Vrouwen zijn vaker hoger geschoold dan mannen. In 2023 was 50,0% van de vrouwen hooggeschoold tegenover 40,8% van de mannen. Daartegenover staat dat 16,7% van de mannen en 14,8% van de vrouwen kortgeschoold zijn.
Zowel bij de 25- tot 34-jarigen (51,6%) als bij de 35- tot 54-jarigen (48,1%) was in 2023 ongeveer de helft hooggeschoold. Bij de 55- tot 64-jarigen was dat 34,6%. In die laatste leeftijdsgroep was 23,6% kortgeschoold. Bij de 25- tot 34-jarigen (11,7%) en 35- tot 54-jarigen (13,5%) ligt dat aandeel duidelijk lager.
51,6% van de werkenden tussen 25 en 64 jaar was in 2023 hooggeschoold. Bij de personen die werkloos zijn, was 30,7% hooggeschoold. Bij de niet-beroepsactieven (mensen die niet werken en die ook niet actief op zoek zijn naar een job) was dat 19,5%. Omgekeerd was bij de werkenden 10,4% kortgeschoold. Bij de werklozen was dat 24,1% en bij de niet-beroepsactieven 38,4%.
Personen zonder hinder tijdens hun dagelijkse activiteiten wegens een handicap of langdurig gezondheidsprobleem zijn vaker hoger geschoold dan personen met hinder. In 2023 was 47,1% van de personen zonder hinder hooggeschoold tegenover 25,2% bij personen met hinder. Bij personen zonder hinder was 13,8% kortgeschoold tegenover 30,7% bij personen met hinder.
In 2023 was ten slotte 47,5% van de personen geboren in België hooggeschoold. Bij personen geboren in een ander land van de Europese Unie (EU27) lag dat aandeel lager (39,1%). Bij personen geboren buiten de EU was dat 33,6%. Omgekeerd lag het aandeel kortgeschoolden bij personen geboren buiten de EU (38,1%) duidelijk hoger dan bij personen geboren in België (12,0%) of in een ander EU-land (24,9%).