Gedaan met laden. U bevindt zich op: EPC NR: Inventarisatie voor energielabel Technieken in het EPC NR

EPC NR: Inventarisatie voor energielabel

Een belangrijke eerste stap bij de bepaling van het energielabel is de inventarisatie van alle energiestromen, zowel deze die binnenkomen en buitengaan als deze die lokaal worden opgewekt door opwekkers.

Doel van de inventarisatie voor het energielabel

De inventaris wordt opgesteld om een correcte bepaling van het energielabel mogelijk te maken. Deze bevat alleen energiestromen en opwekkers met een invloed op het energielabel. Natuurlijk kan de energiedeskundige tijdens de rondgang ook vaststellingen voor de energiescore doen, maar deze komen niet in de inventaris. In kaart brengen van alle energiestromen en opwekkers gebeurt op niveau van de scope: wat komt de scope binnen, wat wordt er geproduceerd en wat gaat de scope buiten?

Neem hiervoor voldoende tijd. Afhankelijk van de situatie kan u deze informatie afleiden uit (een combinatie van) de onderstaande bronnen:

  • Bezoek aan technische ruimte(s) en visuele inspectie van de installatie(s)
  • Aanwezige hydraulische schema’s, installatieschema’s, meterschema’s of andere technische plannen
  • Overleg met de gebouwverantwoordelijke of – beheerder

De resulterende inventaris is de basis voor de verdere invoer van het EPC NR. Bespreek na de inventarisatie eventueel uw bevindingen met een gebouwbeheerder of verantwoordelijke om na te gaan of er niets over het hoofd werd gezien.

Tips voor de inventarisatie

De algemene regels voor staving zoals vastgelegd in het IP gelden voor al deze bronnen. Hieronder vindt u nog enkele tips voor de inventarisatie van de energiestromen.

  • Beschouw energiestromen op niveau van de scope. Inspecteer dus alle gebouweenheden die deel uitmaken van de scope.
  • In bijna alle gevallen zal er minstens één inkomende stroom zijn, namelijk een aansluiting op het elektriciteitsnet. Daarnaast is er in veel gevallen ook een aardgasnet of een andere brandstofvoorziening (stookolie, biomassa, …).
  • Bij lokale productie van elektriciteit (bv. WKK, PV-installatie, wind- of waterkrachtinstallatie) zal er zeer vaak minstens één geëxporteerde energiestroom zijn. Wanneer er geen voorzieningen zijn om het teveel aan geproduceerde elektriciteit op te slaan (bv. batterij, aanmaak waterstof,…) wordt deze terug geïnjecteerd naar het net (= geëxporteerde stroom).
  • De energiestromen op de site zijn vaak onderling met elkaar verbonden, breng ook deze relaties in kaart (zie voorbeelden)
  • Beschouw enkel opwekkers op de eigen site van de scope. Opwekkers op een andere site die de scope bedienen worden gezien als een inkomende stroom. Alleen de volgende opwekkers moeten geïnventariseerd worden voor het energielabel:
    • ketel of Kachel
    • warmtepomp met warmtebron omgeving
    • WKK
    • PV-installatie, windturbine en waterturbine
    • zonneboiler.
  • Opwekkers die nooit ingevoerd worden voor het energielabel, hoeft u niet mee te nemen in de inventaris, zoals bv. elektrische weerstandsverwarming of ventilatie-units.

Voor veel (oudere) bestaande gebouwen zal de inventarisatie van de energiestromen en opwekkers zich beperken tot een aansluiting op het gasnet en elektriciteitsnet, (een) opwekker(s) van het type ketel en eventueel bijkomende inkomende stroom van een ander brandstoftype (zoals bv. stookolie).

Voor recentere en/of meer complexe gebouwen kan het resultaat van de inventarisatie wel meer uitgebreid zijn en/of meer werk vragen aangezien er meer en complexere installaties aanwezig zijn.

Voorbeelden