VB 22051 - Kanscontract
- Nummer
- 22051
- Datum beslissing
- 24 oktober 2022
- Publicatiedatum
- 10 november 2022
Heffing
- Erfbelasting
- Registratiebelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 2.9.1.0.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag sterkt ertoe bevestiging te krijgen dat:
1.1. Het voorgelegde kanscontract tussen de echtgenoten rechtsgeldig is en kwalificeert als kanscontract onder bezwarende titel;
1.2. Het afsluiten van het voorgestelde kanscontract niet onderworpen zal worden aan schenkbelasting en dat aldus de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.3. Het afsluiten van het voorgestelde kanscontract niet onderworpen zal worden aan erfbelasting en dat aldus de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.4. De wijziging van het huwelijksvermogensstelsel, gevolgd door het afsluiten van het voorgestelde kanscontract geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF nu er ook niet-fiscale motieven aan de grondslag liggen van de vooropgestelde verrichting.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], namens:
2.1. de heer X, van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1954, rijksregisternummer […], en zijn echtgenote,
2.2. mevrouw Y, van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1957, rijksregisternummer […],
sinds xx.xx.2005 samenwonende te […].
II. B. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)
3. De volgende situatie doet zich voor: een kinderloos echtpaar, gehuwd op xx.xx.1989 onder het wettelijk stelsel naar Nederlands recht, bij afwezigheid van een huwelijkscontract, gewijzigd naar het stelsel van zuivere scheiding van goederen naar Belgisch recht, wenst over te gaan tot het sluiten van een kanscontract. Het kanscontract zal betrekking hebben op de eigen spaarrekeningen van de echtgenoten, die ze niet in onverdeeldheid bezitten.
III. Motivering van de aanvraag
4. De volgende bepalingen uit de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) zijn in casu relevant:
- Artikel 2.7.1.0.3 VCF;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF;
- Artikel 2.8 .1.0.1 VCF;
- Artikel 2.8.4.1.1 VCF;
- Artikel 2.9.1.0.1 VCF;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF.
5. Verwijzend naar standpunt nr. 17044 dd. 08 januari 2018, kwalificeert onderhavig kanscontract als een overeenkomst onder bijzondere titel en ten bezwarende titel, omwille van volgende redenen:
5.1. Ten bezwarende titel - Kanscontracten zijn wederkerige overeenkomsten waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (artikel 1964 Burgerlijk Wetboek). Elke echtgenoot kan de langstlevende van hen beide zijn. Door een kanscontract te sluiten bestaat de kans op winst in de verkrijging van de eigen goederen van de eerst overleden echtgenoot. Het verlies is het overlijden als eerste van beide partijen, waarbij men zijn eigen goederen moet afstaan aan de langstlevende.
Het kanscontract dat partijen wensen te sluiten kwalificeert in casu als een overeenkomst ten bezwarende titel, omdat de kansen van beide partijen evenwichtig zijn:
- Beide echtgenoten hebben een gelijke overlevingskans. Dit wordt aangetoond door de leeftijd van de partijen (de echtgenoot is geboren op xx.xx.1954 en de echtgenote op xx.xx.1957) en eenzelfde goede gezondheidstoestand.
- De inleg van beide echtgenoten is op het moment van het afsluiten van het kanscontract gelijkwaardig, aangezien de omvang van de eigen spaarrekeningen van de echtgenoten, voorwerp van het kanscontract, gelijk is.
- De goederen die het voorwerp zullen uitmaken van de overeenkomst zullen bezwaard zijn met een beperkt vervreemdingsverbod, waardoor de partijen zichzelf wederzijds de bevoegdheid ontzeggen om kosteloos over de goederen te beschikken (bijvoorbeeld schenking).
5.2. Ten bijzondere titel - Het kanscontract zal eveneens ten bijzondere titel afgesloten worden, aangezien de goederen nauwkeurig omschreven zullen zijn. De overeenkomst lijst de spaarrekeningen op en vermeldt hun huidige omvang.
Daarenboven voorziet de overeenkomst in zaakvervanging. Hierbij anticiperen de echtgenoten expliciet op een situatie waarbij goederen in de plaats zouden komen van de goederen waarover zij het kanscontract zullen sluiten. De partijen komen overeen dat alle goederen die in de plaats treden van de betrokken spaatrekeningen, doordat ze volledig werden verkregen met de gelden van deze rekeningen, geacht worden onder het kanscontract te vallen en dezelfde rechtsgevolgen erop van toepassing zullen zijn.
6. Kanscontract tussen echtgenoten - Zoals door uw dienst reeds bevestigd werd, maakt het feit dat het kanscontract tussen echtgenoten wordt afgesloten de overeenkomst niet ongeldig (Standpunt nr. 17044 dd. 08 januari 2018). Echtgenoten hebben de mogelijkheid om een kanscontract af te sluiten voor niet-onverdeelde goederen. Hierop moeten dezelfde regels worden toegepast als degene die gelden voor een beding van aanwas (Standpunt nr. 17044 dd. 08 januari 2018).
7. Geen fiscaal misbruik - Het risico bij deze verrichting schuilt er in dat de administratie toepassing zal maken van de anti-misbruik bepaling uit artikel 3.17.0.0.2 VCF.
De fiscale anti-rechtsmisbruikbepaling komt evenwel niet in het vizier wanneer de betrokken partijen kunnen bewijzen dat de keuze voor hun rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het louter ontwijken van de belasting. In dit geval zijn er overwegende burgerrechtelijke motieven voorhanden waarom wordt geopteerd voor het kanscontract:
7.1. Scheiding van vermogens
De echtgenoten zijn initieel gehuwd onder het Nederlands wettelijk stelsel op xx.xx.1989, bij afwezigheid van een huwelijkscontract. Op xx.xx.2018 hebben zij hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd naar het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Er werd een kopie van dit wijzigende huwelijkscontract bij de aanvraag gevoegd.
De tijdspanne tussen de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel en het voornemen tot het afsluiten van een kanscontract bedraagt momenteel dus meer dan vier jaar.
De combinatie van de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel en het kanscontract is in onderhavige situatie geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, omdat er geen eenheid van opzet tussen beide verrichtingen voorhanden is. Partijen hebben destijds hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd omwille van volgende niet-fiscale redenen, die eveneens in de wijzigingsakte zijn opgenomen:
- De wil van partijen om elkaar te beschermen tegen aansprakelijkheden uit eigen beroepsactiviteiten;
- De wens van partijen om het eigen vermogen zelfstandig te besturen en er zelfstandig over te beschikken;
- De wens van partijen om de mogelijkheid te hebben om de goederen om niet te ontvangen die zullen toebehoren aan hun eigen vermogen;
- De wil van partijen om, voor het geval er zich een relatiebreuk zou voordoen, de boedels alvast in gemeen overleg te verdelen.
Een wijziging van het huwelijksvermogensstelsel was de enige manier om bovenvermelde wensen van partijen tegemoet te komen.
In bijlage bij de aanvraag is een afschrift van voornoemde huwelijksovereenkomst gevoegd.
7.2. Levenskwaliteit en standaard veiligstellen
Het voorgaande, met name de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, staat de wil van partijen niet in de weg om de langstlevende onder hen te beschermen. Zij willen de levenskwaliteit en -standaard van de langstlevende onder hen veiligstellen en de zekerheid bekomen dat de langstlevende onder hen de roerende goederen in volle eigendom zal verwerven. Het kanscontract is daartoe het meest geschikte instrument, aangezien schenkingen tussen echtgenoten (artikel 4.240 Burgerlijk Wetboek) en testamenten (artikel 4.132, §3 Burgerlijk Wetboek) herroepbaar zijn. In tegenstelling tot de schenkingen en testamenten, biedt het kanscontract voldoende zekerheid voor de echtgenoten.
8. Voor zover als nodig verwijzen wij naar enkele voorafgaande beslissingen waarin eveneens een kanscontract/beding van aanwas werd gesloten tussen echtgenoten en waar de Vlaamse Belastingdienst oordeelde dat er voldoende andere niet-fiscale motieven aan de grondslag lagen:
- Voorafgaande beslissing nr. 20025 dd. 08 juni 2020;
- Voorafgaande beslissing nr. 22005 dd. 28 maart 2022.
9. Er wordt uitdrukkelijk verzocht, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken wij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van de betrokken echtgenoten.
IV. Beslissing
10. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
12. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
13. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF, dat luidt als volgt:
“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 2.7.1.0.3 VCF, dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF, dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.
- Artikel 2.9.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
14. Het feit dat een kanscontract tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een kanscontract wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten, in casu de eigen spaarrekeningen.
15. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
16. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
17. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen (spaarrekeningen) die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.
18. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
19. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
20. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
21. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
22. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 68 jaar en 65 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.
23. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
24. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.
25. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
26. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.