Leidinglengte van een tapleiding
Er zijn verschillende opties om de leidinglengte van een tapleiding te bepalen.
Principe
Onder de leidinglengte van een tapleiding wordt verstaan:
- als er geen (gedeelde) of is: de lengte van de leiding vanaf het aansluitpunt aan de opwekker tot het tappunt
- als er een (gedeelde) circulatieleiding of combilus is: de lengte van de leiding vanaf het aftakpunt van de circulatieleiding of combilus tot het tappunt.
Er zijn 2 opties om deze leidinglengte te bepalen. U mag steeds voor elk individueel tappunt kiezen welke optie u toepast om de leidinglengte te bepalen. Indien de leidinglengte niet gekend is, wordt een waarde bij ontstentenis gebruikt.
Optie 1: optellen van horizontale en verticale afstanden
Deze optie wordt in de praktijk het meeste toegepast. De leidinglengte wordt bepaald door de som van de kortste afstanden horizontaal en verticaal tussen het aansluitpunt van de opwekker (of het aftakpunt van de circulatieleiding) en het vloermidden van de ruimte waarin het tappunt zich bevindt.
U gaat als volgt te werk:
- meet eerst de verticale afstand naar boven of beneden vanaf de opwekker tot in de vloeropbouw van het niveau waarop het tappunt zich bevindt
- meet vanaf dat bekomen punt horizontaal de kortste lengte (schuin gemeten en niet noodzakelijk doorheen deuropeningen) tot het vloermidden van de ruimte waar het tappunt zich bevindt
- de leidinglengte bepaalt u dan als de som van deze horizontale en verticale afstanden.
In het voorbeeld bepaalt u de leidinglengten als volgt:
- leidinglengte keukenaanrecht = lengte 1a + lengte 1b
- leidinglengte bad = lengte 2a + lengte 2b
- leidinglengte douche = lengte 3a + lengte 3b
Optie 2: opmeten van de reële leidinglengte
Voor deze optie moet u effectief het leidingtracé opmeten tussen het aansluitpunt van de opwekker (of het aftakpunt van de circulatieleiding) en het tappunt. U maakt de som van alle verticale en horizontale delen, zoals het tracé is uitgevoerd, inclusief gemaakte bochten, doorheen deuropeningen, ….