Webinar EPC NR 26 september 2024
Op 26 september 2024 organiseerde het VEKA een webinar over het EPC NR voor de energiedeskundigen type D. Deze keer met o.a. de veelgemaakte fouten.
Herlees de presentatieslides
Gestelde vragen tijdens het webinar
Label
Momenteel staat in het Energiebesluit enkel dat er in 2030 (2028 voor publieke gebouwen en overheidsgebouwen) label E gehaald moet worden. De volgende stappen, en dus het pad richting label A, moeten dus nog vastgelegd worden in het Energiebesluit. We vermoeden dat de volgende Vlaamse Regering hier spoedig werk van zal maken.
Energiekaart
Het is inderdaad de bedoeling om de mogelijkheden op de energiekaart in de toekomst nog uit te breiden, zodat deze makkelijker gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld benchmarking. In afwachting hiervan zullen we binnenkort echter al de energiescore publiceren waaronder de top 15% zich situeert.
Software
Indien u stoom bedoelt als warmtetransportmedium voor een installatie (energiescore) dan kan u hier gewoon voor ‘water’ kiezen. Er wordt geen verschil gemaakt tussen stoom en water voor de verdeling van warmte.
Indien u stoom bedoelt als inkomende stroom is dit doorgaans via een warmtenet dat de stoom geleverd wordt (systeem van externe warmtelevering), u geeft dit dan ook zo in. Bij een warmtenet wordt er geen onderscheid gemaakt of de warmte nu in de vorm van water of stoom wordt geleverd.
Tot slot kan er ook restwarmte gerecupereerd worden uit stoom voor een proces op de site. Hier maakt het terug niet uit of dit onder de vorm van stoom of water gebeurt. U moet alleen nagaan of de warmte effectief gezien kan worden als restwarmte.
We krijgen zo goed als nooit opmerkingen over het gebrek aan overzicht in de software. Het is ook zeker niet de bedoeling om op korte termijn de opbouw van de software zelf helemaal te wijzigen. Als u de lettergrootte te groot vindt, kan u ook steeds uitzoomen, zodat deze verkleinen.
Bestemming
Er dient steeds rekening gehouden te worden met de feitelijke situatie. Als de hal nu als kantoor ingericht is, dan dient hiervoor een EPC opgemaakt te worden.
Er dient steeds rekening gehouden te worden met de feitelijke situatie. Als de hal nu als kantoor ingericht is, dan dient hiervoor een EPC opgemaakt te worden. Het is steeds de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het EPC te laten opmaken.
Invoeren van installaties
U moet sowieso al de aanwezige opwekkers wel invoeren in de software, ook al zijn ze niet gekoppeld aan een installatie.
U dient steeds alle opwekkers individueel in te voeren. Enkel indien het aantal opwekkers het maximale aantal in de software (momenteel 100) overschrijdt mag u gelijkaardige opwekkers samennemen.
Dit geval wordt vermeld in het inspectieprotocol (IV.2.5). Het is bij inspectie inderdaad niet altijd mogelijk om vast te stellen welke ruimten door welk verwarmingssysteem worden bediend. In een dergelijke situatie moet de energiedeskundige de ruimten in eenzelfde “cluster van verwarmde ruimten” groeperen, ongeacht of deze ruimten al dan niet aangrenzend zijn. Aan deze ruimtecluster worden dan alle installaties gekoppeld die deze betreffende cluster bedienen. U geeft dus alle opwekkers apart in (één voor elke buitenunit) en koppelt deze vervolgens aan een cluster voor alle ruimtes samen die bediend worden door binnenunits.
Indien alle ketels samen dit net bedienen en het gaat om gewone warmteafname (dus geen restwarmterecuperatie), geeft u alles ketels samen in, deze vormen immers samen één installatie waaraan de eenheid is gekoppeld.
Injectie PV
Dit lijkt ons alvast een situatie die maar zelden voorkomt. Als u dit in een werkelijke case tegenkomt, kan u ons contacteren via veka@vlaanderen.be(opent in uw e-mail applicatie)
U mag enkel meetgegevens gebruiken wanneer de meters voldoen aan de kwaliteitseisen, zoals beschreven in het inspectieprotocol (zie ook de EPC-pedia). Wanneer u kan aantonen dat de meter voldoet aan de eisen en dat de app de metingen exact weergeeft (bv zonder afrondingen) dan mogen deze meetgegevens gebruikt worden.
Deze productie kan ingegeven worden. Voor deze meetperiode zal de waarde aan hernieuwbaar energiegebruik dan lager zijn dan bij een volgende volledige meetperiode. Dit zorgt dus voor een onderschatting van het energielabel, wat toegelaten is. De meetperiode voor de PV-installatie is dezelfde als de andere metingen: voor installatie van de PV-panelen is de meting 0, vanaf de installatie is deze de waarde die gemeten wordt vanaf de plaatsing tot einde van de meetperiode. U moet dan wel duidelijk te vermelden op het EPC en bij de meter dat deze pas later geplaatst werd
Als u niet kan meten hoeveel hernieuwbare elektriciteit of groene warmte het betreffende kantoor binnenkomt, kan u deze niet meenemen in het energielabel van dat kantoor. In dit geval is het echter aangewezen om de kantoren allemaal samen te nemen in één opdracht, en dus ook het energielabel te bepalen voor het gebouw als geheel. Op die manier vermijdt u het plaatsen van veel tussenmeters. Er is dan wel een volmacht van de verschillende eigenaars nodig.
Meters / Metingen
Dit is inderdaad een terechte opmerking. We werken hieraan en op termijn zal het inderdaad mogelijk zijn om die verbruiken rechtstreeks in te laden.
De verbruiken dienen jaarlijks opgenomen te worden. Deze zullen binnenkort in de gebouwenpas kunnen ingevoerd worden, maar tot dan mag de eigenaar of gebouwbeheerder gewoon zelf bijhouden. Ze hoeven alvast niet ingegeven te worden in het EPC. U kan deze data bij de hernieuwing van het EPC dan aan de energiedeskundige overmaken.
De jaarlijkse registratie van de meterstanden hoeft niet door een deskundige te gebeuren. Dat mag ook door de eigenaar of gebruiker gebeuren.
Bij bv. nutsmeters die niet ter plaatse uitgelezen kunnen worden, is vaak alleen het energiegebruik over de meetperiode bekend en niet de begin- en eindmeterstand. In dit geval geeft u als beginmeterstand 0 kWh en als eindmeterstand het energiegebruik over de meetperiode. Als opmerking bij de meter voegt u toe dat de meterstanden niet uitgelezen kunnen worden.
Indien u het energiegebruik over de meetperiode heeft én de meterstand kan aflezen bij het einde van de meetperiode, geeft u als eindmeterstand de afgelezen meterstand in en berekent u de beginmeterstand als eindmeterstand – energiegebruik over de meetperiode.
Indien er geen meetgegevens zijn voor een verplichte meting en geen facturen om het energiegebruik te staven, maar de eindmeterstand kan wel uitgelezen worden, gaat u als volgt te werk. U geeft aan dat de minimaal verplichte metingen niet beschikbaar zijn. Vervolgens geeft u de meter in en als begin – en eindmeterstand geeft u de afgelezen eindmeterstand in. Dit heeft geen effect op de berekening maar kan bij de hernieuwing van het EPC wel nuttige informatie zijn voor de energiedeskundige.
Ja, dit mag. De energiedeskundige dient wel te evalueren of de meetgegevens realistisch zijn.
U dient voor elke aanwezige meter te controleren of deze voldoet aan de eisen voor meetnauwkeurigheid. Gebouwbeheersystemen zijn vaak gekeurd volgens de normen en dit is meestal terug te vinden op de technische fiche. Op de EPC-pedia staat meer informatie met betrekking tot het evalueren van de meetnauwkeurigheid van de verschillende meters.
Het stookoliegebruik kan niet ingegeven worden als inkomende stroom, maar kan wel ingegeven worden bij de opwekker (Opwekker bevat meetpunt(en) voor het energielabel). U voert daar de meting in. Het label zal dus niet meteen onbepaald zijn wanneer er een stookolieketel aanwezig is, zolang het stookolieverbruik maar opgemeten is.
Er dienen dan 2 opwekkers aangemaakt te worden, 1 met laag calorisch gas en 1 met hoog calorisch gas waarbij er dan de juiste meterstanden bij de desbetreffende opwekker kan toegevoegd worden. Na overschakeling zal er voor de toekomstige meetperiodes enkel bij de ketel hoog calorisch gas waarden ingevuld worden.
Indien de klant voorgaande jaarverbruiken heeft, mogen deze inderdaad ingegeven worden op voorwaarde dat er gecontroleerd wordt dat dit ‘realistische’ verbruiken zijn (zie ook de EPC-pedia).
Dit kan wel degelijk, en we raden dit ook ten stelligste aan. Wanneer meerdere gebouwen aanwezig zijn op één site mag u deze bundelen in een opdracht. U dient wel elke gebouweenheid individueel in te voeren voor de berekening van de energiescore, maar het energielabel wordt dan gemeenschappelijk bepaald.
U kan de opdracht dan dupliceren, de nieuwe metingen invoeren, en het EPC opnieuw indienen. Het vorige EPC wordt dan overschreven, maar gaat niet verloren. In de evolutietabel zal het vorige label wel zichtbaar blijven.
Indien de meetgegevens zowel van het energiegebruik niet-hernieuwbaar als hernieuwbaar, de volledige site beslaan, dan dienen de industriële gebouwen mee ingevoerd te worden. Deze dienen wel aangeduid te worden als ‘Andere dan niet-residentieel’, zodat hiervoor geen certificaat aangemaakt wordt.
Dit is een goede suggestie. De EPBD databank is momenteel wel eerder voor EPB bedoeld, maar we zullen met de sector eens bekijken of het mogelijk is om ook de prestaties van energiemeters gestructureerd kenbaar te maken.
Wanneer de meetperioden niet overeenkomen mag u de metingen niet ingeven. Indien daardoor niet alle minstens noodzakelijke metingen beschikbaar zijn zal het label onbepaald zijn. Zie ook de EPC-pedia.
De uiterste deadline is 31/12/2025. We zijn momenteel bezig met de GBS-verplichting in detail uit te werken. We communiceren zo snel mogelijk hierover zodat alle betrokkenen voldoende tijd hebben om hieraan te voldoen.
Indien de meterstand niet ter plaatse kan afgelezen worden mag deze ook op afstand afgelezen worden. Indien een nutsmeter mag dit ook met facturen gestaafd worden.
U geeft steeds een representatieve foto in. Dit kan bijvoorbeeld de buitenkant zijn van een afgesloten meterlokaal of hoogspanningscabine. Indien dit echt niet mogelijk is, kan u ook een dummy afbeelding toevoegen. Zie wat meer info en een voorbeeld op de EPC-pedia.
Bepalen clusters
Het bruto vloeroppervlak (totaal van alle verdiepingen) moet ingegeven worden bij de algemene gegevens van het gebouw. Begrenzingen (vloer, kelder,,..) worden ingevoerd op niveau van de schildelen, waarbij enkel de schildelen rondom het beschermd volume ingegeven worden. U beschouwt dus enkel de vloer op volle grond, de vloer naar de buitenomgeving of de vloer boven een aangrenzende onverwarmde ruimte. De overige vloeren zijn ‘vloeren binnen het beschermd volume’ en moeten dus niet ingevoerd worden. Enkel wanneer er meerdere gebouweenheden aanwezig zijn kunnen er begrenzingen AVR aangeduid worden.
Indeling in gebouweenheden/gebouwafbakening
Wanneer de werkelijkheid niet overeenkomt met het gebouwenregister dient u steeds het VEKA te contacteren om dit te laten aanpassen.
Inderdaad, wanneer de werkelijkheid niet overeenkomt met het gebouwenregister dient u steeds het VEKA te contacteren om dit te laten aanpassen.
Gemeentes zien gebouweenheden en adressen inderdaad nog vaak als gekoppeld. Dit is echter niet het geval, Digitaal Vlaanderen zal de gemeentes hierover ook informeren. Eén gebouweenheid kan meerdere adressen bevatten, nood aan adressen is geen reden om de indeling in gebouweenheden aan te passen. De definitie van gebouweenheid staat immers los van adressering.
Eventuele afwijkingen voor onroerende erfgoed op de label-eis zullen samen met het label-pad vastgelegd worden. Voor de eerstkomende label-eis, label E tegen 2028/2030, zijn er geen afwijkingen voor onroerend erfgoed voorzien.
EPB vertrekt inderdaad niet strikt van de definitie van gebouweenheid in het gebouwenregister. We zijn het met u eens dat dit niet ideaal is. Er loopt dan ook een project binnen het VEKA om na te gaan hoe EPB (niet-residentieel) en EPC NR beter op mekaar afgestemd kunnen worden.
Er bestaat een groot scala aan assistentiewoningen, gaande van appartementen met bijkomende ondersteuning/functionaliteiten tot woningen waar de bewoners alleen kunnen verblijven door de aanwezige zorg die dagelijks voorzien wordt. Sommige assistentiewoningen zijn dus eerder residentieel (woonfunctie overheerst) en anderen niet-residentieel (zorg overheerst).
Voor assistentiewoningen wordt de grens tussen residentieel en niet-residentieel getrokken op basis van het al dan niet erkend zijn van de zorginstelling die deze beheert, zoals ook vermeld op onze website. In het geval van een erkende zorginstelling overheerst immers de zorgfunctie op de woonfunctie, de bewoners wonen er alleen maar omdat de zorg aanwezig is. Dit is een standpunt dat tot stand kwam in overleg met VIPA en ook al sinds begin 2023 wordt gecommuniceerd en aangehouden.
Ja, assistentiewoningen zullen bijna altijd aparte gebouweenheden zijn. Wanneer dit niet overeenkomt met hoe dit in het gebouwenregister staat, moet u een aanvraag tot aanpassing indienen bij VEKA.
Het is mogelijk dat voorheen de assistentiewoningen niet beschouwd werden als aparte gebouweenheden. Met de aanpassing van de definitie zullen assistentiewoningen bijna altijd aparte gebouweenheden zijn.
Dat klopt, de verdeling in gebouwen en gebouweenheden representeert steeds de werkelijke situatie. Verschillende eigenaars, verschillende huurders of verschillende bestemmingen hebben hier geen invloed op.
Zie vorige vraag.
Combinatie industrie en NR
Praktijkgebouwen van scholen kunnen inderdaad onder industrie vallen, als ze een industrieel karakter hebben, zoals bouwhallen.
Als het gaat om één gebouweenheid, waarvan meer dan 70% van de bruikbare vloeroppervlakte industrie is, is hiervoor op dit moment geen EPC NR noodzakelijk.
Merk op: Voor grote gebouwdelen in combinatie met industrie zal de wetgeving mogelijks veranderen op 1 januari 2025 waardoor deze klaslokalen wel onder de EPC-plicht zouden kunnen vallen. We raden dus aan voor dergelijke gebouwen nog even te wachten of, in geval van twijfel, het VEKA te contacteren.
We adviseren om nog even te wachten. Van zodra het ministerieel besluit ondertekend is, zullen we het inspectieprotocol 2025 publiceren, en hebt u uitsluitsel over de te volgen weg.
Het is inderdaad de bedoeling om deze wijziging vanaf 1 januari 2025 te laten ingaan. Let wel, het gaat hier niet echt om een fundamentele wijziging. Integendeel, het is een maatregel die moet vermijden dat grote gebouwdelen met een niet-residentiële bestemming buiten het toepassingsgebied zouden vallen, enkel door een gewijzigde definitie van gebouweenheid. Dus als u logischerwijze een bestemming niet-residentieel verwacht, zal dat ook zo zijn. En dan zijn inderdaad zowel de EPC NR plicht als de renovatieverplichting van toepassing.
Aangezien er een doorgang is tussen het kantoorgedeelte en de industrie vormen deze samen één gebouweenheid. Op dit moment is dus geen EPC NR nodig.
Merk op: Voor grote gebouwdelen in combinatie met industrie zal de wetgeving mogelijks veranderen op 1 januari 2025 waardoor deze kantoren wel onder de EPC-plicht zouden kunnen vallen. We raden dus aan voor dergelijke gebouwen nog even te wachten of, in geval van twijfel, het VEKA te contacteren.
Algemeen
Dat is een goede suggestie, we brengen dit snel in orde.
Er werd een nieuwe aanbesteding opgesteld voor het centraal examen voor zowel energiedeskundige type A als D. We hopen zo snel mogelijk de data voor 2025 bekend te kunnen maken. Het is in elk geval de bedoeling ook in 2025 voldoende examens te organiseren om aan de vraag te voldoen.
We plannen een communicatiecampagne dit najaar om zoveel mogelijk betrokkenen te bereiken die aan de EPC-plicht moeten voldoen. Parallel gebeuren er ook controles op de aanwezigheid van het EPC NR. Indien uit zo’n controle blijkt dat het EPC NR niet aanwezig is, wordt een boete opgelegd tussen de 500 en de 5000 euro. Er is hierbij geen onderscheid tussen publieke of private gebouwen.
De boete dient dan verdeeld te worden over de verschillende eigenaars.
Blijf op de hoogte
Schrijf u in op de EPC-nieuwsbrief