Artikel 24/7 stelt dat statutaire personeelsleden bij ontslag op grond van artikel 111bis van het Provinciedecreet en artikel 194/1 van het decreet over het lokaal bestuur dezelfde bijzondere rechtsbeschermingen tegen ontslag genieten als de contractuele personeelsleden in het bestuur.
Ten aanzien van contractanten zijn er in diverse wet- en regelgevingen bijzondere ontslagbeschermingen ingebouwd, zoals bijvoorbeeld:
- artikel 40 van de Arbeidswet van 16 maart 1971: het zwangere personeelslid mag niet ontslagen worden vanaf het ogenblik waarop de werkgever van de zwangerschap werd ingelicht, tot het verstrijken van de termijn van één maand die begint te lopen de dag na het einde van de postnatale bevallingsrust, behalve om redenen die vreemd zijn aan de lichamelijke toestand als gevolg van de zwangerschap of van de bevalling.
- artikel 30, §4, van de Arbeidsovereenkomstenwet: de werknemer die gebruik maakt van zijn verlof ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind, mag niet worden ontslagen gedurende een periode die ingaat op het ogenblik van de kennisgeving van de werkgever en uiterlijk op de eerste dag van het geboorteverlof, en eindigt vijf maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling, behalve om redenen die vreemd zijn aan de opname van dit verlof.
- artikel 87 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. De vakbondsafgevaardigden kunnen niet ontslagen worden voor de handelingen die zij in die hoedanigheid verrichten en die rechtstreeks verband houden met de door hen uitgeoefende prerogatieven.
- artikel III.60/12 van het Bestuursdecreet dat de klokkenluider beschermt tegen ontslag of andere represailles.
Op grond van artikel 24/7 moet het bestuur ten aanzien van statutaire personeelsleden dezelfde bijzondere ontslagbeschermingen bieden als diegene die zij moet naleven ten aanzien van zijn contractuele personeelsleden, inclusief de bijhorende modaliteiten bij deze bescherming.
Het laten doorwerken van die diverse bijzondere beschermingsprocedures die zijn vastgesteld tegen ontslag van contractanten in de publieke sector ten aanzien van de statutaire personeelsleden leidt ook tot:
- een gedeeltelijke omzetting van artikel 12 van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad;
- een gedeeltelijke omzetting van artikel 18 van de Richtlijn EU 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie.
Het is een gedeeltelijke omzetting omdat dit enkel voor statutaire personeelsleden geldt.
Door artikel 24/7 wordt de bijzondere ontslagbescherming die voor contractanten is vastgesteld in artikel 28 van de wet van 7 oktober 2022 tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven, ook van toepassing ten aanzien van statutaire personeelsleden.
Hetzelfde geldt voor de bijzondere ontslagbescherming die is vastgesteld in artikel 32 van de wet van 7 oktober 2022 houdende gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie. Die wet stelt in hoofdstuk III minimumvereisten vast inzake arbeidsvoorwaarden zoals het recht om buiten het werkrooster voor een andere werkgever te werken of om de overgang naar een andere vorm van werk te vragen.
Hierdoor mogen statutaire personeelsleden die gebruik hebben gemaakt van het recht om welbepaalde zorgverloven op te nemen, om een flexibele werkregeling te verzoeken omwille van zorgdoeleinden of om toepassing te maken van de minimale rechten die zijn vastgesteld in hoofdstuk III van de wet van 7 oktober 2022 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1152), niet op grond daarvan ontslagen worden.