Mechanische doorboringen met beperkte aangrijpdiepte
Bij lichte wandconstructies, voorzetwanden en daken () zijn vaak panelen toegepast als eindafwerking of tussenlaag. Deze panelen zijn bevestigd in de draagconstructie van de lichte wand of worden doorboord door de bevestigingen van hulpconstructies voor leidingspouwen of dragers van de eindafwerking (bijvoorbeeld: bij lichte gevelbekledingen). Volgens de algemene regel moeten deze bevestigingen ingerekend worden als mechanische doorboring.
Uitzondering voor doorboringen met beperkte aangrijpdiepte
Als de mechanische doorboring aangrijpt in een draagstructuur met een lambdawaarde die niet groter is dan 0,20 W/mK en de mechanische bevestiging niet verder doordringt dan 2/3 van de totale dikte van de isolatielaag waar de draagstructuur deel van uitmaakt, is het niet nodig deze bevestigingen in te rekenen.
Voor geïsoleerde constructies met een houten draagstructuur waarbij de dikte van het dragend regelwerk loodrecht op de warmtestroom minstens 60 mm bedraagt, is er doorgaans voldaan aan de afstand van 1/3 de dikte van de isolatielagen, zoals hierboven getoond.
Zodoende kunt u in de EPB-software meestal ‘neen’ aanvinken voor ‘mechanische bevestiging doorboort de isolatielaag’. Normale bevestigingen aan de draagstructuur gaan immers niet dieper dan een drietal centimeter in de draagstructuur.