Gedaan met laden. U bevindt zich op: Sociaalrechtelijke aspecten en pensioen Ontslagregeling

Sociaalrechtelijke aspecten en pensioen

De nieuwe ontslagregeling voor statutaire personeelsleden heeft gevolgen voor verschillende sociaalrechtelijke- en pensioenaspecten. De keuze tussen het presteren van een opzeggingstermijn of het verkrijgen van een opzeggingsvergoeding heeft een impact op de pensioenopbouw van statutaire personeelsleden.

Sociale zekerheid

Wanneer een lokaal of provinciaal bestuur de statutaire arbeidsrelatie eenzijdig beëindigt, zal de regeling betreffende de sociale bescherming spelen. Het bestuur moet de nodige bijdragen betalen aan de RSZ zodat het statutaire personeelslid recht heeft op de regelingen omtrent ziekte-uitkeringen, moederschapsbescherming en werkloosheid. Die regeling is vastgesteld in titel I, hoofdstuk II, van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen.

Lees meer over de toepassing van de regeling betreffende de sociale bescherming in de rechtspositieregeling voor lokale en provinciale besturen.

Tijdens de opzeggingstermijn ontvangt het statutaire personeelslid zijn wedde. De klassieke werknemersbijdragen worden ingehouden op de wedde van het statutaire personeelslid voor de ZIV-uitkeringen (1,15%) en de sector werkloosheid (0,87%), naast de gebruikelijke 3,55% voor de ZIV-sector gezondheidszorg en de 7,5% persoonlijke bijdrage voor de ambtenarenpensioenregeling.

Bij de toekenning van een opzeggingsvergoeding moet het bestuur op basis van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen retroactief de nodige bijdragen betalen, maar enkel voor de sectoren werkloosheid en ZIV, en niet voor de pensioenregeling.

De RSZ heeft in een advies aangegeven dat de beëindiging van de statutaire arbeidsrelatie wegens medische overmacht beschouwd kan worden als een eenzijdige verbreking door de overheid overeenkomstig artikel 7 van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen. De regularisatie van socialezekerheidsbijdragen zoals bedoeld in de artikelen 7 tot 13 van de wet van 20 juli 1991 kan aldus, voor zover de vereiste formaliteiten vervuld zijn, ook toegepast worden voor statutaire personeelsleden bij lokale en provinciale besturen die ontslagen worden wegens medische overmacht.

Dat wil wel zeggen dat er moet voldaan zijn aan de voorwaarde om binnen de 30 dagen na het einde van de dienstbetrekking ofwel:

  • werknemer te zijn
  • ingeschreven te zijn als werkzoekende
  • te bewijzen ten opzichte van de mutualiteit arbeidsongeschikt te zijn.

Meer informatie over de te vervullen handelingen kan je terugvinden in de administratieve instructies van de RSZ(opent in nieuw venster).

Pensioen

Volgens de ontslagregeling met toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet heeft het provinciaal of lokaal bestuur de keuze tussen:

  • het respecteren van de opzegtermijn
  • het betalen van een opzeggingsvergoeding.

Bij de uitbetaling van een opzeggingsvergoeding komt er onmiddellijk een einde aan het statutaire dienstverband en bouwt het ontslagen personeelslid geen ambtenarenpensioen op. Tijdens een opzegtermijn bouwt het ontslagen personeelslid wel een ambtenarenpensioen op want gedurende die periode ontvangt hij nog wel een wedde waarop pensioenbijdragen verschuldigd zijn.

Het presteren van een opzeggingstermijn geniet de voorkeur omdat de periode van opzeggingstermijn volledig meetelt voor de opbouw van pensioenrechten van statutaire personeelsleden. Bij een opzeggingsvergoeding moet het bestuur op basis van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen(opent in nieuw venster) retroactief de nodige bijdragen betalen, maar enkel voor de sectoren werkloosheid en ZIV-uitkering en niet voor de pensioenregeling.

Voor contractanten telt de periode waarvoor de opzeggingsvergoeding wordt uitgekeerd wel mee voor de berekening van het pensioen in het werknemersstelsel op basis van de RSZ-wet van 27 juni 1969.(opent in nieuw venster)

Bij een ontslag om dringende reden van een statutair personeelslid is het belangrijk dat besturen in de ontslagbeslissing expliciet vermelden of de feiten van de dringende reden al dan niet te beschouwen zijn als een misdaad zoals omschreven door de wetten en decreten. Op basis van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen zal er namelijk een verlies van pensioenrechten in het publieke stelsel zijn als een statutair personeelslid ontslagen wordt om een dringende reden die verband houdt met feiten die door de wetten en decreten als een misdaad worden beschouwd. In dergelijke situatie zal het ontslagen statutaire personeelslid terugvallen op een werknemerspensioen.

De ontslagbeslissing die bij de Federale Pensioendienst moet ingediend worden via het elektronisch attest “beëindiging arbeidsbetrekking” (art. 142 Wet 29 december 2010), moet uitdrukkelijk vermelden of de feiten beschouwd worden als een misdaad zodat de pensioenwetgeving correct kan worden toegepast.

Voorbeelden van misdaden volgens de wetten en decreten zijn moord, verkrachting, aanranding van de eerbaarheid, ...