VB 18014 - Beding van aanwas
- Nummer
- 18014
- Datum beslissing
- 3 mei 2018
- Publicatiedatum
- 11 mei 2018
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de voorgelegde overeenkomst van aanwas tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een contract onder bezwarende titel (kanscontract) en dat – indien de overeenkomst in België wordt geregistreerd– de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en artikel 2.8.4.1.1 §2 VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn, alsook dat de artikelen 2.7.1.0.3, 3° VCF en artikel 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van een echtgenoot zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.
II. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door Meester A, namens:
- De heer X
- Mevrouw Y
III. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen
3. De heer X en mevrouw Y huwden in 1968 onder het stelsel van uitsluiting van gemeenschap naar Nederlands recht.
In 2006, bij akte verleden voor een Nederlandse notaris, hebben zij voor wat hun huwelijkse voorwaarden betreft, rechtskeuze gedaan voor het Belgisch recht, tengevolge waarvan zij het Belgische stelsel van scheiding van goederen hebben aangenomen.
4. De echtgenoten X-Y hebben samen drie meerderjarige kinderen.
5. De echtgenoten hebben hun fiscale woonplaats meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.
6. Elke echtgenoot wenst voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende echtgenoot te garanderen en hem/haar tegelijkertijd in staat stellen een maximale flexibiliteit te behouden. Met dat doel voor ogen, wensen zij de rechten van hun meerderjarige, en financieel onafhankelijke, kinderen zo veel als mogelijk te beperken, met respect voor de thans vigerende Belgische wetgeving, en de flexibiliteit van hun huwelijksvermogensrechtelijk regime te maximaliseren teneinde elk voor zich als langstlevende echtgenoot de nodige zekerheid en bescherming te bekomen.
7. Te dien einde zijn de echtgenoten in 2006 overgegaan tot een wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel en hebben zij het stelsel van de scheiding van goederen aangenomen naar Belgisch recht.
8. De echtgenoten beschikken over een effectenrekening op hun gezamenlijke naam, ieder voor de onverdeelde helft.
9. Deze feitelijke realiteit van het gezamenlijk beheer en de beschikking van deze effecten portefeuille wensen zij te bekrachtigen door het aangaan van een beding van aanwas ten bijzondere titel, meer bepaald betreffende de hierna vermelde goederen.
10. De partijen kiezen bewust voor dergelijke wederzijdse overeenkomst die hen beiden bindt en bijgevolg niet eenzijdig kan opgezegd worden. Het aanwascontract bindt hen bovendien voor onbepaalde duur en vervult zowel de doelstelling van de financiële bescherming van de langstlevende echtgenoot, als deze van een gezamenlijk handelen.
Dit doel kan niet bereikt worden met een schenking tussen echtgenoten of testament aangezien deze eenzijdige en herroepbare rechtshandelingen betreffen.
11. De overeenkomst van aanwas zal als volgt luiden:
TUSSEN ONDERGETEKENDEN
-X
-Y
Hierna genoemd “de partijen”;
OVERWEGENDE DAT:
- De partijen eigenaar zijn van een effectenportefeuille, ingeschreven op hun naam in onverdeeldheid, elk voor een onverdeelde helft, geïndividualiseerd onder nummer # en beheerd in open bewaargeving bij de bank […] , hierna genoemd “de effectenportefeuille”.
- De effectenportefeuille een individualiseerbaar goed is en een universaliteit van goederen vormt, bestaande uit diverse bestanddelen (effecten of speciën). Deze samenstelling kan gewijzigd worden door de zakenrechtelijke subrogatie, (weder)belegging of vervanging van de diverse elementen die deel uitmaken van deze universaliteit.
- De samenstelling van de effectenportefeuille op dag van vandaag is omschreven in de staat van schatting, aangehecht aan deze;
- Partijen verklaren dezelfde levensverwachting te hebben en tot staving hiervan een medisch verslag bijvoegen;
- Partijen zich zo goed als mogelijk wensen te voorzien voor het geval elk van hen de langstlevende van hen zou zijn. Ze handelen in die zin “animo speculandi”.
Met betrekking tot deze effectenportefeuille;
IS OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:
Artikel 1 – Algemeen
Partijen wensen dat de tegoeden die zich op deze effectenportefeuille, met de eraan gekoppelde liquiditeiten, bevinden aan de langstlevende hunner toekomen; het betreft hier een doelvermogen met inbegrip van meerwaarden, vruchten en toebehoren en bij wederbelegging of zaakvervanging verkregen zaken.
Ingeval van beëindiging van de onverdeeldheid met betrekking tot de gelden en waarden die geplaatst zijn op voormelde effectenportefeuille, door het overlijden van één der partijen, zal het aandeel van de overledene in volle eigendom aangroeien bij dat van de langstlevende.
Deze aanwas is tussen partijen overeengekomen ten titel van kanscontract en dus onder bezwarende titel. Aldus staat elk der partijen zijn aandeel in de onverdeelde roerende goederen die zich op zijn overlijdensdag op gemelde effectenportefeuille bevinden af aan de andere, onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt degene die afstaat een gelijke kans om het aandeel van de andere te verwerven indien hij het langst leeft.
Artikel 2 - Rechtskeuze
De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat uitsluitend het Belgische recht van toepassing is op deze overeenkomst, met betrekking tot zijn inhoud als tot zijn vorm, hierna samen genoemd “het toepasselijke recht”.
Artikel 3 – Verbod van vervreemding
Teneinde de uitvoering van onderhavige overeenkomst te garanderen verbinden partijen zich ertoe, gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomst, hun aandeel in voorschreven effectenportefeuille, die hen in onverdeeldheid toebehoort, niet te vervreemden, te verpanden of er eender welk ander recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de andere, en dit zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen.
Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van partijen om gezamenlijk schenkingen te doen met betrekking tot de waarden en gelden zich bevindende op voormelde effectenportefeuille (of ten aanzien van de individuele bestanddelen ervan).
Tevens verbinden partijen zich ertoe alle beslissingen aangaande beleggingen en herbeleggingen met betrekking tot de onverdeeldheid gezamenlijk te nemen.
Partijen ontzeggen zich het recht elkaar wederzijdse volmachten toe te staan.
Artikel 4 – Vervanging van de bestaande goederen - Zaakvervanging
a) Alle zaken die worden verkregen in vervanging van de oorspronkelijke waarden en gelden en alle interesten, dividenden of andere opbrengsten die nog niet werden uitgekeerd ingevolge hetgeen bepaald werd sub artikel 5, vallen eveneens onder dit beding van aanwas.
b) De wijzigingen in de samenstelling van de effectenportefeuille (mits akkoord van beide partijen), in hoofde van de vervanging, belegging of herbelegging van deze goederen, heeft geen invloed op onderhavige overeenkomst die ongewijzigd blijft, met name de effectenportefeuille geïndividualiseerd onder de bovenstaande nummers. De principes van zaakvervanging zijn onverkort van toepassing op deze effectenportefeuille.
c) Bijgevolg heeft onderhavig contract van aanwas niet enkel betrekking op de effecten aangeduid in de aangehechte staat van schatting maar tevens op de effecten en liquiditeiten die in de plaats zijn gekomen van deze effecten of liquiditeiten zoals aangegeven in de staat van schatting gehecht aan deze overeenkomst. Het principe van de zaakvervanging is van toepassing aangezien de effectenportefeuille een feitelijke universaliteit van goederen uitmaakt die de zaakvervanging veronderstelt.
d) Als tot zaakvervanging wordt overgegaan, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.
Artikel 5 - Vruchten
Partijen komen overeen dat de vruchten (interesten, dividenden etc.) die door de effectenportefeuille gegenereerd worden, na aftrek van de bancaire kosten (bewaar- en beheerskosten en andere kosten) wel of niet mogen uitgekeerd worden aan de partijen, elk voor de onverdeelde helft, net zoals de meerwaarden die door de effectenportefeuille gerealiseerd worden (mits akkoord van beide partijen). In geval de vruchten en meerwaarden niet uitgekeerd worden zal onderhavig contract tevens van toepassing zijn op de vruchten en meerwaarden.
De meerwaarden die deel uitmaken van de effectenportefeuille en niet uitgekeerd worden wegens niet-realisatie, maken integraal deel uit van de geïndividualiseerde effectenportefeuille. Bijgevolg zal onderhavige overeenkomst van aanwas tevens van toepassing zijn op deze meerwaarden.
Artikel 6 – Duur
Dit contract heeft een onbepaalde duur en kan slechts ontbonden worden met het akkoord van beide partijen. Niettemin staat het de partijen vrij om in gemeenschappelijk overleg een einde te stellen aan het contract van aanwas.
In voorkomend geval zal artikel 815 BW van toepassing zijn op de onverdeeldheid die tussen partijen bestaat, wat betekent dat elke partij de uit onverdeeldheidtreding kan vragen in hoofde van deze bepalingen van artikel 1207 Ger.W.
Het contract van aanwas eindigt geenszins ingeval van een wijziging van het nummer waaronder de effectenportefeuille geïndividualiseerd is of ingeval van bewaargeving van de desbetreffende effectenportefeuille door een andere financiële instelling dan deze die vandaag de bewaarneming op zich neemt.
Artikel 7 – Nietigheid
Een eventuele nietigheid van een bepaling van dit beding van aanwas betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige beding van aanwas voor gevolg hebben.
Artikel 8 – Bemiddeling en arbitrage
De partijen komen overeen om ingeval van betwisting deze overeenkomst te onderwerpen aan de principes van de arbitrage.
Artikel 9 – Slotbepalingen
De partijen verklaren afdoende geïnformeerd te zijn aangaande hun rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit deze overeenkomst die hen op een onpartijdige wijze geadviseerd werd.
***
Opgemaakt in twee exemplaren te […] op […], elk der partijen verklarende een origineel getekend exemplaar te hebben ontvangen
IV. Motivering van de aanvraag
III.1. Principe
12. Het beding van aanwas betreft een kanscontract ten bezwarende titel dat wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.
13. Een contract van aanwas heeft een wederkerig karakter. Beide contractanten zullen gezamenlijk tot een besluitvorming moeten komen teneinde hun rechten van beheer en beschikking uit te oefenen. Een wijziging, noch opzegging kan bijgevolg eenzijdig geschieden.
14. Als compensatie van deze beperking aan hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid die de echtgenoten zich vrijwillig opleggen, bekomt elke contractant onder opschortende voorwaarde het recht op het aandeel van de medecontractant in zijn aanspraken op het goed waar het beding van aanwas op gevestigd wordt zo deze komt te overlijden. Het zich al dan niet voordoen van de aanwas is verbonden aan de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen eenzelfde kans hebben op de aanwas van een vermogensbestanddeel.
III.2. Een beding van aanwas tussen echtgenoten
15. Een beding van aanwas is niet strijdig met het verkoopverbod vervat in artikel 1595 BW bij gebrek aan kwalificatie als verkoop.
16. Een beding van aanwas betreft immers een verkrijging onder opschortende voorwaarde, waarbij zowel het gegeven van de verkrijging an sich als het tijdstip van verkrijging voor beide partijen onzeker zijn. Gegeven dit aleatoire karakter en de strikte interpretatie die aan artikel 1595 BW moet worden gegeven, kan dit artikel geenszins worden toegepast op onderhavig beding van aanwas.
17. Overigens is de Vlaamse Belastingadministratie geen rechter over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst.
III.3. Echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen
18. Dat een beding van aanwas mogelijk is tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen wordt zowel door het Grondwettelijk Hof als de Vlaamse belastingadministratie zelf bevestigd.
III.4. Een evenwichtig kanscontract
19. Het beding van aanwas betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat beide partijen een gelijke kans hebben om eigendomsaanspraken op het gehele goed te verkrijgen door de aanwas in volle eigendom van het aandeel van de overleden contractant.
Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
20. De kwalificatie “kanscontract” tussen partijen wordt aangetoond door de gelijke overlevingskans, een gezamenlijk optreden in de vorm van een strikt vervreemdingsverbod en de afwezigheid van een einddatum.
21. Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting in hoofde van de artikelen 2.7.1.0.3, 3° , art. 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1 §2 VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar de beslissingen door u genomen (1).
III.5. Met betrekking tot artikel 1130 BW en artikel 1100/1 e.v. nieuw BW
22. Het beding van aanwas betreft een kanscontract ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant.
23. Een verboden erfovereenkomst bestaat uit een overeenkomst of rechtshandeling met uitwerking bij of na het overlijden van een persoon en dat louter eventuele rechten toekent. Dit is hier geenszins het geval zodat geen erfovereenkomst voorligt.
III.6. In casu
24. Het contract van aanwas dat het echtpaar X-Y wenst af te sluiten kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel.
25. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens waaruit blijkt dat de echtgenoten een evenwaardig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:
- Een gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door de gelijkaardige leeftijd, in casu 75 jaar voor de heer X en 74 jaar voor zijn echtgenote; en eenzelfde goede gezondheidstoestand, wat gestaafd wordt door een medisch attest.
Het leeftijdsverschil van 1 jaar kwalificeert onder de vigerende rechtspraak (2) als een kansengelijkheid aangezien deze moet beoordeeld worden in de feiten en niet enkel mag gesteund worden op een objectieve leeftijd.
- De financiële gelijkwaardigheid: beide partijen zijn elk volle eigenaar van de onverdeelde helft in een effectenportefeuille, die bovendien samen beheerd wordt.
- Het beding van aanwas bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de echtgenoten niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden etc. Aanvullend, ter versterking van dit vervreemdingsverbod, hebben de partijen zich het verbod opgelegd om wederzijdse volmachten toe te staan. Elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van elk der echtgenoten noodzaken.
- Het contract van aanwas wordt aangegaan voor onbepaalde duur. De afwezigheid van einddatum leidt ertoe dat het beding slechts kan opgeheven worden mits wederzijds akkoord van de contractanten.
26. Het beding van aanwas kwalificeert tevens als een overeenkomst ten bijzondere titel aangezien de overeenkomst van aanwas enkel van toepassing is op voornoemde effectenportefeuille.
27. De aanvragers menen dat, al deze elementen in acht genomen, men dient te concluderen dat het beding van aanwas dat X en Y voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan de artikelen 2.7.1.0.3, 3° en art. 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1 §2 VCF geen toepassing kunnen vinden.
28. De verzoekers vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de echtgenoten.
V. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
29. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
30. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
31. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”
Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:
Ҥ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”
32. Het beding van aanwas is niet wettelijk gedefinieerd maar kan in deze context omschreven worden als een overeenkomst tussen twee of meerdere partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom- of in vruchtgebruik- op een bepaald goed, dat ze samen aankopen of dat zij reeds in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgenoten. De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.
33. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het beding van aanwas beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
34. Het beding van aanwas is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
35. Het beding van aanwas wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
Een gelijkwaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het beding van aanwas etc...
36. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het beding, niet bij het realiseren (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
37. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het kanscontract.
38. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een contract ten bezwarende titel gaat.
Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.
39. Het feit dat een beding van aanwas tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit beding op zich niet ongeldig. Wanneer een beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten. Het kan geen betrekking hebben op goederen die tot de huwgemeenschap behoren.
40. Zaakvervanging is mogelijk binnen een beding van aanwas. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.
In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden
* er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden
* als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.
41. Vermits een effectenportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaardt Vlabel dat het beding betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het beding onder bijzondere titel moet zijn.
Voetnoten
(1) Voorafg. besl. nr. 16009 dd. 21.03.2016, “Beding van aanwas tussen echtgenoten”, publ. 08.04.2016; voorafg. besl. nr. 17025 dd. 04.09.2017, “Beding van aanwas”, publ. 05.09.2016; voorafg.besl.nr. 17030 dd. 02.10.2017, “Beding van aanwas”, publ. 12.10.2017; zie ook tussen broers en tussen broer en zus: voorafg.besl.nr. 16035 dd. 24.08.2016, “Beding van aanwas roerende goederen tussen twee broers”, publ. 19.09.2016; voorafg.besl. nr. 16041 dd. 0509.2016, “Aanwasbeding tussen samenwonende broer en zus”, publ. 24.10.2016;
(2) Antwerpen 10 februari 1988, T. Not. 1989, 320; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr.6, 60, noot D. MICHIELS