Metadata: Digitale overheid
Bron
Enquête ICT- en internetgebruik bij huishoudens, Statbel & Eurostat
Definities
Personen die contact hebben gehad met de overheid zijn personen die in het jaar voorafgaand aan de bevraging minstens 1 van volgende vormen van contact hebben gehad: opzoeken van informatie over zichzelf (zoals informatie in verband met pensioen, gezondheid, corona-app…), opzoeken van informatie in openbare databanken (zoals informatie over beschikbaarheid van boeken in openbare bibliotheken, kadastrale registers, ondernemingsregisters…) en het verwerven van algemene informatie (zoals over diensten, uitkeringen, rechten, wetten, openingstijden).
In de vragenlijst wordt de overheid als volgt gedefinieerd: het betreft zowel de diensten van de gemeenten (de burgemeester, de lokale politie, de openbare bibliotheek, de dienst Bevolking, …), de provincies, de gewesten (bijvoorbeeld de VDAB), de gemeenschappen en de federale overheid van België (bijvoorbeeld de Federale Overheidsdienst Financiën), als de Europese overheid. Ook openbare ziekenhuizen en instellingen die sociale uitkeringen beheren (zoals het RIZIV en de RVA) behoren tot de overheid.
De vraag werd vanaf 2022 anders geformuleerd. Ervoor werd er gepeild naar andere vormen van contact met de overheid. Meer specifiek: informatie verkrijgen uit websites van de overheid, officiële formulieren downloaden en formulieren invullen en versturen via websites van de overheid (bijvoorbeeld via Tax-on-web, webenquêtes …), maar niet via e-mail.
Tot 2019 werd expliciet gevraagd alles aan te duiden wat van toepassing was (welk type e-governement gebruikt werd), vanaf 2020 werd dat niet gedaan. In de analyse van de resultaten valt op dat hierdoor gemiddeld minder opties aangevinkt werden. Daardoor is voorzichtigheid geboden bij vergelijkingen doorheen de tijd.
Het onderwijsniveau is gebaseerd op de internationaal erkende ISCED-indeling (International Standard Classification of Education). Laaggeschoolden zijn diegenen die ofwel geen diploma hebben ofwel ten hoogste een diploma van lager secundair onderwijs (eerste graad) (ISCED 0-2). Middengeschoolden hebben als hoogste diploma een diploma van hoger secundair of “postsecundair” (niet hoger) onderwijs (ISCED 3-4). Hooggeschoolden hebben een diploma hoger onderwijs (ISCED 5-6).
Opmerkingen bij de kwaliteit
De enquête over ICT- en internetgebruik bij huishoudens en individuen (ICT-enquête bij huishoudens en individuen) is een jaarlijks door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie. Voor de organisatie van de bevraging en voor de verwerking van de Belgische cijfers is het Belgische statistiekbureau Statbel (Statistics Belgium) verantwoordelijk.
De steekproef van de ICT-enquête bij huishoudens en individuen is in België een deelsteekproef van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK). Na het afnemen van de enquête naar de arbeidskrachten vraagt de interviewer of de laatst verjaarde persoon van het huishouden van minstens 16 jaar en jonger dan 90 jaar zelfstandig de ICT-enquête wil invullen.
Sinds 2009 worden er 2 methodes van dataverzameling gebruikt: CAWI (Computer Assisted Web Interviewing) via een webapplicatie en SAPQ (Self Administered Paper Questionnaire) via een papieren formulier. Vóór 2009 werd de enquête mondeling afgenomen door een enquêteur. Er is een rappel met nieuwe vragenlijst voorzien als het huishouden na 14 dagen nog niet heeft geantwoord.
De huishoudens die voor de ICT-enquête in aanmerking komen, zijn vanaf 2023 de privéhuishoudens met ten minste één persoon in de leeftijdsrange van 16 tot en met 89 jaar. Vóór 2023 was die leeftijdsrange 16-74. Vóór de hervorming van de EAK in 2017 volstond het tweede kwartaal om voldoende huishoudens te hebben en liep het veldwerk van april tot eind augustus. Van 2017 tot 2020 betreft het de huishoudens die voor het eerste of tweede trimester deelnamen aan de doorlopende enquête naar de arbeidskrachten. Het veldwerk liep van januari tot eind augustus. In 2021 werd besloten om een extra kwartaal van de arbeidskrachtenenquête op te nemen om de lagere respons op te vangen. Zo kregen de huishoudens die deelnamen aan de arbeidskrachtenenquête in het vierde kwartaal van 2020 en in het eerste en tweede kwartaal van 2021 een uitnodiging om deel te nemen aan de ICT-enquête.
Na validatie bleven bij de editie van 2023 6.298 huishoudens over. Dat is 50,9% van de huishoudens die aan de enquête naar de arbeidskrachten 2023 deelgenomen hebben en op basis van het vermelde leeftijdscriterium in aanmerking kwamen voor de ICT-enquête bij huishoudens en individuen, en 32.6% van de initiële brutosteekproef van de enquête naar de arbeidskrachten 2023 met uitsluiting van de huishoudens waarbij niet voldaan is aan bovenstaand leeftijdscriterium. De 6.298 huishoudens, die de nettosteekproef vormen, zijn als volgt over de 3 gewesten verdeeld: 770 uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 3.362 uit het Vlaamse Gewest en 2.166 uit het Waalse Gewest.