Zelfstandige naamwoorden - 2. Spelling van meervouden
Regel 1 - Hoofdregel
HOOFDREGEL: Schrijf de meervoudsuitgang aan het grondwoord vast. Pas waar nodig de regels toe voor enkele of dubbele klinker en enkele of dubbele medeklinker.
Regel 1.1 - Eindigt op lange klinker met één teken
UITZONDERING: Schrijf een apostrof vóór de meervoudsuitgang -s als de combinatie zonder apostrof tot een verkeerde uitspraak zou leiden.
Dat is het geval als het woord eindigt op een lange klinker die met één teken wordt geschreven (a, e, i, o, u of y).
Regel 1.2 - Eindigt op niet-uitgesproken s
UITZONDERING: Laat de meervouds-s weg bij een grondwoord dat eindigt op een niet-uitgesproken s.
Regel 1.3 - Initiaalwoorden, cijfers en letters
UITZONDERING: Schrijf een apostrof vóór de meervoudsuitgang van een initiaalwoord, een cijfer, een losse letter (of lettercombinatie), een bijzonder teken of een combinatie ervan.
Schrijf ook een apostrof in het meervoud van een letterwoord dat met een of meer hoofdletters wordt geschreven.
Regel 2 - Ieën of -iën
Schrijf -ieën in het meervoud van grondwoorden op -ie als de -ie in het meervoud beklemtoond is. Schrijf -iën als de -ie in het meervoud onbeklemtoond is.
Regel 3 - Alle of allen, beide of beiden
Schrijf een meervouds-n bij woorden zoals alle, beide, degene, enkele, meeste, sommige, vele als ze naar personen verwijzen én zelfstandig worden gebruikt.
Schrijf geen meervouds-n als niet aan beide voorwaarden is voldaan. Zo’n woord wordt zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en het woord ook niet kan worden aangevuld met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde of uit de voorafgaande zin.