VB 23024 - Wijziging huwelijksstelsel - toevoeging eenzijdig optioneel toekenningsbeding eigen goederen
- Nummer
- 23024
- Datum beslissing
- 13 juni 2023
- Publicatiedatum
- 25 juli 2023
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.2. VCF
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.4. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De heer X en mevrouw Y wensen bij wijze van huwelijksvoordeel een optioneel toekenningsbeding te koppelen aan het eigen vermogen van de heer X waardoor mevrouw Y, wanneer zij de langstlevende is, de mogelijkheid zal hebben om dit vermogen zoveel als nodig en mogelijk zelfs integraal en in volle eigendom te verkrijgen.
Vooraleer zij hun huwelijksstelsel wijzigen, wensen de echtgenoten evenwel bevestiging te krijgen dat de uitwerking van het toekenningsbeding bij vooroverlijden van de heer X geen aanleiding zal geven tot de heffing van successierechten en dat er daarnaast geen sprake is van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.
2. De heer X is op vandaag exclusief eigenaar van een ondernemings- en investeringsvermogen met een aanzienlijke waarde. Mocht hij thans plots accidenteel of anderszins overlijden, komt er een vermogen van belangrijke financiële en maatschappelijke waarde richting zijn minderjarige kinderen, wat beide aanvragers volstrekt onverantwoord lijkt. Het is helemaal niet in het belang van jonge kinderen om over een dergelijk vermogen te beschikken. Maar evenzeer zijn de aanvragers bezorgd over de maatschappelijke component van dit vermogen en de vele werknemers en gezinnen die rechtstreeks en onrechtstreeks afhankelijk zijn van dit vermogen, dat een adequaat en performant aandeelhouderschap vereist.
Deze bezorgdheid en de wens van de heer X om na zijn overlijden ook in de verzorging van mevrouw Y te voorzien, zonder evenwel op enige manier te moeten inboeten aan autonomie op het vlak van het beheer en het bestuur van zijn eigen vermogen, heeft ervoor gezorgd dat de heer en mevrouw X-Y overwegen om aan hun huwelijksstelsel een optioneel toekenningsbeding toe te voegen. Dit toekenningsbeding moet mevrouw Y, bij vooroverlijden van de heer X, de mogelijkheid bieden om de belangrijkste goederen van het eigen vermogen de heer X in volle eigendom te verkrijgen.
Vooraleer ze hun huwelijksstelsel wijzigen, wensen de echtgenoten evenwel duidelijkheid te verkrijgen over de fiscale behandeling van deze wijziging. Met deze brief bezorgen wij u hun aanvraag tot een voorafgaande beslissing in toepassing van artikel 3.22.0.0.1. VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
4. De aanvraag wordt ingediend door […], namens:
- De heer X, van Belgische nationaliteit, geboren in […] op […], ingeschreven in het Belgische rijksregister onder nummer […];
Hiervoor en hierna genoemd de “heer X”.
- Mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, geboren in […] op […], ingeschreven in het Belgische rijksregister onder nummer […];
Hiervoor en hierna genoemd “mevrouw Y”.
De heer X en mevrouw Y worden hierna gezamenlijk ook de “aanvragers” genoemd.
5. De aanvragers zijn op […] 2013 gehuwd te […] onder het Belgisch stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract verleden op […] voor notaris […], met standplaats te […], ongewijzigd tot op heden.[1]
6. De aanvragers hebben drie gemeenschappelijke kinderen:
- Juffrouw A, van Belgische nationaliteit, geboren in […] op […], ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […];
- Jongeheer B, van Belgische nationaliteit, geboren in […] op […], ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […]; en
- Juffrouw C, van Belgische nationaliteit, geboren in […] op […], ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […].
Er zijn geen niet-gemeenschappelijke kinderen.
7. De aanvragers hebben hun fiscale woonplaats in het Vlaamse gewest.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
Het huwelijksstelsel van de aanvragers nader bekeken
8. De aanvragers zijn sinds 2013 gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten.[2]
9. In het huwelijkscontract van de aanvragers werd een duidelijke bescherming ingebouwd van het vermogen dat ze als eigen beschouwen alsook van hun rechten om dit vermogen op autonome wijze te beheren en te besturen.
10. Zo bevat het huwelijkscontract een oplijsting van de goederen die de aanvragers als eigen beschouwen, is er voorzien dat de vruchten, inkomsten en interesten van deze goederen eigen zullen blijven aan elk van hen (dit in tegenstelling tot hetgeen bepaald in artikel 2.3.22., §1, 2° van het Burgerlijk Wetboek) en laat het huwelijkscontract aan de aanvragers uitdrukkelijk de mogelijkheid om hun eigen goederen op autonome wijze te beheren en te besturen.
11. Deze bescherming van het eigen karakter van bepaalde goederen en het autonoom beheer en bestuur ervan is vooral in het huwelijkscontract ingeschreven om:
- de heer X toe te laten die goederen op autonome wijze te beheren en te besturen;
- te vermijden dat een eventuele risicovolle (her)investering weerslag zouden hebben op de gemeenschap en de gemeenschap aldus ook te beschermen tegen eventuele schuldeisers van de heer X; en
- latere discussies omtrent het eigendomsstatuut van die goederen te vermijden.
12. Artikel 4bis van het huwelijkscontract van de aanvragers bevat in dit verband niet alleen een opsomming van de aandelen die tot het eigen vermogen van de heer X behoren, maar voorziet tevens dat de dividenden die uit een aantal van deze aandelen voortkomen exclusief aan de heer X zullen toebehoren.
In het bijzonder gaat het om de volgende aandelen en dividenden:
- Aandelen:
- 99 aandelen van de besloten vennootschap naar Belgisch recht ‘V’, met huidige zetel te […], ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder nummer […] (hierna “V”);
- 50.841 aandelen van de naamloze vennootschap naar Belgisch recht ‘W’, met huidige zetel te […], ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder nummer […] (hierna “W”); en
- 51.460 aandelen en 4.460 aandelenopties van de naamloze vennootschap ‘Z, met huidige zetel te […], ingeschreven in de Kruispuntbank van ondernemingen onder nummer […] (hierna “Z”).
- Dividenden:
- alle dividenden afkomstig van de aandelen W; en
- alle dividenden afkomstig van de aandelen Z.
13. Met betrekking tot de aandelen die een echtgenoot tijdens het huwelijk uit één van de onder het vorige randnummer vermelde vennootschappen zou verkrijgen, voorziet artikel 4bis van het huwelijkscontract bovendien nog dat deze eigen zullen zijn ongeacht of ze met gemeenschappelijke gelden worden betaald. Hetzelfde geldt voor de aandelen die een echtgenoot tijdens het huwelijk zou verkrijgen in een andere vennootschap dan hierboven vermeld, ontstaan door omvorming, splitsing, of opslorping van genoemde vennootschappen, en in alle dochter- en zustervennootschappen van deze vennootschappen. Voor de verkrijging van dergelijke aandelen zal in voorkomend geval aan het gemeenschappelijk vermogen wel een vergoeding verschuldigd zijn, met dien verstande dat de vergoeding steeds beperkt zal blijven tot het nominaal bedrag van de som of sommen die hiervoor uit het gemeenschappelijk vermogen worden geput.
Actuele samenstelling van het eigen vermogen van de heer X
14. Op vandaag bestaat het eigen vermogen van de heer X uit zijn ondernemingsvermogen. Meer bepaald uit aandelen en ‘business angel investments’ enerzijds en, in afwachting van investering, liquide middelen en beleggingen anderzijds.
Louter ter illustratie geven de aanvragers nog mee dat tot het eigen vermogen van de heer X onder andere nog steeds dezelfde aandelen behoren:
- 99 aandelen V;
- 85.750 aandelen van de besloten vennootschap naar Belgisch recht ‘U’, met zetel te […], ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder nummer […] (zijnde de holdingvennootschap boven W);
- 3.808.281 aandelen Z.
Bezorgdheden en wensen van de aanvragers
15. Sedert de huwelijkssluiting is het gezin van de aanvragers uitgebreid met drie kinderen. Aangezien de kinderen op vandaag nog erg jong zijn, is er bij de heer X een bezorgdheid gerezen over de bescherming van zijn kinderen en het lot van zijn eigen vermogen indien hij komt te overlijden op een tijdstip dat de kinderen nog niet in staat zijn om een vermogen van die aard en omvang op adequate wijze te beheren.
16. Naast het feit dat het beheer van dergelijk vermogen een bepaalde kennis en ervaring vereist waarover jonge kinderen niet beschikken, is het ook zo dat er een risico schuilt in het feit dat de betrokken goederen ofwel liquide beschikbaar zijn dan wel gemakkelijk kunnen worden geliquideerd (zo voorziet een aandeelhoudersovereenkomst in een voorkooprecht op de aandelen van de heer X bij zijn overlijden, hetgeen automatisch leidt tot liquiditeit in zijn vermogen). Het is immers allesbehalve ondenkbaar dat de kinderen de gelden die ze op jonge leeftijd onder zich zouden krijgen naar aanleiding van vb. een (vrijwillige of gedwongen) verkoop van aandelen op onverantwoorde wijze zouden spenderen.
17. Om calamiteiten te vermijden en het vermogen zoals het op vandaag bestaat af te schermen van de kinderen tot ze een zekere leeftijd en maturiteit hebben bereikt, wil de heer X een vangnet inbouwen dat hem enerzijds toelaat tot aan zijn overlijden zijn eigen vermogen volledig autonoom te beheren en te besturen en anderzijds de nodige bescherming biedt indien hij als eerste echtgenoot overlijdt op een moment dat de kinderen nog te jong zijn om dergelijk vermogen te verkrijgen.
18. Bijkomend wil de heer X in de verzorging van mevrouw Y voorzien indien het huwelijk wordt ontbonden door zijn overlijden. De heer X wil er in dergelijk geval over waken dat mevrouw Y een comfortabel leven kan leiden en ze haar levensstandaard zoals ze deze had ten tijde van het huwelijk kan verderzetten. In het kader van deze verzorgingsgedachte wil de heer X aan mevrouw Y de mogelijkheid bieden om al naargelang haar noden (een deel van) zijn eigen vermogen in volle eigendom te verkrijgen op een wijze die zoveel als mogelijk vermijdt dat ze zich zorgen moeten maken over eventuele reservataire aanspraken van de kinderen. Ook in dit verband is het de uitdrukkelijke wens van de heer X om de verzorging op zodanige wijze te organiseren dat hij vandaag niet hoeft in te boeten aan autonomie inzake het beheer en het bestuur van zijn eigen vermogen. Deze wens ligt in lijn met de principes waarop het huwelijkscontract van 2013 is gesteund (zie supra).
Beschrijving van de voorgenomen verrichting
19. Om tegemoet te komen aan de voormelde bezorgdheden en wensen, willen de aanvragers aan de goederen van het eigen vermogen van de heer X een huwelijksvoordeel koppelen dat mevrouw Y als langstlevende de mogelijkheid biedt om bij vooroverlijden van de heer X (een deel van) het eigen vermogen in volle eigendom te verkrijgen, indien zij hiervoor kiest. Dit huwelijksvoordeel wordt geïntegreerd in hun bestaande huwelijksvermogensstelsel en aan de bedingen van hun bestaande contract in het bijzonder.
20. Concreet wensen de aanvragers hun huwelijksstelsel te wijzigen als volgt:
“WIJZIGING HUWELIJKSCONTRACT
De echtgenoten wensen bij toepassing van artikel 2.3.8., §1 juncto artikel 2.3.64., §1 van het Burgerlijk Wetboek aan hun bestaande huwelijksstelsel een clausule toe te voegen als volgt:
“ARTIKEL 10. OVERLEVINGSRECHTEN MET BETREKKING TOT HET EIGEN VERMOGEN VAN DE HEER X
10.1. Algemeen
In geval van ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel door overlijden van de heer X, doch enkel en uitsluitend in dat geval, gelden de regels die hierna zijn uiteengezet ten voordele van mevrouw Y die langer leeft of ‘overleeft’ en die dus aanspraak maakt op overlevingsrechten.
Deze overlevingsrechten worden hierna verder uitgewerkt, doch gelden evenwel niet indien zich op het ogenblik van het overlijden van de heer X één van de volgende hypotheses voordoet:
- tussen de echtgenoten is een vordering of verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed ingesteld;
- tussen hen bestaat een feitelijke scheiding om redenen die wijzen op een ontwrichting van het huwelijk. Er is geen sprake van een ontwrichting van het huwelijk wanneer, bijvoorbeeld, de feitelijke scheiding te wijten is aan overmacht, gezondheidstoestand, verzorgingsbehoeften of beroepsnoodwendigheden;
- indien mevrouw Y onwaardig is om van de heer X te erven, in de zin van de artikelen 2.3.59. en 4.6. van het Burgerlijk Wetboek;
- indien mevrouw Y niet tot de nalatenschap van de heer X komt.
10.2. Optioneel toekenningsbeding
In geval van overlijden van de heer X, zullen de goederen die exclusief tot zijn eigen vermogen behoren, bij wijze van huwelijksvoordeel toekomen aan mevrouw Y als langstlevende echtgenote, voor zover zij daarvoor kiest.
Mevrouw Y heeft de keuze om zich de bovenstaande goederen van de heer X te laten toebedelen, zowel voor de volle eigendom, de blote eigendom of voor het vruchtgebruik, voor het geheel of voor een door haar te bepalen breukdeel, dit alles naar haar wens.
Indien mevrouw Y opteert om zich slechts een breukdeel van de betrokken eigen goederen van de heer X te laten toebedelen, geniet zij het recht om:
- de goederen aan te wijzen die zij zich, ten belope van de waarde van het door haar bepaalde aandeel in de eigen goederen van de heer X, bij voorrang wenst te laten toebedelen; en
- om de schulden die betrekking hebben op de eigen goederen aan te wijzen die zij zal voldoen, zonder verhaal op de rechtsopvolgers van de heer X, dit onverminderd het bepaalde in dit artikel sub 4.
Mevrouw Y moet de keuze kenbaar maken overeenkomstig het in dit artikel sub 3 bepaalde.
In de mate dat mevrouw Y ervoor kiest om zich goederen te laten toebedelen die werden verkregen met sommen behorende tot het gemeenschappelijk vermogen gaat de bijhorende vergoedingsplicht zoals bedoeld in artikel 4bis van deze huwelijksovereenkomst ten laste van het eigen vermogen van de heer X, automatisch over op mevrouw Y en zal zij in voorkomend geval een vergoeding verschuldigd zijn aan het gemeenschappelijk vermogen, met dien verstande dat deze vergoeding steeds beperkt zal blijven tot het nominaal bedrag van de som of de sommen die hiervoor uit het gemeenschappelijk vermogen werden geput.
Voor het overige zal het eigen vermogen van mevrouw Y geen enkele compensatie verschuldigd zijn aan het eigen vermogen van de heer X voor de goederen die zij op grond van dit beding verkrijgt noch zal haar eigen vermogen een compensatie kunnen vorderen van het eigen vermogen van heer X in de mate dat ze rechtstreeks of onrechtstreeks heeft bijgedragen aan de verkrijging, verbetering of instandhouding van de op grond van dit beding toegekende goederen, onverminderd het bepaalde in vorige alinea.
10.3. Uitoefening keuze
Mevrouw Y maakt haar keuze, in uitvoering van de bedingen van deze overeenkomst, kenbaar in een schriftelijke verklaring, te verlijden voor, respectievelijk in bewaring af te geven bij een notaris.
Mevrouw Y brengt de gemaakte keuze ter kennis van de rechtsopvolgers van de heer X, op eigen initiatief en uiterlijk binnen een termijn van honderdtwintig (120) kalenderdagen te rekenen vanaf de dag waarop zij wordt aangemaand door een rechtsopvolger van de heer X om keuze te doen.
Indien de keuze niet tijdig is gemaakt, vervalt de keuzemogelijkheid en behoren de goederen waarop de bedingen van dit contract betrekking hebben, tot de nalatenschap van de heer X.
De keuze is een strikt persoonlijk recht; de keuze kan dan ook uitsluitend door mevrouw Y als langstlevende echtgenote worden uitgeoefend, en niet door haar rechtsopvolgers of schuldeisers. De keuzebevoegdheid gaat echter wel over op de persoon die ingevolge een buitengerechtelijke of een rechterlijke beschermingsmaatregel aangewezen is om de goederen van mevrouw Y te beheren of om haar hierin bij te staan.
10.4. Gevolgen van de keuze voor het passief
De voordelen die door de bedingen van dit contract aan mevrouw Y worden toegekend, leiden voor de langstlevende tot de verplichting om de op het tijdstip van overlijden nog openstaande schulden van de heer X te dragen, doch enkel voor wat de schulden betreft die verband houden met de eigen goederen van de heer X waarvan de langstlevende de toebedeling vraagt.
Indien mevrouw Y kiest voor een beperkte uitvoering van het toekenningsbeding moet zij slechts proportioneel bijdragen in de schulden van de heer X zoals in het vorige lid omschreven.
10.5. Huwelijksvoordelen
De voordelen die door de bedingen van dit contract aan mevrouw Y worden toegekend, zijn huwelijksvoordelen die niet aan de regels van de schenkingen onderworpen zijn.
Er kan slechts sprake zijn van aanrekening op het beschikbaar deel en bijgevolg van een eventuele inkorting ervan indien een huwelijksvoordeel de grenzen overschrijdt zoals bepaald in de artikelen 2.3.57 en 2.3.58 van het Burgerlijk Wetboek.”
III. Motivering van de aanvraag
21. Hierna motiveren de aanvragers waarom zij zich op geen enkele manier in een toestand plaatsen die strijdig is met de doelstellingen van de fiscale wetgeving door implementatie van de voorgenomen verrichting (objectief element). Daarnaast verantwoorden zij waarom enkel de voorgenomen verrichting aansluit bij hun uitgangspunt, en die keuze geenszins strekt tot het verkrijgen van een belastingvoordeel (subjectief element).
a. Objectief element: geen frustratie van de doelstellingen van de fiscale wetgeving
22. De aanvragers verzoeken te bevestigen dat het voordeel dat de langstlevende zal verkrijgen door de toepassing van hogervermeld toekenningsbeding niet zal worden onderworpen aan de hierna vermelde decretale bepalingen, om de redenen die de aanvragers vermelden.
23. Als eerste tonen de aanvragers aan dat zij zich op geen enkele manier in een toestand plaatsen die strijdig is met de doelstellingen van de fiscale wetgeving (objectief element).
I. Geen frustratie van artikel 2.7.1.0.2. VCF
24. Artikel 2.7.1.0.2. VCF belast met erfbelasting goederen die worden verkregen uit de nalatenschap, via wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling. Het voordeel dat de langstlevende ingevolge het toekenningsbeding zal verkrijgen, wordt echter niet uit de nalatenschap verkregen (dus niet via wettelijke devolutie, noch door uiterste wilsbeschikking, noch door een contractuele erfstelling). In casu is er sprake van een voordeel dat louter huwelijksvermogensrechtelijk wordt verkregen, als een huwelijksvoordeel, en dus als niet-schenking.
Een huwelijksvoordeel wordt civielrechtelijk gedefinieerd als een voordeel dat voor een van de echtgenoten ontstaat uit de wijze van samenstelling, werking, vereffening of verdeling (en verrekening) van het huwelijksvermogensstelsel (H. CASMAN, Huwelijksvoordelen, Antwerpen, Kluwer, 1976; deze definitie werd reeds in 2012 expliciet door de wetgever overgenomen in artikel 1429bis van het oud Burgerlijk Wetboek en is thans vervat in artikel 2.3.59. van het Burgerlijk Wetboek).
Een huwelijksvoordeel wordt dus huwelijksvermogensrechtelijk verkregen, uit hoofde van het huwelijksstelsel, waarvan de vereffening voor gaat op de vaststelling van de omvang van de nalatenschap (Cass. 24 maart 2017). Het kan om die reden nooit een erfrechtelijke verkrijging zijn.
Een huwelijksvoordeel is civielrechtelijk nooit een schenking en bij uitbreiding geen contractuele erfstelling. Het wordt gekwalificeerd als een niet-schenking (Cass. 10 december 2010). Deze kwalificatie is objectief, d.w.z. dat ze bestaat ongeacht de intentie van partijen. Een intentie om te begiftigen (animus donandi) kan die kwalificatie niet wijzigen (GwH 23 november 2005, nr. 170/2005).
Deze civielrechtelijke kwalificatie werkt ook in het fiscaal recht door. Dat bevestigde het Hof van Cassatie reeds bij arrest van 9 juli 1931. Het fiscaal recht moet de kwalificatie als niet-schenking dus aanvaarden, tenzij een specifieke en expliciete fiscale bepaling daarvan zou afwijken, wat in casu niet het geval is.
De toebedeling van de goederen van het eigen vermogen van de heer X op grond van het overwogen optioneel toekenningsbeding, dat kwalificeert als een huwelijksvoordeel (H. CASMAN en A.-L. VERBEKE, “Het toekenningsbeding bij scheiding van goederen”, TEP 2022/1, 9, nrs. 18-19), kan dus niet worden belast op grond van artikel 2.7.1.0.2. VCF.
25. Civielrechtelijk maken de verkregen huwelijksvoordelen over aanwinsten en niet-aanwinsten een volkomen huwelijksvoordeel uit, in zoverre de grenzen van artikel 2.3.57. van het Burgerlijk Wetboek (in casu van toepassing aangezien er gemeenschappelijke kinderen zijn) niet worden overschreden. Dit wil zeggen zolang de langstlevende ingevolge de werking van het huwelijksvoordeel niet meer dan alle aanwinsten en de helft van de niet-aanwinsten van de vooroverleden echtgenoot verkrijgt. Die kwalificatie van volkomen huwelijksvoordeel heeft belangrijke gevolgen op civielrechtelijk vlak. De goederen waarop het huwelijksvoordeel betrekking heeft, zullen immers integraal aan de langstlevende worden toegekend zonder dat deze voordelen kunnen worden ingekort. Ze worden niet opgenomen in de rekenboedel (artikel 4.153. van het Burgerlijk Wetboek), bepalen de omvang van het beschikbaar deel van de nalatenschap niet mee, en worden noch op dat beschikbaar deel noch op de reserve aangerekend.
26. De toekenning boven de helft aan de langstlevende echtgenoot van de niet-aanwinsten wordt civielrechtelijk en louter met het oog op de erfrechtelijke verrekening ervan wel met een schenking gelijkgesteld. Echter, dit maakt van dit huwelijksvoordeel nog geen schenking. De afwijkende kwalificatie strekt er immers enkel toe de rechten van de reservataire erfgenamen te vrijwaren (Cass. 5 januari 2017). Ze leidt dus niet tot een volledige assimilatie van het huwelijksvoordeel met een schenking. Op dit huwelijksvoordeel waarvan de reservataire erfgenaam desgevallend de inkorting zal kunnen vragen, is artikel 2.7.1.0.2. VCF dan ook niet van toepassing.
II. Geen frustratie van artikel 2.7.1.0.3., 3° VCF
27. De aanvragers frustreren dit artikel niet omdat zij niet overgaan tot een schenking onder een opschortende voorwaarde of termijn die wordt vervuld door het overlijden van de eerste echtgenoot. Een toekenningsbeding is zoals vermeld een huwelijksvoordeel en geen schenking.
III. Geen frustratie van artikel 2.7.1.0.4. VCF
28. De aanvragers frustreren dit artikel niet omdat de goederen waaraan het toekenningsbeding wordt gekoppeld niet tot een huwgemeenschap behoren, maar wel tot het eigen vermogen van de heer X (zie bijv. Antwerpen 5 oktober 2004).
IV. Geen frustratie van artikel 2.7.1.0.5. VCF
29. De aanvragers frustreren dit artikel niet omdat zij niet overgaan tot een kosteloze beschikking. Een toekenningsbeding is zoals voormeld een huwelijksvoordeel, en dus een overeenkomst onder bezwarende titel en geen schenking, zoals bevestigd door het Hof van Cassatie.
30. In de mate dat het huwelijksvoordeel de grenzen van artikel 2.3.57. van het Burgerlijk Wetboek zou overschrijden, en er dus sprake is van een ‘onvolkomen huwelijksvoordeel’, wijzen de echtgenoten erop dat dit voordeel louter voor de erfrechtelijke verrekening met een schenking wordt gelijkgesteld in geval van samenloop met gemeenschappelijke kinderen. De afwijkende kwalificatie strekt er enkel toe de rechten van de reservataire erfgenamen te vrijwaren (Cass. 5 januari 2017), en leidt dus niet tot een volledige assimilatie van het huwelijksvoordeel met een schenking. Op dit huwelijksvoordeel waarvan reservataire erfgenamen desgevallend de inkorting zullen kunnen vragen, is artikel 2.7.1.0.5. VCF dan ook niet van toepassing.
V. Tussentijdse samenvatting
31. De voorgenomen wijziging van het huwelijksstelsel frustreert de doelstellingen van artikel 2.7.1.0.2., artikel 2.7.1.0.3., 3°, artikel 2.7.1.0.4. en artikel 2.7.1.0.5. VCF niet. De verrichting verleent immers een huwelijksvoordeel dat huwelijksvermogensrechtelijk wordt verkregen, en de aanvragers gaan niet over tot enige schenking of kosteloze beschikking onder een opschortende voorwaarde of termijn die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker, noch kwalificeert de verrichting als een erfrechtelijke verkrijging. Dit impliceert dat de overgang/toebedeling op grond van het overwogen toekenningsbeding niet onderworpen is aan (schenk- of) erfbelasting. Voormelde overgang/toebedeling valt dus niet onder de hierboven vermelde decretale bepalingen. Aangezien de voorgenomen verrichting geen enkele fiscale bepaling frustreert, kan er ook geen sprake zijn van fiscaal misbruik.
b. Subjectief element: civielrechtelijk oogmerk dat niet strekt tot verkrijgen belastingvoordeel
I. De wijze waarop het huwelijksstelsel thans is vormgegeven, beantwoordt niet volkomen aan de wensen van de aanvragers
32. De aanvragers benadrukken dat hun keuze om een toekenningsbeding aan hun huwelijksstelsel toe te voegen met betrekking tot goederen van het eigen vermogen van de heer X geenszins strekt tot het verkrijgen van een belastingvoordeel. Dit lichten zij hieronder nader toe.
33. In 2013 hebben de aanvragers ervoor geopteerd om een huwelijkscontract op te maken dat een bescherming bevat van het vermogen dat de echtgenoten als eigen beschouwen (in het bijzonder het aandelenvermogen van de heer X en de inkomsten die eruit voortkomen) alsook van hun rechten om dit vermogen op autonome wijze te beheren en te besturen. Zoals eerder aangestipt, is deze bescherming er vooral op gericht:
• de heer X toe te laten zijn eigen vermogen op autonome wijze te beheren en te besturen;
• te vermijden dat een eventuele risicovolle (her)investering weerslag zouden hebben op de gemeenschap en de gemeenschap aldus ook te beschermen tegen schuldeisers van de heer X; en
• latere discussies omtrent het eigendomsstatuut van de goederen van het eigen vermogen te vermijden.
Hoewel de aanvragers nog steeds vasthouden aan deze uitgangspunten, is hun situatie doorheen de jaren gewijzigd. Doordat het gezin van de aanvragers inmiddels drie jonge kinderen telt, is de heer X bezorgd over de potentieel nadelige gevolgen van zijn onverwacht overlijden. Immers, mocht hij thans plots accidenteel of anderszins overlijden, komt er een vermogen van belangrijke financiële en maatschappelijke waarde richting zijn minderjarige kinderen, wat de heer X en mevrouw Y volstrekt onverantwoord lijkt. Het is helemaal niet in het belang van jonge kinderen om over een dergelijk vermogen te beschikken. Maar evenzeer zijn de aanvragers bezorgd over de maatschappelijke component van dit vermogen en de vele werknemers en gezinnen die rechtstreeks en onrechtstreeks afhankelijk zijn van dit vermogen, dat een adequaat en performant aandeelhouderschap vereist. Daarnaast is er bij de heer X ook een wens ontstaan om mevrouw Y, in het geval van ontbinding van het huwelijk door zijn overlijden, verzorgd achter te laten.
34. Om tegemoet te komen aan deze beschermings- en verzorgingsgedachte wensen de aanvragers thans, via de toevoeging van een optioneel toekenningsbeding aan het tussen hen bestaande huwelijksstelsel, in de mogelijkheid te voorzien voor mevrouw Y als langstlevende om goederen van het eigen vermogen in volle eigendom te verkrijgen, dit evenwel zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de heer X met betrekking tot zijn eigen vermogen zolang hij leeft.
35. Het Burgerlijk Wetboek laat op vandaag toe om dergelijk toekenningsbeding aan bepaalde eigen goederen van een echtgenoot te koppelen waardoor deze goederen bij zijn overlijden, in zoverre de langstlevende hiervoor kiest, onmiddellijk, in volle en exclusieve eigendom toekomen aan de langstlevende (cf. artikel 2.3.64., §1 Burgerlijk Wetboek dat ook kan worden toegepast op echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten wanneer het hun respectieve eigen vermogens betreft).
36. De aanvragers opteren voor een planning van de goederen van het eigen vermogen via toekenningsbeding omdat er geen alternatieve planningstechniek voorhanden is die beantwoordt aan alle wensen en bezorgdheden.
Nood aan een asymmetrische regeling
37. Aangezien de bezorgdheid van de aanvragers zich toespitst op de goederen van het eigen vermogen van de heer X, is er nood aan een planningstechniek die de aanvragers toelaat om slechts in één richting te werken. Een planning via kanscontract, beding van aanwas of een klassiek verrekenbeding (dat de samenstelling van een verrekenmassa veronderstelt die vervolgens tussen de echtgenoten louter verbintenisrechtelijk wordt verrekend volgens een bepaalde overeengekomen verrekensleutel) is hierdoor niet aan de orde.
Bescherming van het eigen vermogen tegen de verkrijging door jonge kinderen
38. Aangezien de aanvragers de goederen van het eigen vermogen van de heer X willen afschermen van de kinderen totdat ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt en in staat zijn om het vermogen op adequate wijze te beheren, is het van belang dat de planningstechniek, in het geval van een voortijdig overlijden van de heer X, zoveel als mogelijk bescherming biedt tegen:
- de erfrechtelijke verkrijging van deze goederen door de kinderen; en
- de reservataire aanspraken die de kinderen kunnen laten gelden in het kader van de vereffening en verdeling van de nalatenschap van de heer X.
Doordat het toekenningsbeding zakelijke werking heeft en een huwelijksvoordeel, uitgezonderd wanneer de grenzen van artikel 2.3.57. van het Burgerlijk Wetboek worden overschreden, niet vatbaar is voor erfrechtelijke verrekening of inkorting, dit in tegenstelling tot een planning via schenking, testament of contractuele erfstelling, komt de planning via huwelijksvoordeel onder de vorm van de toevoeging van een toekenningsbeding aan het huwelijksstelsel het beste tegemoet aan de wensen van de aanvragers. Mevrouw Y zal als langstlevende immers vanaf de kennisgeving van haar keuze, maar met uitwerking vanaf het overlijden in het bezit en in de volle eigendom treden van de goederen, die haar op basis van het toekenningsbeding in natura werden toegekend. De kinderen van de aanvragers zullen hoogstens de inkorting in waarde kunnen vragen in de mate dat het voordeel dat de langstlevende verkrijgt de grenzen van artikel 2.3.57. van het Burgerlijk Wetboek overschrijdt.
Verzorging van de langstlevende
39. Verder biedt de planning van het eigen vermogen van de heer X via huwelijksvoordeel ook de meeste mogelijkheden om de verzorging van mevrouw Y als langstlevende op sluitende wijze te organiseren.
40. Zoals aangegeven, wil de heer X mevrouw Y verzorgd achterlaten, dit op een wijze die haar zoveel als mogelijk beschermt tegen de reservataire aanspraken van de kinderen. Zoals hierboven uiteengezet, is een huwelijksvoordeel slechts vatbaar voor erfrechtelijke verrekening of inkorting als de grenzen van artikel 2.3.57. van het Burgerlijk Wetboek worden overschreden wat van het toekenningsbeding een geschikt instrument maakt om ervoor te zorgen dat de goederen van het eigen vermogen van de heer X zoveel als mogelijk zonder discussie of inmenging van de gemeenschappelijke kinderen aan de langstlevende toekomen.
41. Naast het feit dat een huwelijksvoordeel in principe niet vatbaar is voor erfrechtelijke verrekening of inkorting kan het, in tegenstelling tot de voordelen toegekend via testament, schenking of contractuele erfstelling, niet eenzijdig worden herroepen. De herroeping van een huwelijksvoordeel veronderstelt steeds de wijziging van het huwelijkscontract waarin het voordeel werd toegekend, hetgeen enkel kan met akkoord van beide echtgenoten, wat comfort creëert voor mevrouw Y.
42. Dit comfort voor mevrouw Y wordt bovendien versterkt door het feit dat het toekenningsbeding, in tegenstelling tot andere klassieke planningstechnieken, zakelijke werking heeft waardoor zij naar aanleiding van de uitoefening van haar optierecht een zakelijk recht verkrijgt om de goederen van het eigen vermogen van de heer X in natura naar zich toe te trekken (dit in tegenstelling tot een louter verbintenisrechtelijke schuldvordering op de rechtsopvolgers van de eerstoverleden echtgenoot).
43. Tot slot creëert de planning via huwelijksvoordeel ook flexibiliteit voor mevrouw Y. Door het optioneel karakter van het toekenningsbeding, zal mevrouw Y als langstlevende echtgenote in functie van haar noden (en de ontwikkeling en leeftijd van de kinderen) kunnen kiezen welk deel van het eigen vermogen van haar echtgenoot zij verkrijgt. De omvang van dit deel zal immers mogelijk verschillen in functie van de leeftijd van mevrouw Y op dat moment, de leeftijd van de kinderen en hun capaciteiten om zelf een vermogen te beheren en te besturen, de relatie met de kinderen enz.
Autonomiebehoud in hoofde van de heer X
44. Verder speelt de wens tot volstrekt autonomiebehoud in hoofde van de heer X een belangrijke rol bij de keuze voor de planning via huwelijksvoordeel. Zoals reeds meermaals aangegeven, is het voor de heer X van belang dat hij de goederen van zijn eigen vermogen en de opbrengsten die eruit voortkomen op autonome wijze kan blijven beheren en besturen zonder inmenging van anderen, dit conform de principes zoals voorzien in het huwelijkscontract van 2013. Een optioneel toekenningsbeding heeft geen onmiddellijke eigendomsoverdracht tot gevolg en laat het recht van de heer X om de goederen van zijn eigen vermogen autonoom te beheren en te besturen onverlet.
Bescherming van het gemeenschappelijk vermogen
45. Een bijkomende reden voor de aanvragers om voor de planning van de goederen van het eigen vermogen van de heer X te opteren voor de toevoeging van een toekenningsbeding aan hun huwelijksstelsel in plaats van een inbreng in de huwgemeenschap heeft te maken met hun wens om het gemeenschappelijk vermogen zoveel als mogelijk te beschermen tegen risicovolle herinvesteringen door en eventuele schuldeisers van de heer X. Zoals eerder aangestipt, was dit ook één van de uitgangspunten voor de echtgenoten bij de opmaak van het huwelijkscontract van 2013 waaraan ze vandaag nog steeds vasthouden. De toevoeging van het toekenningsbeding is er enkel op gericht tegemoet te komen aan (i) de bezorgdheid die is ontstaan naar aanleiding van de geboorte van de gemeenschappelijke kinderen en (ii) de evoluerende verzorgingsgedachte voor de langstlevende. Voor het overige willen de echtgenoten de principes waarop hun oorspronkelijke huwelijkscontract is gesteund zoveel als mogelijk intact laten.
46. Gelet op al het bovenstaande, zijn de redenen voor de aanvragers om een toekenningsbeding toe te voegen aan hun huwelijkscontract aldus duidelijk civielrechtelijk van aard.
47. Ter staving van het feit dat deze aanvraag artikel 3.17.0.0.2. VCF niet frustreert, verwijzen de aanvragers voor de volledigheid ook nog naar een aantal voorafgaande beslissingen die eerder door uw dienst werden gewezen in soortgelijke gevallen en waarin uitdrukkelijk werd bepaald dat de toekenning van een huwelijksvoordeel door toevoeging van een optioneel toekenningsbeding aan het huwelijksstelsel met betrekking tot welbepaalde eigen goederen geen fiscaal misbruik uitmaakt. Meer bepaald, gaat het om:
- de Voorafgaande Beslissing nr. 22025 van 2 juni 2022;
- de Voorafgaande Beslissing nr. 22027 van 15 juli 2022; en
- de Voorafgaande Beslissing nr. 22042 van 12 september 2022.
Hoewel al deze beslissingen betrekking hebben op de toevoeging van een toekenningsbeding aan een stelsel van scheiding van goederen zonder gemeenschap van aanwinsten blijven ze relevant voor de situatie van de aanvragers. In alle gevallen gaat het immers om echtgenoten die door middel van de toevoeging van een toekenningsbeding aan hun huwelijksstelsel een huwelijksvoordeel wensen toe te kennen aan de langstlevende van hen met betrekking tot goederen die tot hun eigen vermogen behoren, dit vanuit een verzorgingsgedachte en/of beschermingsgedachte.
II. Tussentijdse samenvatting
48. Uit wat voorafgaat blijkt dat de aanvragers de voorgenomen verrichting duidelijk overwegen omwille van niet-fiscale motieven. Er kan maar sprake zijn van fiscaal misbruik indien ook het vereiste subjectieve element is vervuld, met name het feit dat een belastingplichtige een rechtshandeling (of het geheel van rechtshandelingen) alleen kiest met als wezenlijk doel het verkrijgen van een belastingvoordeel. De aanvragers verzoeken dan ook te bevestigen dat er omwille van deze niet-fiscale motieven er hoe dan ook geen sprake kan zijn van fiscaal misbruik met betrekking tot de voorgenomen verrichting die ze u voorleggen, en dat de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2. VCF niet toepasselijk is.
Conclusie
49. De aanvragers hebben op basis van goed overwogen uitgangspunten een wijziging van hun huwelijksstelsel uitgewerkt waarbij zij via de toevoeging van een optioneel toekenningsbeding de toebedeling van de goederen van het eigen vermogen van de heer X aan mevrouw Y als langstlevende waarborgen, dit met een tweeledige doelstelling:
- het vermogen beschermen tegen de potentiële gevaren van een voortijdig overlijden van de heer X; en
- voorzien in de verzorging van mevrouw Y als langstlevende echtgenote.
50. De motieven zijn duidelijk aangehaald en zijn niet-fiscaal van aard. Om die reden menen de aanvragers dat de voorgenomen verrichting bij overlijden van de eerste echtgenoot niet leidt tot de heffing van successierechten en dat de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.
51. Een toekenning van bepaalde eigen goederen door een echtgenoot aan de langstlevende via het huwelijkscontract vanuit een beschermings- en verzorgingsgedachte kan niet worden belast in de erfbelasting. Erfbelasting kan immers maar verschuldigd zijn op basis van een decreet (artikel 170 van de Grondwet). Bij gebrek aan decretale bepaling in die zin, kan de toekenning van een eigen goed door een echtgenoot aan de langstlevende via huwelijkscontract niet worden belast.
52. Graag vragen wij uw dienst om bevestiging hiervan.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
53. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten of clausules op burgerlijk vlak.
54. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.
De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt. Er kan niet worden ingegaan op een vraag tot toepassing van de erfbelasting in het algemeen.
55. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht, zoals in de aanvraag vermeld:
- Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:
De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.
- Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF dat luidt als volgt:
Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
1° …
2° …
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.
- Artikel 2.7.1.0.4 VCF dat luidt als volgt:
De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.
De te beoordelen verrichting
56. Volgende verrichting wordt voorgelegd, die verwezenlijkt wordt via een wijziging van de huwelijksovereenkomst:
De echtgenoten behouden het basisstelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten.[3]
Volgens aanvragers bestaat het eigen vermogen van de heer X vandaag uit zijn ondernemingsvermogen, meer bepaald uit aandelen en ‘business angel investments’ enerzijds en, in afwachting van investering, liquide middelen en beleggingen anderzijds.
De echtgenoten wensen bij wijze van huwelijksvoordeel een optioneel toekenningsbeding te koppelen aan het eigen vermogen van de heer X, ten voordele van mevrouw Y, indien zij de langstlevende is.
Hiertoe zal het hierboven aangehaalde artikel 10 worden toegevoegd aan het bestaande huwelijksstelsel. Deze bepaling voorziet dat ingeval van overlijden van de heer X de goederen die exclusief tot zijn eigen vermogen behoren, bij wijze van huwelijksvoordeel zullen toekomen aan mevrouw Y als langstlevende echtgenote, voor zover zij daarvoor kiest. Mevrouw Y heeft de keuze om zich de bovenstaande goederen van de heer X te laten toebedelen, zowel voor de volle eigendom, de blote eigendom of voor het vruchtgebruik, voor het geheel of voor een door haar te bepalen breukdeel, dit alles naar haar wens.
Beoordeling
1) Onderzoek van de artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF
57. Uit het huwelijkscontract van […] tussen de echtgenoten X-Y blijkt dat deze gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel der gemeenschap. Het huwelijkscontract bevat ook enkele bepalingen inzake het eigen karakter van de inkomsten van eigen goederen en van de verkrijging, ook met gemeenschapsgelden, van aandelen in bepaalde vennootschappen, het behoud van eigen aandelen en het behoud van eigen roerende lichamelijke goederen.
Het besluitvormingsorgaan spreekt zich er niet over uit tot welk vermogen de in de aanvraag beschreven vermogensbestanddelen behoren, maar gaat in onderhavige beslissing uit van de kwalificatie die de aanvrager hier aan geeft, namelijk eigen goederen van de heer X.
58. Algemeen wordt aanvaard dat een huwelijksvoordeel een overeenkomst onder bezwarende titel is.
Het besluitvormingsorgaan spreekt zich niet uit over de burgerrechtelijke kwalificatie als huwelijksvoordeel van een eenzijdig (optioneel) toekenningsbeding van eigen goederen, van de ene echtgenoot ten behoeve van de andere echtgenoot, in een gemeenschapsstelsel, zoals in casu voorligt.
Het besluitvormingsorgaan spreekt zich evenmin uit over de rechtsgeldigheid van deze overeenkomsten of clausules op burgerrechtelijk vlak.
In de mate bijgevolg dat het eenzijdig (optioneel) toekenningsbeding van eigen goederen van de ene echtgenoot in de voorgenomen verrichting op burgerrechtelijk vlak een huwelijksvoordeel uitmaakt ten behoeve van de andere echtgenoot, zal deze kwalificatie doorwerken in het fiscaal recht.
Fiscaal betekent dit dat de toebedeling aan de langstlevende echtgenoot ingevolge een huwelijksvoordeel niet behandeld wordt als een erfrechtelijke verkrijging, doch wel als een verkrijging op grond van een overeenkomst onder de levenden, meer bepaald een overeenkomst onder bezwarende titel.
In de mate dat de eenzijdige toekenning van eigen goederen van de ene echtgenoot ingevolge het (optioneel) toekenningsbeding in casu effectief burgerrechtelijk gekwalificeerd kan worden als een huwelijksvoordeel ten behoeve van de andere echtgenoot, volgt het besluitvormingsorgaan dezelfde redenering voor de fiscale behandeling van deze verrichting.
1. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.2 VCF?
59. Overeenkomstig artikel 2.7.1.0.2 VCF worden met erfbelasting belast, de goederen die verkregen worden uit de nalatenschap, via wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
De verkrijging door een langstlevende echtgenoot van een huwelijksvoordeel is een huwelijksvermogensrechtelijke verkrijging.
60. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.2 VCF.
2. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF?
61. De schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker, wordt onder de erfbelasting geplaatst op grond van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.
De burgerrechtelijke kwalificatie van het optioneel toekenningsbeding als huwelijksvoordeel heeft als gevolg dat dit beding ten bezwarende titel is.
62. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.
3. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.4 VCF?
63. De toebedeling van meer dan de helft van een gemeenschap bij overlijden wordt fiscaal, zowel voor onroerende als voor roerende goederen onder de erfbelasting geplaatst op grond van artikel 2.7.1.0.4 VCF.
De optionele toekenning van eigen goederen heeft volgens de aanvrager geen betrekking op een wettelijke of conventionele gemeenschap.
64. Er zal voor dit beding geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.4 VCF.
4. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.5 VCF?
65. Kosteloze beschikkingen, gedaan door een erflater gedurende de drie jaar voorafgaand aan het overlijden, welke niet onderworpen zijn geweest aan schenkbelasting of aan registratierechten op schenkingen worden onder de erfbelasting geplaatst op grond van artikel 2.7.1.0.5 VCF.
De burgerrechtelijke kwalificatie van het optioneel toekenningsbeding als huwelijksvoordeel heeft als gevolg dat dit beding ten bezwarende titel is.
66. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.5 VCF.
2) Onderzoek van fiscaal misbruik (artikel 3.17.0.0.2 VCF)
a) Algemeen
67. Elk contract dat is gesloten vanaf 1 juni 2012 kan afgetoetst worden aan de algemene antimisbruikbepaling, thans vervat in art. 3.17.0.0.2 VCF. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen.
68. De artikelen van titel 2, hoofdstuk 7 (erfbelasting) van de VCF vormen de rechtsgrond voor de heffing van de erfbelasting. Bij deze bepalingen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen specifieke en algemene bepalingen. Evenwel is het zo dat de bepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF voorkomt dat men zich door gebruik van bepaalde rechtshandelingen buiten het toepassingsgebied van een heffingsbepaling stelt enkel en alleen vanwege fiscale motieven.
69. De fictiebepalingen ingevoegd in de VCF zijn terug te vinden in de artikelen 2.7.1.0.3 tot en met 2.7.1.0.9 VCF en betreffen regelingen waarbij de wetgever/decreetgever het noodzakelijk vond een bepaalde verkrijging gelijk te stellen met een legaat. De fictiebepalingen zijn geen specifieke misbruikbepalingen. Elke fictiebepaling heeft een specifiek doel. In de voorbereidende werken van elk van deze bepalingen kan de doelstelling worden nagelezen aan de hand waarvan een concrete techniek kan worden geëvalueerd. De fictiebepaling kan enkel worden toegepast als er voldaan is aan de voorwaarden die door het overeenkomstig artikel uit de VCF worden gesteld.
Uit de structuur van de VCF kan worden afgeleid dat de decreetgever met de artikelen 2.7.1.0.3 tot en met 2.7.1.0.9 VCF geen specifieke misbruikbepalingen voor ogen had: de algemene misbruikbepaling is opgenomen in titel 3 (Inning en Invordering), die algemeen de procedurebepalingen bevat terwijl de fictiebepalingen opgenomen zijn in titel 2 (Belastingheffing), die de inhoudelijke bepalingen bevat. Meer bepaald werden de fictiebepalingen opgenomen onder hoofdstuk 7 (Erfbelasting), afdeling 1 (belastbaar voorwerp).
70. De antimisbruikbepaling, zoals opgenomen in art. 3.17.0.0.2 VCF, is een algemene bepaling. Het gegeven dat een artikel van titel 2, hoofdstuk 7 (erfbelasting) van de VCF niet kan worden toegepast omdat de voorwaarden niet zijn voldaan sluit de inroeping door de Vlaamse Belastingdienst van art 3.17.0.0.2 VCF niet uit. Dit laatste artikel werd immers in het leven geroepen om te voorkomen dat de overledene voor zijn overlijden via bepaalde (legale) technieken zijn nalatenschap zou laten vererven met ontwijking van de erfbelasting.
b) In casu
71. Uit de gegevens opgenomen in de aanvraag en de bezorgde bijlagen blijkt dat de aanvragers gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel der gemeenschap en dat zij hun huwelijksstelsel wensen aan te passen. Meer bepaald wensen zij bij wijze van huwelijksvoordeel een optioneel toekenningsbeding te koppelen aan het eigen vermogen van de heer X ten voordele van mevrouw Y.
De echtgenoten wensen enerzijds het vermogen dat zij als eigen beschouwen, in het bijzonder het aandelenvermogen van de heer X en de inkomsten die eruit voortvloeien, te beschermen. Anderzijds wensen zij mevrouw Y, in het geval van ontbinding van het huwelijk door overlijden van de heer X, verzorgd achter te laten. Gezien de bezorgdheid van de aanvragers zich toespitst op de goederen van het eigen vermogen van de heer X, wensen zij een asymmetrische regeling.
Gelet op de concrete feitenconstellatie en de voorgelegde niet-fiscale motieven is het besluitvormingsorgaan van oordeel dat de voorgelegde verrichting in casu geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
Evenmin vinden de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.4, 2.7.1.0.5 VCF in casu toepassing.
72. Deze beslissing heeft alleen betrekking op de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen
Voetnoten
[1] Een kopie van het huwelijkscontract verleden voor notaris […] op […] werd bezorgd als bijlage bij de aanvraag.
[2] Artikel één uit het huwelijkscontract van de aanvragers luidt als volgt: “De aanstaande echtgenoten verklaren het wettelijk stelsel der gemeenschap aan te nemen, behoudens de hierna bepaalde modaliteiten.” In artikel 4bis en artikel 5 van het huwelijkscontract zijn specifieke bepalingen opgenomen inzake het behoud van eigen aandelen en het behoud van roerende lichamelijke goederen.
[3] Overeenkomstig artikel 1 van het huwelijkscontract van […] zijn de echtgenoten X-Y gehuwd onder het wettelijk stelsel der gemeenschap. Het huwelijkscontract bevat ook enkele bepalingen inzake het eigen karakter van de inkomsten van eigen goederen (artikel 4), het behoud van eigen aandelen (artikel 4bis) en het behoud van eigen roerende lichamelijke goederen (artikel 5).