Gedaan met laden. U bevindt zich op: De risicoanalyses psychosociaal welzijn De rol als vertrouwenspersoon

De risicoanalyses psychosociaal welzijn

De werkgever is wettelijk verplicht om de psychosociale risico’s op het werk (bijvoorbeeld stress, burn-out, ongewenst grensoverschrijdend gedrag) in kaart te brengen en de oorzaken gebonden aan de 5 A’s (arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden, arbeidsrelaties en arbeidsorganisatie) te analyseren.

    Waarom?

    Welzijn en motivatie op het werk zijn voor werkgevers belangrijke thema’s. Het kunnen doorslaggevende factoren zijn om productief en innovatief te blijven. Gelukkige medewerkers zijn immers productieve medewerkers en dragen bij aan de gezondheid van de organisatie.

    Een risicoanalyse biedt de mogelijkheid om psychosociale risico’s op de werkvloer op te sporen en aan te pakken, om zo het welbevinden en functioneren van de medewerkers te verbeteren of te bestendigen. De werkgever betrekt de preventieadviseur psychosociale aspecten (PAPS) bij de uitvoering van de risicoanalyse en vraagt die om advies.

    Deze risicoanalyse dient dus om het preventiebeleid te onderbouwen en bij te sturen. De resultaten en collectieve maatregelen worden op het EOC besproken en geadviseerd zodat ze breed gedragen worden. De maatregelen zijn de basis voor het opmaken van het vijfjaarlijks globaal preventieplan (GPP), dat stapsgewijs uitgevoerd wordt via vijf opeenvolgende jaarlijkse actieplannen (JAP). De concrete maatregelen worden ten minste 1 maal per jaar door de werkgever geëvalueerd en eventueel bijgestuurd. De risicoanalyse vormt dus een belangrijk tool in het welzijnsbeleid.

    De algemene psychosociale risicoanalyse (RAPSi)

    • De werkgever moet de algemene of globale risicoanalyses psychosociaal welzijn (de risicoanalyse a priori) verplicht uitvoeren, minimaal om de 5 jaar.
    • Voor deze risicoanalyse bij de aangesloten entiteiten maakt de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming gebruik van de RAPSi van Groep IDEWE. Concreet bevat de RAPSi internationaal en wetenschappelijk gevalideerde metingen van:
      • een verscheidenheid aan werk- en organisatiekenmerken (die de 5A’s in de Welzijnswet dekken)
      • de verschillende indicatoren van welzijn, stress en attitudes ten aanzien van het werk en de organisatie
      • ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk.
    • Deze factoren worden meestal gemeten met behulp van verschillende vragen. Dat waarborgt de betrouwbaarheid van de metingen en bijgevolg ook van de studieresultaten. De vragenlijst is geënt op het praktijkrelevante en wetenschappelijke Job Demands Resources model van Demerouti en Bakker.
    • Via een gestandaardiseerde online vragenlijst bestaande uit wetenschappelijke meetinstrumenten worden de scores voor de entiteit onderzocht en vergeleken met een representatieve benchmark met Vlaamse werknemers. Deze informatieve methode biedt aan alle medewerkers de kans om op een vertrouwelijke manier hun ervaringen mee te delen. De methode laat ook toe om op een objectieve manier een heldere ‘luchtfoto’ van de entiteit of subgroepen vast te leggen. Bovendien geeft de risicoanalyse de mogelijkheid om groepsresultaten met externe en interne referentiegroepen te vergelijken en te toetsen aan voorgaande bevragingen.
    • De werkgever analyseert en evalueert de resultaten van deze risicoanalyse, vraagt hierbij advies aan de preventieadviseur psychosociale aspecten (PAPS), zet de eerste krachtlijnen uit en bekijkt welke informatie hieruit in een verdere fase aan welke betrokkene wordt meegedeeld.
    • De werkgever deelt de resultaten van de risicoanalyse mee aan het Entiteitscomité (EOC) en vraagt het advies over de collectieve maatregelen die daaruit voorvloeien vooraleer hij maatregelen neemt. De medewerkers van het EOC zijn onderworpen aan de discretieplicht en mogen bijgevolg rechtstreeks of onrechtstreeks herkenbare gegevens niet verder verspreiden.
    • De werknemers en de hiërarchische lijn worden geïnformeerd over de resultaten en de preventiemaatregelen.
    • De resultaten en de preventiemaatregelen worden opgenomen in het 5-jaarlijks globaal preventieplan dat jaarlijks geconcretiseerd wordt in het jaaractieplan, waarna de impact van de verschillende maatregelen gemonitord wordt.

    De werkgever draagt bij dit alles de eindverantwoordelijkheid. De PAPS kan de werkgever hierbij ondersteunen.

    De risicoanalyse specifieke arbeidssituatie (RASAS)

    • De RASAS is een risicoanalyse naar aanleiding van een probleem in de arbeidssituatie (de risicoanalyse a posteriori). Die is aanbevolen wanneer een gevaar werd vastgesteld waarmee het geheel van werknemers in eenzelfde specifieke arbeidssituatie wordt geconfronteerd. Het kan bijvoorbeeld gaan om werknemers van dezelfde dienst of met dezelfde functie.
    • Een lid van de hiërarchische lijn of ten minste 1/3 van de werknemersvertegenwoordigers in het Entiteitscomité (EOC) kunnen om een risicoanalyse vragen, wanneer zij zelf een gevaar vaststellen of de werknemers hen daarvan op de hoogte brengen. In dat geval is de werkgever verplicht deze risicoanalyse uit te voeren. Het is immers mogelijk dat men binnen een bepaalde dienst of afdeling een terugkerende conflictsituatie of een stijging van het afwezigheidspercentage of turnover vaststelt zodat het nuttig kan zijn deze situatie onder de loep te nemen.
    • Deze risicoanalyse is hoofdzakelijk een risicoanalyse op collectief niveau (groepsniveau). Het doel van deze risicoanalyse is om individuele en collectieve maatregelen te treffen om het gevaar te beheersen. Deze collectieve aanpak laat toe het aantal individuele verzoeken tot interventie door werknemers die geraakt worden door hetzelfde probleem te verminderen.
    • Voor de entiteiten die aangesloten zijn bij de GDPB is er een contract afgesloten met de externe dienst IDEWE(PDF bestand opent in nieuw venster).

    Meer info over deze wetgeving vind je op