Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Bevolking naar onderwijsniveau (scholingsgraad) Bevolking naar onderwijsniveau (scholingsgraad)

Metadata: Bevolking naar onderwijsniveau (scholingsgraad)

Bron

Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), Statbel en Labour Force Survey (LFS), Eurostat, bewerking Steunpunt Werk

Definities

Het onderwijsniveau of de scholingsgraad wordt ingedeeld in 3 grote groepen aan de hand van het hoogst behaalde diploma: laaggeschoolden (maximaal lager secundair onderwijs), middengeschoolden (secundair onderwijs afgewerkt of in het bezit van een einddiploma postsecundair niet-hoger onderwijs) en hooggeschoolden (diploma hoger onderwijs).

Deze indeling komt overeen met de internationaal geldende ISCED-indeling (International Standard Classification of Education). Tussen 2013 en 2014 is er sprake van een breuk in de tijdreeks door de overschakeling van ISCED 1997 naar ISCED 2011 die ook gebruikt wordt voor de bepaling van het onderwijsniveau in de andere Europese landen.

  • Kort- of laaggeschoolden: personen zonder einddiploma van het secundair onderwijs (ISCED 1997: 0-2, ISCED 2011: 0-2).
  • Middengeschoolden: personen met een kwalificatie van het secundair onderwijs van de 3de graad, samen met de personen in het bezit van een einddiploma postsecundair niet-hoger onderwijs (ISCED 1997: 3-4, ISCED 2011: 3-4).
  • Hooggeschoolden: personen met een diploma hoger onderwijs (inclusief voortgezette universitaire opleiding en een doctoraat met proefschrift) (ISCED 1997: 5-6, ISCED 2011: 5-8).

Opmerkingen bij de kwaliteit

De gegevens over het onderwijsniveau van de bevolking zijn schattingen gebaseerd op een enquête. De Labour Force Survey (LFS) is een officiële enquête die in alle EU27-landen wordt afgenomen. Ze wordt gebruikt voor de constructie van Europese, nationale en regionale statistieken over de arbeidsmarkt. De LFS wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat. Voor België wordt de enquête uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel onder de naam Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK).

De EAK wordt in België uitgevoerd vanaf 1983. Deelname aan de EAK is verplicht voor de geselecteerde huishoudens. Van 1983 tot 1998 werden de huishoudens 1 maal per jaar bevraagd tijdens een beperkte periode. Vanaf 1999 werd de enquête continu uitgevoerd tijdens het jaar, waarbij de steekproef gelijkmatig werd verdeeld over alle weken van het jaar.

Vanaf 2017 werd een nieuwe methode van enquêtering toegepast. De geselecteerde huishoudens en personen nemen deel aan een eerste bevraging. Daarna worden ze uitgenodigd om in de daaropvolgende 15 maanden nog 3 keer een vragenlijst te beantwoorden. De huishoudens worden in 2 opeenvolgende kwartalen bevraagd, daarna in 2 kwartalen niet en ten slotte in 2 kwartalen opnieuw. De eerste bevraging gebeurt op dezelfde manier als de jaren voordien: de respondent wordt door een enquêteur uitgenodigd voor een persoonlijk interview waarbij de vragenlijst gezamenlijk wordt doorlopen en de antwoorden worden geregistreerd op een tablet (CAPI). Deze bevraging is de meest gedetailleerde en wordt begeleid door een enquêteur. De vervolgbevragingen zijn korter en beperken zich grotendeels tot de aspecten van de arbeidsmarktpositie die gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige bevraging. Deze vervolgbevragingen verlopen telefonisch (CATI) of via het internet (CAWI). In het kader van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, worden sinds de eerste lockdown in maart 2020 alle face-to-face-bevragingen tijdelijk vervangen door telefonische interviews.

Om de vergelijkbaarheid van de LFS-gegevens op Europees niveau te verhogen, werd in 2021 een nieuwe vragenlijst geïmplementeerd. Een nieuw Europees kaderreglement (EU-verordening 2019/1700) voorziet voor de Enquête naar de Arbeidskrachten een volledige herziening van de variabelenlijst en een meer uniforme manier van meten van bepaalde essentiële concepten. Dit heeft tot doel de vergelijkbaarheid van de gegevens op Europees niveau te verhogen. De wijzigingen in vergelijking met de oude vragenlijst zijn divers. Zo werden een aantal variabelen geschrapt omdat ze minder relevant geworden zijn of omdat de informatie beschikbaar is in administratieve bronnen. Andere, nieuwe vragen, werden toegevoegd. Soms werd de volgorde van vragen of de frequentie van bevraging (jaarbasis versus kwartaalbasis) aangepast. In een aantal gevallen werd ook de formulering van een bestaande vraag gewijzigd of werden de antwoordmodaliteiten aangepast, doch er werd getracht dit tot een minimum te beperken. Niettemin maakt dit dat de gegevens van voor 2021 niet steeds vergelijkbaar zijn met de gegevens van 2021 en later.

In het Vlaamse Gewest werden in de periode 1999-2016 gegevens verzameld van ongeveer 20.000 huishoudens en 50.000 personen (huishoudleden). De responsgraad van de EAK in België lag in die periode tussen 75% en 80%. Vanaf 2017 namen met de nieuwe methode 15.000 tot 18.000 Vlaamse huishoudens en 35.000 tot 43.000 personen deel. In 2023 ging het om 16.342 huishoudens en 38.055 personen. De responsgraad in het Vlaamse Gewest bedroeg bij de eerste bevraging 67%, bij de tweede bevraging 90%, bij de derde bevraging 94% en bij de vierde bevraging 95%.

Aangezien de gegevens verzameld worden via een steekproef, moet bij de interpretatie van de resultaten van de LFS en EAK rekening worden gehouden met een bepaalde onzekerheidsmarge.

Voor de periode vanaf 1999 moet men rekening houden met een breuk in de tijdreeks tussen 2016 en 2017 en tussen 2020 en 2021.

Op basis van de EAK kunnen er cijfers gegeven worden voor de Belgische gewesten, maar niet voor de gemeenschappen.