor een gesplitste aankoop. Het standpunt inzake de gesplitste inschrijvingen is geldig voor alle inschrijvingen vanaf 1 juni 2016.

    B. Een burgerlijke maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en is fiscaal transparant. Wanneer er een overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap is, is er sprake van een overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren. De Vlaamse Belastingdienst beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepaalt.

    Er kan slechts toepassing zijn van artikel 2.7.1.0.7 VCF als de achterliggende activa van de burgerlijke maatschap effecten of geldbeleggingen zijn.

    Het moet bovendien gaan om effecten en geldbeleggingen die gesplitst zijn ingeschreven, voor het vruchtgebruik op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.

    De Vlaamse Belastingdienst kijkt voor de toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF :

    • ofwel naar de materiële gesplitste inschrijving van de effecten of geldbeleggingen
    • ofwel naar de juridische gesplitste inschrijving van de effecten of geldbeleggingen.

    Voor de toepassing van art. 2.7.1.0.7 VCF blijkt de gesplitste inschrijving van een effectenportefeuille of geldbelegging die door een burgerlijke maatschap wordt aangehouden dus uit :

    • ofwel de vermeldingen in het matenregister (materiële gesplitste inschrijving);
    • ofwel de vermeldingen in de documenten zoals door de financiële instellingen bijgehouden (materiële gesplitste inschrijving);
    • ofwel de zakenrechtelijke situatie van de effectenportefeuille of geldbeleggingen (juridische gesplitste inschrijving). Bijvoorbeeld: een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik hetzij van de effectenportefeuille, hetzij van de deelgerechtigdheden in de maatschap.

    Indien de zakenrechtelijke situatie uit een schenking is ontstaan, moet er bewezen worden dat deze schenking onderworpen werd aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenking onder levenden, zoals onder punt A vermeld, opdat artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing zou zijn.

    Indien de vruchtgebruiker met de aan hem uitgekeerde opbrengsten (in de zin van burgerlijke vruchten) van de effecten nieuwe effecten koopt, die eveneens gesplitst worden ingeschreven, dan is er sprake van een nieuwe gesplitste inschrijving die eveneens onder de toepassing valt van artikel 2.7.1.0.7 VCF. Hetzelfde geldt indien de opbrengsten van de effectenportefeuille niet worden uitgekeerd ingevolge een beslissing van de algemene vergadering, in die zin dat elke niet uitgekeerde opbrengst wordt beschouwd als een nieuwe gesplitste inschrijving.

    De vervanging van de initiële effecten door andere met dezelfde waarde wordt niet als een nieuwe gesplitste inschrijving beschouwd. Het bewijs dat artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing is, moet dus geleverd worden voor de initiële gesplitste inschrijving.

    Het standpunt onder punt B geldt voor alle gesplitste inschrijvingen die gebeuren vanaf 1 juni 2017.

    Een verduidelijking met voorbeelden van het standpunt vindt u op volgende pagina: Voorbeelden bij standpunt nr. 15004.

    Historische versies

    Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

    Standpunt nr. 15004 dd. 26.04.2017, publicatie op 27.04.2017
    Standpunt nr. 15004 dd. 10.03.2017, publicatie op 13.03.2017
    Standpunt nr. 15004 dd. 20.02.2017, publicatie op 13.03.2017
    Standpunt nr. 15004 dd. 06.02.2017, publicatie op 23.02.2017
    Standpunt nr. 15004 dd. 03.10.2016, publicatie op 20.10.2016
    Standpunt 15004 dd. 25.04.2016, publicatie op 25.04.2016
    Standpunt 15004 dd. 21.03.2016, publicatie op 04.04.2016
    Standpunt nr. 15004 dd. 06.07.2015, publicatie op 11.08.2015
    Standpunt nr. 15004 dd. 19.01.2015, publicatie dd. 19.06.2015