Perron zonder hindernissen en breed genoeg.
Om veilig in- en uit te stappen heb je plaats nodig. Zeker als er ook voetgangers en fietsers voorbijkomen.
Er moet een wachtzone of een schuilhuisje zijn, al dan niet met zitplaatsen. En plaats om informatieborden te lezen, ook voor rolstoelgebruikers.
Andere voorzieningen, zoals een fietsenstalling, moeten makkelijk te gebruiken zijn en geen hindernis vormen. Ook groen, zoals struiken en heggen, mogen niet in de weg staan.
Perrondiepte
- Het perron moet minstens 250 cm diep zijn, liefst over de hele lengte.
Rolstoelgebruikers stappen in en uit aan de tweede deur van de bus. Deze dubbele deur is daar breed genoeg voor en heeft een uitklapbare oprijplaat.
- Rolstoelgebruikers hebben minstens een vrije draairuimte met een doorsnede van 150 cm nodig om klaar te gaan staan voor de oprijplaat. De oprijplaat zelf klapt 100 cm uit over het perron. Daarom moet de obstakelvrije ruimte aan de rolstoeltoegankelijke deur minstens 250 cm diep zijn.
- De oprijplaat overbrugt de spleet tussen bus en perron, de gap. Daarom mag u het vlakke deel van de aanrijdbare boordsteen mee tellen, dus 250 cm diep met de diepte van het vlakke deel van de boordsteen erbij gerekend.
De chauffeur stopt met de eerste deur aan het zwarte opstapvlak voor blinde en slechtziende reizigers. Aan de tweede deur stappen rolstoelgebruikers op. Die is rolstoeltoegankelijk.
De afstand tussen de eerste en de tweede deur verschilt per type bus, maar de opening van de tweede deur ligt bij ieder type bus in een zone van 300 cm, hart-op-hart 500 cm achter de eerste deur.
- Leg een vlakke zone aan voor rolstoelgebruikers om in en uit te stappen, zonder drempels of hindernissen en een diepte van 250 cm over een lengte van 300 cm.
- Deze zone om met je rolstoel te kunnen draaien en bewegen moet 350 cm achter het midden van het opstapvlak liggen.
Zo moet het niet. Om over het fietspad van de halte naar de stoep te gaan moet de rolstoelgebruiker een drempel afrijden. Als het niet anders kan, mag de manoeuvreerzone voor rolstoelgebruikers overlappen met een fietspad, maar alleen als er geen hindernissen of drempels liggen in die zone.
Zo moet het niet. Er loopt een komvormige goot over het perron en door de manoeuvreerzone voor rolstoelgebruikers Deze zone moet altijd volledig vrij zijn van hindernissen, zoals boomroosters en putdeksels.
Meet de diepte van het perron met het bovenoppervlak van de perronboord erbij, want de oprijplaat voor rolstoelgebruikers komt over de boordsteen en een stukje van het perron heen. Als er dan een hoogteverschil is tussen boordsteen en perron wordt dat zo overbrugd.
De beweegzone voor rolstoelgebruikers mag overlappen met een fietspad, maar alleen als het niet anders kan en er geen drempels zijn en geen hellingen groter dan 2%.
Als er echt een goot nodig is, dan is een vlakke goot nog een aanvaardbare oplossing.
Zone om in en uit te stappen
Op het perron moet er een zone zonder hindernissen van minstens 150 cm diep zijn om veilig in en uit te stappen.
- Zet liefst geen straatmeubilair zoals vuilbakken in deze zone en voorkom dat er losse voorwerpen zoals fietsen geplaatst kunnen worden.
- Er mogen wel plaatselijk punt- en lijnversmallingen zijn.
- Puntversmallingen mogen niet langer dan 120 cm zijn en moeten een vrije zone van minstens 100 cm laten vanaf de achterzijde van de perronboord .
- Lijnversmallingen mogen niet langer dan 10 m zijn en moeten een vrije zone van minstens 120 cm laten vanaf de achterzijde van de perronboord. Vlak voor en na de versmalling moet er een manoeuvreerruimte met een doorsnede van minstens 150 cm zijn.
- Deze zone mag nooit samenvallen met een fietspad. Een fietspad moet minstens op een afstand van 150 cm vanaf de achterzijde van de perronrand liggen.
- De algemene vrije doorgangshoogte moet minstens 210 cm zijn.
- 150 cm is de breedte die nodig is zodat 2 volwassen voetgangers elkaar vlot kunnen kruisen. Het is ook de breedte van de zone die een rolstoelgebruiker minstens nodig heeft om te kunnen draaien.
- 120 cm is breed genoeg voor een rolstoelgebruiker om vooruit te rollen, maar te smal om te draaien met een rolstoel. Het is ook niet breed genoeg om voetgangers elkaar vlot te laten kruisen.
- 100 cm is breed genoeg voor een rolstoelgebruiker om vooruit te rollen, maar dan kan er geen voetganger meer langs.
Zo moet het niet. Op de op- en afstapzone van het perron staan er fietsbeugels met daaraan een heleboel fietsen geparkeerd. In de op- en afstapzone zijn er liefst helemaal geen hindernissen, zodat reizigers vlot kunnen op- en afstappen
Beschouw een fietsenstalling als een lijnversmalling. De lengte ervan mag dus hoogstens 10 m zijn en de afstand tot de perronrand moet dus minstens 120 cm zijn, met vlak voor en na de versmalling een vrije zone met een doorsnede van 150 cm. - Als u fietsenstallingen aanlegt, hou dan ook rekening met de afmetingen van de fietsen die er zullen staan.
- Zet de rekken op minstens 170 cm vanaf de perronrand.
- Kies het liefst voor aanleunhekken. Hou er voor de vrije zone rekening mee dat fietsen minstens 50 cm aan de voorkant van de stalling zullen uitsteken.
- Tot aan een schuilhuisje moet er een vrije zone zonder drempels zijn van minstens 100 cm en een vrije manoeuvreerzone met een doorsnede van 150 cm aan de ingang van het huisje.
- De op- en afstapzone mag nooit overlappen met een fietspad.
- Zowel voor reizigers en fietsers is het gevaarlijk als er op een fietspad op- en afgestapt wordt.
- Blinde en slechtziende reizigers moeten veilig kunnen wachten op de bus aan een opstapvlak.
- Meet deze op- en afstapzone van achter de perronboordsteen tot aan het fietspad of tot aan de hindernis, zoals een schuilhuisje.
Wacht- en opstelzone
- Zorg voor een veilige wachtzone met een toegankelijk oppervlak.
- Als er zitplaatsen zijn, zorg dan daarnaast voor een opstelzone buiten de looproute van minstens 90 cm breed en 120 cm diep.
- Daar kan een rolstoelgebruiker wachten.
- Of iemand die op stap is met een kinderwagen, rollator of boodschappenkarretje.
- Doe dit ook in een schuilhuisje.
- Zorg voor een ruime zone waar reizigers vlot de infoborden kunnen lezen.
- 150 cm doorsnede, zonder drempels of hindernissen, zoals een bankje.
- Vlak voor het infobord, zodat mensen er dichtbij kunnen staan.
- Buiten de looproute.
Zo moet het niet. Reizigers kunnen niet vlak voor de infoborden gaan staan, want de bank staat in de weg.
Zo is het beter. De reisinfo hangt naast de bank zodat reizigers die van dichtbij kunnen lezen. De tabellen zouden wel wat groter mogen zijn, want niet iedereen kan die kleine letters lezen.