Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Bevolking in ernstige materiële en sociale deprivatie Bevolking in ernstige materiële en sociale deprivatie

Metadata: Bevolking in ernstige materiële en sociale deprivatie

Bron

European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), Statbel & Eurostat, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

De materiële en sociale deprivatie-indicator werd uitgewerkt in het kader van de opvolging van de Europa 2030-strategie. Personen leven in ernstige materiële en sociale deprivatie als zij minstens 7 van 13 onderstaande items missen of zich niet kunnen veroorloven omwille van financiële redenen.
Op huishoudniveau:
- 1 week vakantie buitenshuis per jaar
- een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief minstens om de 2 dagen
- een eigen auto
- de rekeningen voor huur, hypotheek, nutsvoorzieningen of andere aankopen op tijd betalen
- het huis voldoende verwarmen
- een beperkte onverwachte financiële uitgave (1.300 euro) doen
- beschadigde of versleten meubels vervangen.
Op individueel niveau:
- 2 paar schoenen in goede staat
- versleten kledij vervangen door. nieuwe kledij
- thuis toegang tot internet
- minstens éénmaal per maand met vrienden of familie afspreken om iets te eten of te drinken
- regelmatig deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten
- wekelijks een bedrag uitgeven voor persoonlijke behoeften.

Kinderen tot en met 15 jaar zijn te jong om de vragen op individueel niveau te beantwoorden. Daarom krijgen zij een score toegekend op basis van de antwoorden van de 16-plussers in het huishouden. Wanneer minstens de helft van de 16-plussers in het huishouden zich een bepaald item niet kan veroorloven, wordt er verondersteld dat de kinderen zich dat evenmin kunnen veroorloven. Om voor kinderen geen te groot gewicht te geven aan de scores die ingevuld zijn op basis van antwoorden van 16-plussers, geldt voor hen een bijkomende voorwaarde om als ernstig materiaal en sociaal gedepriveerd beschouwd te worden: de huishoudens waarin zij wonen moeten zich minstens 3 van de items op huishoudniveau niet kunnen veroorloven.

Bovenstaande materiële en sociale deprivatie-indicator uitgewerkt in het kader van de opvolging van de Europa 2030-strategie verschilt van de materiële deprivatie-indicator die vroeger werd gebruikt bij de opvolging van de Europa 2020-strategie. Volgens de EU2020-indicator leefde een persoon in een huishouden met ernstige materiële deprivatie als het minstens 4 van de volgende 9 items mist of zich niet kan veroorloven omwille van financiële redenen:

- 1 week vakantie buitenshuis per jaar

- een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief minstens om de 2 dagen

- een wasmachine

- een kleuren-tv

- een telefoon/GSM

- een eigen auto

- de rekeningen voor huur, hypotheek, nutsvoorzieningen of andere aankopen op tijd betalen

- het huis voldoende verwarmen

- een beperkte onverwachte financiële uitgave doen.

Voor de meest recente jaren kon zowel de nieuwe EU2030-indicator als de vroeger gebruikte EU2020-indicator worden berekend.

Onderwijsniveau:

  • laaggeschoold: personen zonder diploma of hoogstens een diploma lager secundair onderwijs
  • middengeschoold: personen met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs of met een diploma post-secundair niet-hoger onderwijs
  • hooggeschoold: personen met een diploma hoger of universitair onderwijs.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De gegevens over ernstige materiële en sociale deprivatie zijn schattingen gebaseerd op een enquête. Het gaat om de EU-SILC-survey naar inkomens en levensomstandigheden die als doel heeft om binnen de Europese Unie vergelijkbare statistieken over onder meer armoede en sociale uitsluiting op te stellen.

De uitvoering van de EU-SILC-survey is sinds 2004 bij Europese verordening verplicht voor alle landen. De EU-SILC wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat en voor België uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel. Het betreft een enquête die wordt afgenomen bij een steekproef van private huishoudens uit het Rijksregister, waarbij de referentiepersoon van het huishouden (gezinshoofd) wordt geïnterviewd (face-to-face) en elk huishoudlid van 16 jaar en ouder. Vanaf 2004 is de EU-SILC opgebouwd als een roterend panel. Dat betekent dat huishoudens verschillende jaren aan de steekproef deelnemen en elk jaar een deel van de huishoudens vervangen wordt door een nieuwe steekproef van huishoudens. Tot en met EU-SILC 2018 ging het om een 4 jaar roterend panel: huishoudens namen deel aan de enquête voor vier opeenvolgende jaren. In 2019 werd gestart met de uitbreiding van het panel naar 6 jaar. Er werd een nieuwe groep toegevoegd aan het panel, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Bij EU-SILC 2019 waren er dus 5 deelnemende groepen. In 2020 werd dit opnieuw gedaan zodat een 6-jarig panel gerealiseerd werd.

De responsgraad van de EU-SILC-survey in België bedraagt ongeveer 60%. In het Vlaamse Gewest worden in totaal via de huishoud- en individuele vragenlijst gegevens verzameld voor iets meer dan 7.000 personen.

Bij de interpretatie van de resultaten van de EU-SILC-survey moet rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Deze onzekerheidsmarge is groter naarmate de steekproef waarop de cijfers berekend worden, kleiner is. De in de figuur opgenomen onzekerheidsmarges zijn berekend door Statbel. Voor de jaren waar geen onzekerheidsmarges van Statbel beschikbaar zijn (2004 tot en met 2009) gaat het om een schatting op basis van de onzekerheidsmarges in de andere jaren.

Daarnaast is het zo dat in surveyonderzoek bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen (zoals personen in collectieve huishoudens, personen zonder wettige verblijfsvergunning of dak- en thuislozen) niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn.

In 2019 werd de EU-SILC-survey ingrijpend vernieuwd. Op inhoudelijk vlak werd in 2019 de overstap gemaakt naar het gebruik van administratieve gegevens voor de meerderheid van de inkomensvariabelen. Als gevolg daarvan werd de vragenlijst van de survey fundamenteel herzien. Vragen werden geherformuleerd en/of van plaats veranderd, er kwamen nieuwe vragen bij en bepaalde vragen werden geschrapt. Op methodologisch vlak werd het volledige model voor de correctie van non-respons, uitval van panelleden en kalibratie herzien. Voortaan wordt bij de berekening van gewichten rekening gehouden met administratieve variabelen (meer specifiek het fiscale inkomen van huishoudens). Deze methodologische hervorming verhoogt de nauwkeurigheid van de schattingen. Door al deze wijzigingen is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen tussen de resultaten van de EU-SILC-survey vanaf 2019 met de resultaten van voorgaande jaren.
Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat de Covid-19-pandemie vanaf maart 2020 een duidelijke impact heeft gehad op de dataverzameling van de EU-SILC-survey van 2020 en 2021. Door de lockdownmaatregelen werd in 2020 het veldwerk tijdelijk onderbroken en werd een deel van de interviews afgenomen via de telefoon in plaats van face-to-face. In 2021 werden alle interviews afgenomen via de telefoon. Algemeen genomen konden door de uitzonderlijke omstandigheden bepaalde huishoudens gemakkelijker bereikt worden dan in andere jaren, andere huishoudens net moeilijker. Dat zorgde voor een zekere bias in de gerealiseerde steekproef waardoor voorzichtigheid geboden is bij de vergelijking van de resultaten van 2020 en 2021 met die van 2019.