Gedaan met laden. U bevindt zich op: Combilus: invloedsfactoren combilusrendement (voor bouwaanvragen van 01-01-2017 t.e.m. 31-12-2018) Combilus: invloedsfactoren combilusrendement (huidig)

Combilus: invloedsfactoren combilusrendement (voor bouwaanvragen van 01-01-2017 t.e.m. 31-12-2018)

Geldig voor bouwaanvragen van 01.01.2017 tot 31.12.2018 Bekijk tijdslijn

Deze pagina beschrijft welke verliezen er allemaal plaatsvinden bij een combilussysteem.

Verliezen in de combilus

Bij de bepaling van het rendement van de wordt rekening gehouden met de volgende verliezen van de combilus:

  • opslagverliezen in de opslagvaten: dit voor zowel gemeenschappelijke als individuele opslagvaten van de verschillende aangesloten EPB-eenheden
  • verliezen in de afleversets (doorstroomwarmtewisselaars)
  • verliezen van de circulatieleidingen en de leiding tussen de combilus en de gemeenschappelijke warmte-opwekker. Bij deze laatste kan eventueel nog een gemeenschappelijk opslagvat aanwezig zijn.

Bij de berekening van de verliezen van de combilus wordt rekening gehouden met een minimale watertemperatuur van 60 °C in de combilus. Innovatieve systemen die op een intelligente manier een lagere gemiddelde watertemperatuur in de combilus garanderen, kunnen behandeld worden via het principe van gelijkwaardigheid. Dit geldt niet voor de volgende systemen (zie ook bij ‘Effect van sturing’ hieronder):

  • systemen met een eenvoudige thermostaatregeling
  • systemen zonder lokale opslag van warm tapwater en met centrale debietssturing ter hoogte van de opwekker of met lokale debietssturing ter hoogte van elk onderstation
  • systemen met lokale opslag van warm tapwater en met of zonder debietssturing, centraal ter hoogte van de opwekker of lokaal ter hoogte van elk onderstation.

Isolatiekwaliteit

De kwaliteit van uitvoering van de isolatie van de combilus wordt ingerekend met een factor (finsul) waarmee de leidingsverliezen worden vermenigvuldigd. Deze factor kan 3 waarden aannemen: 2 (‘niveau 1’), 1,3 (‘niveau 2’) en 1,1 (‘niveau 3’), afhankelijk van de werkelijke isolatie van installatieknopen (bochten, beugels, aftakkingen, kranen en pompen). Hierbij stelt niveau 3 de beste isolatiekwaliteit voor en geeft het laagste E-peil.

Tappunten buiten het EPB-plichtige volume

In sommige gevallen worden nieuwe EPB-eenheden aangesloten op een bestaand combilussysteem. Bijvoorbeeld: bij de uitbreiding van een appartementsgebouw of een ziekenhuis. In dit geval hebben de tappunten van het bestaande deel een effect op het rendement van de combilus. Het is mogelijk om rekening te houden met de volgende tappunten buiten het EPB-plichtige volume die aangesloten zijn op de combilus:

  • douches, baden en keukenaanrechten, gelegen in EPW- of
  • andere tappunten, gelegen in EPN-eenheden
  • tappunten gelegen in wooneenheden die geen zijn. Hun aandeel in het rendement wordt op een forfaitaire manier ingerekend, zonder rekening te houden met het type en aantal tappunten. Dat gebeurt in functie van het volume van deze wooneenheden
  • douches, baden en keukenaanrechten die zich in een gebouw met niet-residentiële en niet-industriële bevinden en die geen deel uitmaken van een EPN-eenheid. Hun aandeel in het rendement wordt op een forfaitaire manier ingerekend, waarbij wel het aantal douches, baden en keukenaanrechten moet worden aangeduid.

Effect van sturing

Voor de bepaling van de verliezen in de combilus wordt er steeds uitgegaan van een watertemperatuur van 60 °C. In sommige combilussystemen kan de gemiddelde temperatuur beperkt worden door het toepassen van een sturing.

Het effect van deze sturing wordt ingerekend door een factor fctrl die wordt vermenigvuldigd met de leidingsverliezen. Deze factor is bij ontstentenis 1,05 en varieert bij debietsturing bij lokale opslag van warm tapwater tussen 0,8 en 1,05.

De waarde van deze factor wordt beïnvloed door:

  • aan- of afwezigheid van lokale opslag van warm tapwater
  • aan- of afwezigheid van debietssturing: hieronder wordt een automatische debietregelaar bedoeld. In combinatie met intelligent gestuurde onderstations zorgt dit er voor dat de retourleiding en vaak ook de doorstroomwarmtewisselaars niet op temperatuur worden gehouden. Wat de verliezen in de combilus verlaagt. Debietssturing door middel van een kraan hoort hier niet onder. Er worden twee typese debietsturingen beschouwd:
    • centrale debietssturing ter hoogte van de opwekker
    • decentrale sturing ter hoogte van elk onderstation (satellietboiler).

Bij een goede regeling van de combilus kan het rendement verhogen en dus het E-peil verlagen.