Situatie

Een vrijstaand poolhouse heeft geen eigen sanitaire voorzieningen en maakt hiervoor gebruik van de voorzieningen van de woning op hetzelfde perceel.

Is dit een aparte gebouweenheid?

Besluit

• Het poolhouse heeft geen eigen voorzieningen en is dus niet functioneel zelfstandig en vormt dan ook geen aparte gebouweenheid.

Situatie

Een site met 2 vrijstaande gebouwen. Het ene gebouw omvat een bakkerij. Het andere gebouw wordt als opslagruimte van de bakkerij gebruikt.

Besluit

• Deze opslagruimte is dienstbaar aan de bakkerij, en is zo dus functie ondersteunend en vormt bijgevolg geen aparte gebouweenheid.
• Als dit gebouw echter gebruikt zou worden als (zelfstandig functionerende) winkelruimte van de bakkerij, dan vormt dit wel een aparte gebouweenheid.

Situatie

In een gesloten bebouwing bevindt zich op het gelijkvloers een winkel en op de eerste verdieping een appartement. Het appartement is enkel bereikbaar via de winkel (door doorheen de winkel te gaan).

Hoeveel EPC’s moeten er opgemaakt worden?

Besluit

• Het appartement heeft dus geen eigen toegang. De winkel en het appartement vormen dus samen één gebouweenheid, waarvoor één EPC wordt opgesteld.
• Welk EPC moet opgesteld worden, wordt bepaald door de hoofdbestemming van de gebouweenheid.

Situatie

• Een gebouweenheid heeft een woongedeelte en een consultatieruimte van een dokterspraktijk.
• De woongedeeltes beslaan 200 m² en de consultatieruimte en wachtzaal beslaan 50 m².

Wat is de hoofdbestemming van de eenheid?

Besluit

• Het deel residentieel (woongedeelte) is groter dan het deel niet-residentieel (consultatieruimte en wachtzaal).
• De hoofdbestemming van deze eenheid is dus residentieel.

Situatie

Een gebouw met een frituur op gelijkvloers (70 m²) en een verblijfsruimte (40 m²) op verdieping die niet beschikt over een aparte keuken (de keuken van de frituur wordt gebruikt).

Besluit

• De woning is niet functioneel zelfstandig en vormt dus geen aparte gebouweenheid.
• Gezien de oppervlakte van de frituur (= niet-residentiële bestemming) groter is dan de oppervlakte van de verblijfsruimte (= residentiële bestemming) is de hoofdbestemming van de eenheid niet-residentieel.
• Voor het gehele gebouw moet een EPC Klein Niet-Residentieel (EPC kNR) of een EPC Niet-Residentieel (EPC NR) opgemaakt worden.

Situatie

Een gebouweenheid bevat een kantoorgedeelte en een magazijn. Het magazijn beslaat 65% van de bruikbare vloeroppervlakte.

Besluit

• Omdat de oppervlakte van de industriële bestemming (= magazijn) minder dan 70% bedraagt van de totale bruto vloeroppervlakte, is de hoofdbestemming bepaald door de kantooractiviteit (= niet-residentieel).

Situatie

• Een gebouw bevat een winkel en een studio die alleen te bereiken is via de winkel.
• Aan dit gebouw is slechts één gebouweenheid-ID toegekend door het gebouwenregister, aangezien de studio geen eigen, afsluitbare toegang heeft en dus geen wooneenheid is.
• De winkel heeft een oppervlakte van 300 m². De wooneenheid heeft een oppervlakte van 120 m².

Besluit

• De hoofdbestemming van de gebouweenheid is niet-residentieel (300 m² > 120 m²).

Is dit een kNR?

• De totale bruikbare vloeroppervlakte van de gebouweenheid bedraagt 420 m² < 500 m². Het hele gebouw is dus een kleine niet-residentiële eenheid.
• Vanaf 2023 heeft men de keuze om ofwel een EPC NR ofwel een EPC kNR te laten opmaken.