Minimaal installatierendement
Voor nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties is de globale energieprestatie van de installaties opgenomen in het E-peil. Daar bovenop, om te stimuleren naar fossielvrij verwarmen, geldt een minimaal installatierendement van 130%.
Voor welke installaties?
Zowel voor de eenheden van woongebouwen als van niet-residentiële gebouwen moet het installatierendement van centrale verwarmingssystemen op de eigen site, met water als afgiftemedium minimaal 130% zijn, bij nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties (IER) met bouwaanvraag vanaf 2025.
Het is bij nieuwbouw en IER daardoor niet meer mogelijk om enkel met ketels op fossiele brandstoffen te verwarmen. Er zal minstens een warmtepomp moeten bijgeplaatst worden.
De eis geldt niet voor:
- warmtenetten
- luchtverwarmingssystemen zoals lucht-luchtwarmtepompen
- plaatselijke opwekkers, zoals kachels.
Rekenmethode
Het installatierendement ηinst,heat van opwekkers voor centrale ruimteverwarming met water als warmtetransporterend fluïdum wordt bepaald via de berekening van het opwekkingsrendement, volgens § 10.2.3 van bijlage V, en omgerekend naar primaire energie.
Eén opwekker
Als er één opwekker voorkomt, komt het installatierendement voor ruimteverwarming overeen met het opwekkingsrendement van die opwekker.:
ηinst, heat, sec i = ηgen,heat, sec i / fp
met
ηgen,heat,sec i | het opwekkingsrendement van de warmteopwekker voor energiesector i, |
fp | de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van de energiedrager van de warmteopwekker: 1 voor gas; 2,5 voor elektriciteit. |
Meerdere opwekkers
Bij meerdere opwekkers voor ruimteverwarming wordt een gewogen gemiddeld installatierendement beschouwd. De weging hangt af van de vermogens van de opwekkers.
ηinst, heat,sec i = ( finst,heat,pref ∙ηgen,heat,sec i, pref / fp,pref ) + SOM ( finst,heat,npref,k ∙ηgen,heat, sec i,npref k / fp,npref k )
met
ηgen,heat,sec i | het opwekkingsrendement van de warmteopwekker voor energiesector i |
fp,pref en fp,npref k | de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van de energiedrager van de preferente en de niet-preferente warmteopwekker: 1 voor gas; 2,5 voor elektriciteit. |
finst,heat,pref | De fractie van het aandeel van de preferente warmteopwekker(s) in de installatie voor ruimteverwarming, zoals bepaald in de tabel hieronder; |
finst,heat,npref k | De fractie van het aandeel van de niet-preferente warmteopwekker(s) k in de installatie voor ruimteverwarming, bepaald in de tabel hieronder; |
ηgen,heat,sec i, pref | het opwekkingsrendement van de preferente warmteopwekker(s)voor energiesector i |
ηgen,heat,sec i, npref k | het opwekkingsrendement van de niet-preferente warmteopwekker(s)k, voor energiesector i |
Er moet gesommeerd worden over alle niet-preferente opwekkers k in de installatie.
Voorbeeld
Beschouw een installatie met twee opwekkers:
- een lucht-waterwarmtepomp met een opwekkingsrendement van 450 % en een nominaal vermogen van 7 kW;
- een ketel met een rendement van 97 % en een vermogen van 28 kW.
Het installatierendement is in dit geval 143 %, namelijk (4,5 * 0,55 / 2,5) + (0,97 * 0,45 / 1) en voldoet daarmee aan de eis. Daarbij is gerekend met de primaire energiefactoren van de energiedragers (2,5 voor elektriciteit en 1 voor gas), en de verhouding van 0,55 tot 0,45 komt uit tabel 52 uit bijlage V.
aandeel van de preferente opwekker in het totaal geïnstalleerd vermogen | finst,pref |
---|---|
0 | 0,00 |
0,1 | 0,30 |
0,2 | 0,55 |
0,3 | 0,75 |
0,4 | 0,85 |
0,5 | 0,95 |
0,6 | 0,98 |
> of = 0,7 | 1,00 |
Meerdere energiesectoren
Bij meerdere energiesectoren met elk een eigen installatie voor ruimteverwarming, wordt een volumegewogen installatierendement beschouwd.
- Als de installatie maar één niet-preferente opwekker bevat, geldt als fractie van de niet-preferente warmteopwekker:
finst,heat,npref k = 1 - finst,heat,pref
- Als de installatie meer dan één niet-preferente opwekker bevat, geldt als fractie van de niet-preferente warmteopwekkers:
finst,heat,npref k = ( 1 - finst, heat,pref∙ ) . ( Pgen, heat, npref k / SOM Pgen, heat, npref k )
met
finst,heat,pref | de fractie van het aandeel van de preferente warmteopwekker(s) in de installatie voor ruimteverwarming |
Pgen,heat,npref k | het totale nominale vermogen van de niet-preferente warmteopwekkers k, in kW. |
Invoer in de software
Voor de berekening van het minimale installatierendement is geen bijkomende invoer nodig. Het opwekkingsrendement wordt immers al berekend voor het E-peil.
Regelgeving
Energiebesluit:
- Artikel 9.1.12/4(opent in nieuw venster): eisen aan technische installaties
- Bijlage V, § 10.6: rekenmethode residentieel
- Bijlage VI, § 7.7: rekenmethode niet-residentieel
- Bijlage V(PDF bestand opent in nieuw venster), § 10.2.3: berekening opwekkingsrendement