Loopbaantransities in dynamisch perspectief
Processen als technologisering, digitalisering, klimaattransitie en migratie zullen voor veranderingen zorgen in functies en in de krimp en groei van bepaalde sectoren. Door die veranderingen verwachten we meer verschuivingen op de arbeidsmarkt. Loopbaantransities zijn dan ook belangrijk voor een goed werkende arbeidsmarkt. Deze VIONA-studie onderzoekt de loopbaantransities van nieuw aangeworven medewerkers in Vlaanderen en brengt hun loopbaanpaden gedetailleerd in kaart. Loopbaanpaden kunnen ondergebracht worden in vier groepen: stabiel werkenden, volatiel werkenden, niet-werkende outsiders en andere loopbaantrajecten.
Methode
In deze studie maken we gebruik van administratieve gegevens om een objectieve kijk op de loopbanen en transities van werknemers te krijgen. We baseren ons in hoofdzaak op een RSZ/KSZ-steekproef die elk kwartaal 10% van de loontrekkende populatie in België omvat, tussen 1996 en 2019. We analyseren dus data van 23 jaar. Dit maakt het mogelijk om de loopbaantransities van werknemers gedetailleerd, kwartaal op kwartaal en op lange termijn in kaart te brengen. Het startpunt van de analyses ligt bij de nieuw aangeworven werknemers, binnen de leeftijdscategorie 25-55 jaar.
Vier types loopbaantrajecten
Op basis van de analyse kan een typologie van 11 verschillende loopbaantrajecten opgemaakt worden. Er zijn met andere woorden 11 verschillende groepen werknemers wiens loopbaantraject er gelijkaardig uitziet gedurende de vijf jaar na aanwerving.
Die elf loopbaantrajecten kunnen ondergebracht worden in vier groepen:
- de stabiel werkenden: personen die na aanwerving gedurende vijf jaar grotendeels tewerkgesteld blijven, als loontrekkende of zelfstandige, al dan niet met enkele job-naar-job transities tijdens deze periode.
- de volatiel werkenden: personen die gedurende vijf jaar na aanwerving grotendeels aan het werk blijven, gepaard gaande met vele job-naar-job transities of transities in en uit werk.
- de niet-werkende outsiders: personen die na aanwerving snel uitstromen naar een langdurig niet-werkende positie, nl. werkzoekenden, niet-beroepsactieven, leefloongerechtigden of arbeidsongeschikten.
- de ‘andere’ loopbaantrajecten.
Verschillen tussen types loopbaantrajecten
In vergelijking met de meer kansrijke profielen hebben kwetsbare personen (kortgeschoolden, niet-EU origine, alleenstaanden, alleenstaande ouders, leefloners, arbeidsongeschikten, werkzoekenden) een grotere kans om in de niet-werkende loopbaantrajecten terecht te komen.
Maar ook de voorgeschiedenis bepaalt mee in welk loopbaantraject iemand zich bevindt. Personen die voor aanwerving een leefloon ontvingen, hebben een significant lagere kans om het stabiele, werkende loopbaantraject te volgen in vergelijking met de andere instroomposities. Personen die een leefloon ontvingen en personen die arbeidsongeschikt waren, hebben ook een grotere kans om na een aanwerving in een loontrekkende job opnieuw terug te vallen op een leefloon of arbeidsongeschikt te worden in vergelijking met personen die voordien al aan het werk waren.