De 1ste verdeelronde is voorbehouden voor lokale besturen of intergemeentelijke samenwerkingen die indienden voor projectjaar 1 en aan de voorwaarden voldoen. Die indieners hebben recht op hetzelfde subsidiebedrag en dezelfde financiële stimulansen als ABB de resultaten van projectjaar 1 positief evalueerde.

Tussentijdse jurering

• Lokale besturen die bij de tussentijdse rapportage (mei 2023) meer dan 25% van de vooropgestelde KPI behaalden, kunnen in projectjaar 2 automatisch indienen voor hetzelfde subsidiebedrag.
• Lokale besturen die indienden voor een actie met actieplan, pleinmakers of correspondentietesten of die geen 25% van de vooropgestelde KPI behaalden, moeten een beknopt motiveringsdossier indienen. Zij ontvangen het advies van ABB over het verderzetten van de middelen in het 2de projectjaar. In dat advies vernemen lokale besturen of de motivering volstaat om opnieuw middelen aan te vragen in het 2de projectjaar.
• Een lokaal bestuur dat een negatief advies krijgt over het verderzetten van de middelen, kan het negatief geadviseerde bedrag niet opnieuw aanvragen in het 2de projectjaar.

Verdeling

Het lokaal bestuur kan hetzelfde subsidiebedrag als in het 1ste projectjaar inzetten op de acties in projectjaar 2, volgens een verdeling die het lokaal bestuur zelf bepaalt. Die acties mogen dezelfde zijn als in projectjaar 1 of mogen nieuwe acties zijn.

De financiële stimulansen van de lokale besturen, die in projectjaar 1 de stimulans ontvingen en die aan de voorwaarden voldoen, verlengen we.

De 2^de verdeelronde is voorbehouden voor nieuwe projectindieners. Eerst behandelen we de aanvragen voor financiële stimulansen als die aan deze voorwaarden voldoen:

• Stimulans samenwerkingsverband: lokale besturen moeten aantonen dat ze voldoen aan de voorwaarden.
• Stimulans mentorbestuur: in de aanvraag verduidelijken ze welke ervaring en welke soort ervaring ze hebben met de actie waarvoor ze kandideren. We selecteren de meeste geschikte kandidaat als er meerdere kandidaten zijn voor dezelfde actie én er nog geen mentorbestuur is (zie punt 1 hierboven).
• Stimulans voor sociale impactobligatie: per kandidatuur beoordelen we welke indiener het meest concreet uitgewerkte voorstel en de beste aanpak voor sociale impactobligaties heeft. We selecteren er maximaal 4.

Het resterende budget wenden we aan om nieuwe acties te financieren volgens de vooropgestelde prioriteiten van de indieners.

De 3de verdeelronde is voorbehouden voor lokale besturen en intergemeentelijke samenwerkingen die al meededen in projectjaar 1 en voor het 2de jaar bijkomende middelen willen aanvragen.

Eerst behandelen we de aanvragen voor nieuwe financiële stimulansen als die aan deze voorwaarden voldoen:

• Stimulans samenwerkingsverband: lokale besturen moeten aantonen dat ze voldoen aan de voorwaarden.
• Stimulans mentorbestuur: in de aanvraag verduidelijken ze welke ervaring en welke soort ervaring ze hebben met de actie waarvoor ze kandideren. We selecteren de meeste geschikte kandidaat als er meerdere kandidaten zijn voor dezelfde actie én er nog geen mentorbestuur is (zie punt 1 en 2 hierboven).
• Stimulans voor sociale impactobligatie: per kandidatuur beoordelen we welke indiener het meest concreet uitgewerkte voorstel en de beste aanpak voor sociale impactobligaties heeft. We selecteren er maximaal 4.

Het resterende budget wenden we aan om nieuwe acties te financieren volgens de vooropgestelde prioriteiten van de indieners.

Als blijkt dat er op een bepaald prioriteitsniveau onvoldoende budget is om alle resterende aanvragen te subsidiëren, kennen we het resterende budget pro rata toe aan de eerstvolgende prioriteit. Hoeveel acties een lokaal bestuur kan realiseren, hangt dus af van het aantal indieners. Hoe hoger het lokaal bestuur de actie prioriteert, hoe groter de kans dat het lokaal bestuur de actie kan realiseren.

De volgende personeelskosten komen in aanmerking voor subsidiëring:

• brutosalarissen of -lonen, met inbegrip van alle wettelijk verplichte werknemers- en werkgeversbijdragen;
• personeelskosten voor betrokken personeelsleden, in verhouding tot de tijd die besteed is aan de gesubsidieerde activiteiten.

Het moet gaan om bijkomende personeelsinzet, gelinkt aan de acties.

De volgende werkingskosten komen in aanmerking voor subsidiëring:

• kosten die exclusief betrekking hebben op de uitvoering van de acties en die verifieerbaar zijn;
• kosten voor tijdelijke medewerkers, zoals vrijwilligersvergoeding;
• afschrijvingskosten voor de aankoop van materiaal in het kader van het project (i.c. roerende goederen), waarbij een afschrijvingstermijn van minstens 3 jaar wordt gehanteerd;
• de huur of leasing die aan derden moet worden betaald voor het gebruik van lokalen, apparatuur, infrastructuur enzovoort.

De volgende werkingskosten komen niet in aanmerking voor subsidiëring:

• gebruikelijke structurele werkingskosten die geen link hebben met de uitvoering van de acties;
• werkingskosten waarvan de link met de inhoud van het project of de gesubsidieerde activiteit moeilijk aantoonbaar is (bijvoorbeeld verwaarloosbare gebruiksgraad);
• overheadkosten die geen duidelijke link vertonen met het project;
• afschrijvingskosten voor het gebruik van bestaande infrastructuur of infrastructuurwerken (i.c. onroerende goederen);
• kosten voor reizen naar en verblijf in het buitenland.

Maximaal 10 % van de door de subsidieverstrekker uiteindelijk aanvaarde uitgaven/kosten komen in aanmerking als overheadkosten. Alleen overheadkosten die direct gerelateerd zijn aan het project zijn aanvaardbaar.

Investeringskosten komen niet in aanmerking. Reservevorming is niet mogelijk.
Tenzij het gaat om investeringskosten in het kader van het actieplan toegankelijkheid.