Soorten luchtlagen
Naargelang de afmetingen van een luchtlaag en de mate waarin deze geventileerd is, zijn verschillende soorten luchtlagen te onderscheiden.
Gewone luchtlagen
De luchtlaag bevindt zich tussen 2 niet reflecterende oppervlakken en heeft
- een dikte van maximaal 300 mm
- een lengte en breedte die minstens 10 keer groter is dan de dikte van de luchtlaag
- geen contact met de binnenomgeving.
Niet-geventileerde luchtlagen
In een niet-geventileerde luchtlaag is geen enkele externe luchtstroming mogelijk.
Dit kunnen ook luchtlagen zijn in contact met de buitenomgeving, als zij voldoen aan de voorwaarden vermeld in de regelgeving.
Matig geventileerde luchtlagen
In een matig geventileerde luchtlaag is een beperkte luchtstroming uit de buitenomgeving mogelijk.
De totale oppervlakte van de openingen van de luchtlaag met de buitenomgeving
- is voor een verticale luchtlaag (bijvoorbeeld: spouw van een spouwmuur) gelegen tussen 5 en 15 cm² per lopende meter.
- is voor een horizontale luchtlaag (bijvoorbeeld: leidingspouw van een verlaagd plafond) gelegen tussen 5 en 15 cm² per vierkante meter.
Het effect van de luchtcirculatie hangt af van de grootte en de verdeling van de openingen over het oppervlak van de scheidingsconstructie.
Sterk geventileerde luchtlagen
In een sterk geventileerde luchtlaag is het contact van de luchtlaag via opening zo groot dat de luchtlaag als ‘buitenomgeving’ fungeert. Deze laag en de lagen tussen de sterk-geventileerde luchtlaag en de eigenlijke buitenomgeving worden niet meegerekend in de bepaling van de warmteweerstand van de scheidingsconstructie.
Holten en leemten
Luchtlagen of luchtholten kunnen deel uitmaken van een product (bijvoorbeeld: dubbele beglazing of geperforeerde metselstenen). De invloed van de luchtlaag- of holte op het isolerende vermogen van het product wordt dan opgenomen in de productkarakteristiek en moet u niet apart invoeren in de EPB-software.