Gedaan met laden. U bevindt zich op: Karakteristieken van vloeren Vloeren
Karakteristieken van vloeren
Geldig voor alle bouwaanvragen
Een vloerplaat kan
- niet-geïsoleerd zijn;
- gelijkmatig geïsoleerd zijn over de gehele oppervlakte of;
- gedeeltelijk geïsoleerd zijn (bijvoorbeeld horizontale of verticale randisolatie).
Vloerkarakteristieken
- De perimeter P of grondomtrek van de vloer is de totale horizontaal gemeten lengte waarlangs de het aaneengesloten vloeroppervlak van deze vloer grenst aan de buitenomgeving, aan de grond of aan een De lengte is gemeten met langs de omtrek van de horizontaal geprojecteerde vloeroppervlakte.
- De totaal aaneengesloten vloeroppervlakte A is de oppervlakte van de vloer of vloeren op volle grond met eenzelfde vloeropbouw en die zich op hetzelfde grondniveau bevinden en tot eenzelfde behoren. Deze oppervlakte is berekend met buitenafmetingen.
- De warmtestroom van een vloer is altijd neerwaarts. Hierdoor is de warmteovergangsweerstand Rsi = 0,17 m²K/W en Rse = 0,04 m²K/W.
- De helling van een vloer bedraagt altijd 180°.
Onderbrekingen ten gevolge van leidingen
Samenstellende lagen van een vloer die onderbroken worden door leidingen (van vloerverwarming, elektriciteit, sanitair warm water, ventilatie en dergelijke) zijn te beschouwen als homogene lagen. Leidingen maken dus geen deel uit van de vloersamenstelling.
Uitbreiding van een gebouw
Bij uitbreiding van een bestaand gebouw komt voor de berekening van de aaneengesloten vloeroppervlakte van de uitbreiding alleen de vloer van het beschermde volume van de uitbreiding zelf in aanmerking.
Uitzondering: de vloeroppervlakte van de uitbreiding mag samengenomen worden met de vloeroppervlakte van het bestaand gebouw als voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden:
- de vloer van de uitbreiding is opgebouwd uit identieke samenstellende lagen qua materiaal en dikte als de vloer van het bestaand gebouw;
- de uitbreiding staat in open maximale open verbinding met het van het bestaand gebouw. Dit betekent dat het bestaand gebouw en de uitbreiding één ruimte vormen door de grootst mogelijke opening, rekening houdend met de kleinste ruimteafmetingen in hoogte en breedte van de met elkaar in verbinding staande ruimten. Deuren, poorten en openingen worden niet beschouwd als een ‘open verbinding’.