• Tijdens de visuele inspectie wordt uitgegaan van visuele vaststellingen (zien).
• Als ook andere vaststellingen (horen, ruiken, voelen) worden aanvaard, zijn deze uitdrukkelijk vermeld in het inspectieprotocol.
• Voorbeelden niet aanvaarde niet visuele vaststellingen:
  • aanwezigheid van isolatie afleiden op basis van het doorveren van een plat dak
  • aanwezigheid van een luchtlaag afleiden op basis van een ‘hol’ geluid bij het kloppen op een muur.
• Voorbeelden wel aanvaarde niet visuele vaststellingen:
  • voelen van de isolatiedikte van een harde isolatieplaat met een priem in een kleine opening in de muur
  • voelen van een waarneembare warmte aan de vloer tijdens het stookseizoen → uitgaan van vloerverwarming in deze ruimte.

• Als vermoed wordt dat een bepaald materiaal of deel van een installatie geplaatst werd, maar dit niet kan worden vastgesteld of aangetoond, biedt destructief onderzoek soms een oplossing. Bijvoorbeeld
  • uitnemen van inbouwspot in het het plafond
  • boren van een gaatje in een voeg van het metselwerk
• Destructief onderzoek is niet verplicht. De energiedeskundige is ook niet verplicht om dit (destructief) onderzoek zelf uit te voeren.
• Vaststellingen uit destructief onderzoek mogen enkel worden gebruikt als de energiedeskundige de eigenschappen ter plaatse vaststelt of op basis van ontegensprekelijke detail- en overzichtsfoto’s.

Het bewijsstuk vermeldt:

• auteur
• handtekening (als dit uitdrukkelijk vermeld wordt in het inspectieprotocol)
• datum (tenzij uitdrukkelijk vermeld wordt in het inspectieprotocol dat dit geen voorwaarde is).

Het bewijsstuk vermeldt het volledige adres (gemeente, straatnaam en huisnummer) en/of het kadastraal nummer van de betreffende eenheid of het appartementsgebouw.

• De plaats van uitvoering kan onder meer afgeleid worden op basis van:
  • vermelding van de plaats in het bewijsstuk zoals isolatie in het hellend dak, dakisolatie, spouwmuurisolatie, vloerisolatie…
  • merk en type van het materiaal
  • visuele vaststellingen zoals de vaststelling van het materiaal of boorgaten voor het inblazen van spouwmuurisolatie
  • grootteorde van de in het bewijsstuk vermelde oppervlakte en de werkelijke oppervlakte.
• De vermelding van enkel de prijs van het materiaal kan geen uitsluitsel geven over de oppervlakte en de plaats van uitvoering.
• Bij twijfel over de plaats van uitvoering kan de informatie niet gebruikt worden en is verder (destructief) onderzoek aangewezen.

• Referentiejaar bouw
  Het bouwjaar wordt opgevraagd bij de eigenaar, gemeente, via Woningpas, kadastraal uittreksel, notariële akte, stedenbouwkundige of omgevingsvergunning,.. Zo nodig wordt teruggerekend naar het referentiejaar bouw conform de bepalingen van het inspectieprotocol
  Raadpleeg de werkwijze en voorbeelden hoe het referentiejaar bouw kan bepaald worden.
• Gedeclareerde lambda- of R-waarde isolatiemateriaal
  Als het merk en type van een isolatiemateriaal gekend zijn uit een aanvaard bewijsstuk, moeten de eigenschappen hiervan opgezocht worden op de website van de fabrikant of een aanvaarde bron (EPBD(opent in nieuw venster), ATG(opent in nieuw venster)...)
• U- en g-waarde van beglazing
  Met de gegevens uit de afstandshouder (en de breedte van de luchtspouw) worden de U- en g-waarde opgezocht op de website van de fabrikant of op de website van het Verbond van de Glasindustrie(opent in nieuw venster).
• Testrendement bij 30% deellast van een verwarmingsketel
  Met het merk, type (eventueel serienummer) en referentiejaar fabricage wordt het testrendement opgezocht op de website van de fabrikant.
• Energie-efficiëntieklasse (en capaciteitsprofiel) van een opwekker voor ruimteverwarming of sanitair warm water
  Met het merk, type, referentiejaar fabricage (en inhoud) wordt de energie-efficiëntieklasse (en capaciteitsprofiel) opgezocht in het energielabel, de productkaart of op de website van de fabrikant.

• Een onrealistische waarde uit de EPB-aangifte mag niet overgenomen worden.
  • Voorbeeld
    Een EPB-aangifte bevat voor de U-waarde van een hellend dak ‘0,0040 W/m²K’.
    Er werd vermoedelijk een fout gemaakt bij de invoer van de fracties hout en isolatie van de niet-homogene laag. Deze onrealistische waarde mag niet worden overgenomen.
    De energiedeskundige wordt vanwege de opleiding, permanente vorming en
    werkervaring geacht onrealistische waarden te herkennen.
• Een waarde die niet kan gelinkt worden aan een schildeel, mag niet worden overgenomen.
  • Voorbeeld
    Een EPB-aangifte bevat U-waarden van verschillende muren die alle ‘wand 1’ heten. De wanden hebben een verschillende U-waarde. Er kan niet met zekerheid afgeleid worden met welke muren deze ‘wanden 1’ overeenstemmen. De U-waarden mogen niet worden overgenomen.
    Wil men een waarde van een schildeel uit een EPB-aangifte overnemen, dan mag er geen twijfel bestaan over de link met de plaats van uitvoering in de wooneenheid (zie Inspectieprotocol deel II).

Methodiek

Als de berekening van een invoergegeven sinds de opmaak van het vroegere EPC wijzigingen in de methodiek heeft ondergaan, mag het invoergegeven niet worden overgenomen.

De energiedeskundige wordt verondersteld te weten welke wijzigingen in de methodiek zijn doorgevoerd, dankzij de permanente vorming en de informatie op de website voor energiedeskundige type A.

Daarnaast moet er altijd ter plaatse worden nagegaan of de informatie uit de bewijsstukken (waaronder het eerder ingediend EPC) nog overeenstemt met de werkelijke situatie (zie Inspectieprotocol deel II).

• Voorbeeld referentiejaar bouw, renovatie en fabricage
  Sinds 01/07/2017 werd de berekeningsmethode herzien. Het type bewijsstuk bepaalt het aantal jaren dat men moet terugtellen. De bewijsstukken worden in 2 categorieën opgedeeld, terwijl er in 2013 nog gerekend werd met 5 categorieën.
  Deze vereenvoudiging betekent echter dat referentiejaren niet mogen overgenomen worden uit een EPC opgemaakt t/m 30/06/2017.
  Aan de hand van bewijsstukken kan men de referentiejaren opnieuw bepalen.
• Voorbeeld beschermde volume van de ruimteverwarmingsclusters
  Sinds 01/01/2019 is de bepaling van de installaties gewijzigd met als gevolg dat ook het beschermde volume van de ruimteverwarmingsclusters is veranderd.
  Bij 1 opwekker en 1 afgiftesysteem zal er geen wijziging zijn. Vanaf meerdere opwekkers of afgiftesystemen kunnen de beschermde volumes niet meer worden overgenomen, aangezien de installaties en bijbehorende verwarmde ruimteclusters anders bepaald worden.

Aanbevelingen

Mogen invoergegevens worden afgeleid uit de aanbevelingen van een (oud) EPC?
Bijvoorbeeld: mag op basis van de aanbeveling ‘plaats extra isolatie … ’ de aanwezigheid van isolatie worden afgeleid?

Neen, enkel de invoergegevens van een EPC mogen worden gebruikt als bewijsstuk.

Een eerder opgemaakt EPC van een appartement of kleine niet-residentiële eenheid gelegen in het gebouw mag niet worden gebruikt om een EPC GD op te maken.

• Er mogen dus geen invoergegevens (vb. over dakisolatie) uit de tabel met invoergegevens van een appartement worden overgenomen om een EPC GD op te maken.
• Het is evenmin toegelaten om invoergegevens op basis van de aanbevelingen op een EPC af te leiden. Uit de aanbeveling over een geïsoleerd dak mag dus niet worden afgeleid dat ‘isolatie aanwezig’ is.
• Omgekeerd mag er uit de aanbeveling dat het dak niet of matig geïsoleerd is evenmin worden afgeleid dat ‘isolatie afwezig’ is.

Het is wel toegelaten om een EPB-aangifte van een appartement te gebruiken voor de opmaak van het EPC Gemeenschappelijke Delen waarvan het appartement deel uitmaakt.

• Een EPB-aangifte bevat as-built informatie over de omhullende schildelen van het gebouw en ook over de schildelen in het gebouw, zoals de vloeren tussen de appartementen en de muren van de gemeenschappelijke circulatieruimten.
• Hierbij is het van belang dat de EPB-verslaggever de schildelen in de EPB-aangifte eenduidig benoemt, zodat duidelijk is welk schildeel (vloer, muur,..) bedoeld wordt en de bijhorende U-waarde correct kan overgenomen worden in het EPC Gemeenschappelijke Delen.
• Als er echter geen eenduidige link is met de gebouwschil of de gebouweenheid, mogen er geen gegevens overgenomen worden.

Waarom wordt de EPB-aangifte van een appartement wel aanvaard en een eerder opgemaakt EPC niet?

• De EPB-aangiftes voor alle eenheden in het gebouw worden (in de meeste gevallen) opgemaakt door dezelfde EPB-verslaggever op basis van hetzelfde as-builtdossier.
• EPC’s van appartementen zijn vaak opgemaakt door verschillende energiedeskundigen in opdracht van verschillende eigenaars, die niet altijd over alle nodige bewijsstukken beschikken. Gezien het belang van een correct opgemaakt EPC Gemeenschappelijke Delen, is er daarom beslist om een EPC van een eenheid niet te aanvaarden als bewijsstuk.