Minstens verplichte metingen als niet alle energiestromen zijn opgemeten
In zeer veel gevallen zullen niet alle energiestromen opgemeten zijn, bv. er zijn wel nutsmeters maar er is geen meter voor het stookoliegebruik. In dit geval moet u nagaan of de opgemeten stromen voldoen aan de minstens verplichte metingen.
Algemene aanpak
De specifieke bepalingen voor dit geval zijn vastgelegd in deel II.5.1 van het inspectieprotocol(PDF bestand opent in nieuw venster). Deze delen zijn bedoeld om voor elk generiek geval te kunnen bepalen welke de minstens verplichte metingen zijn. In de praktijk zal het aantal energiestromen en opwekkers echter bij veel gebouwen beperkt zijn en kan de energiedeskundige in één oogopslag bepalen wat de verplichte en optionele metingen zijn. Dit wordt ook verduidelijkt in de volgende voorbeelden.
Voor de eenvoud wordt in de voorbeelden hieronder steeds verondersteld dat de metingen de volledige scope beslaan.
Het al dan niet verplicht opmeten van een geëxporteerde elektrische stroom hangt af van het type (nuts)meter dat de opname van elektriciteit uit het net meet. Immers, wanneer een klassieke terugdraaiende nutsmeter aanwezig is, is het verschil tussen twee opeenvolgende meterstanden gelijk aan het totale elektriciteitsgebruik uit het net, min de injectie terug naar het net over de gemeten periode. Dit zorgt dus voor een onderschatting van het totale elektriciteitsgebruik uit het net en dus een overschatting van het energielabel. Om deze reden moet bij een terugdraaiende teller de totale productie uit de PV installatie ook steeds opgemeten worden. Enkel zo kan het totale elektriciteitsgebruik uit het net correct ingeschat worden zie ook de voorbeelden bij het deel energiestromen.
Voorbeelden - bepalen van minstens verplichte metingen
Voor een niet-residentieel gebouw is het volgende hydraulische schema beschikbaar:
Op basis van dit schema komen we tot de volgende inventaris van energiestromen en opwekkers.
- Inkomende stromen
- Aardgasnet
- Elektriciteitsnet
- Hout
- Opwekkers
- Gasketel
- Houtketel
- Zonneboiler
- Geëxporteerde stromen: geen
- Onderlinge relaties
- Aardgasnet en gasketel
- Hout en houtketel
Voor de bovenstaande inventaris wordt op basis van tabel 1 in het inspectieprotocol nagegaan of de stroom/opwekker verplicht moet opgemeten worden of niet:
Aardgasnet
Dit is een inkomende stroom van het type niet-hernieuwbare brandstof. Deze energiestroom moet verplicht opgemeten worden.
Elektriciteitsnet
Ddit is een inkomende stroom van het type elektriciteit. Deze energiestroom moet verplicht opgemeten worden.
Hout
Dit is een inkomende stroom van het type hernieuwbare brandstof. Deze energiestroom mag optioneel opgemeten worden.
Gasketel
Dit is een lokaal opgewekte stroom, op basis van een niet-hernieuwbare brandstof. Minstens 1 meetlocatie moet opgemeten worden (brandstof of geproduceerde warmte).
Houtketel
Dit is een lokaal opgewekte stroom, op basis van een hernieuwbare brandstof. Deze stroom moet niet verplicht opgemeten worden.
Zonneboiler
Dit is een lokaal opgewekte stroom aan warmte, en moet niet verplicht opgemeten worden
Tabel 1 in het inspectieprotocol houdt echter geen rekening met onderlinge relaties van de energiestromen en opwekkers. Als we deze in rekening brengen zien we dat bovenstaande lijst nog dubbels bevat: het aardgasgebruik uit het net en het aardgasgebruik door de ketel zijn immers verbonden en zijn dus dezelfde stroom, zie ook voorbeeld 3 hieronder. De lijst aan verplichte metingen kan dus ingekort worden tot:
- aardgasgebruik uit net OF aardgasgebruik ketel OF warmte uit gasketel
- leektriciteitsgebruik uit net.
Aangezien het aardgasgebruik uit het net door een nutsmeter wordt opgemeten, is het in dit geval het meest eenvoudige om het aardgasgebruik uit het net te meten. Ook het elektriciteitsgebruik wordt opgemeten door een nutsmeter. Aan de verplichte metingen wordt dus voldaan met de nutsmeters op zich. Dit zal in veel (eenvoudige) cases het geval zijn. Merk op dat in dit geval de ILTD 0% bedraagt. Om dit te verhogen kunnen optionele metingen uitgevoerd worden.
Beschouw een kantoorgebouw, dat verwarmd wordt met een stookolieketel en een aansluiting op het elektriciteitsnet heeft.
De vastgestelde stromen en opwekkers zijn:
- Inkomende stroom
- Stookolie
- Elektriciteitsnet
- Opwekker: stookolieketel
- Geëxporteerde stroom: geen
- Onderlinge relaties: stookolietoevoer en stookolieketel.
Dit gebouw heeft alleen inkomende stromen en opwekkers voor niet-hernieuwbare energie en er zijn geen uitgaande energiestromen. Het is dus eenvoudig om in te zien dat al het niet-hernieuwbare niet-restwarmte energiegebruik opgemeten moet worden, zonder tabel 1 van het inspectieprotocol toe te passen.
Passen we tabel 1 van het inspectieprotocol hier toe dan komen we tot de volgende lijst verplichte metingen. Omdat het om een eenvoudig voorbeeld gaat werden de onderlinge relaties tussen de stromen meteen meegenomen in het oplijsten van de verplichte metingen:
- opname uit elektriciteitsnet
- stookolietoevoer of stookoliegebruik stookolieketel OF warmteproductie stookolieketel.
De opname uit het elektriciteitsnet kan op basis van de nutsmeter.
Voor de bepaling van het stookoliegebruik is een specifieke stookoliemeter nodig. Indien men de installatie in de toekomst zou vervangen, en overstapt naar een gasketel/warmtepomp/… kan deze stookoliemeter niet meer hergebruikt worden. In dit geval kan men dus overwegen om in plaats van het stookoliegebruik van de ketel de warmteproductie van de ketel te meten. Deze warmtemeter kan na vervanging van de installatie nog hergebruikt worden.
Beschouw een kantoorgebouw, dat verwarmd wordt met gasketel en een aansluiting heeft op het gasdistributienet en het elektriciteitsnet. Het gasgebruik van het gebouw bevat echter niet alleen het gebruik van de gasketel maar ook gasgebruik voor andere functies binnen het gebouw.
De vastgestelde stromen en opwekkers zijn:
- Inkomende stroom
- Gasnet
- Elektriciteitsnet
- Opwekker: gasketel
- Geëxporteerde stroom: geen
- Onderlinge relaties: gasnet (deels want ook andere gasgebruikers) en gasketel
Net als in het bovenstaande voorbeeld heeft dit gebouw alleen inkomende stromen en opwekkers voor niet-hernieuwbare en niet-restwarmte energie en er zijn geen uitgaande energiestromen. Al het niet-hernieuwbare en niet-restwarmte energiegebruik moet dus opgemeten worden.
Passen we tabel 1 van het inspectieprotocol hier toe dan komen we tot de volgende lijst verplichte metingen. Omdat het om een eenvoudig voorbeeld gaat werden de onderlinge relaties tussen de stromen meteen meegenomen in het oplijsten van de verplichte metingen:
- opname uit elektriciteitsnet
- opname gas uit gasnet
- gasgebruik gastketel OF warmteproductie gasketel.
De opname uit het elektriciteitsnet kan op basis van de nutsmeter.
De opname van gas uit het distributienet kan niet gelijk geschakeld worden aan het gasgebruik van de ketel, er zijn immers nog andere gasgebruikers aanwezig. MAAR de totale gasopname uit het net omvat nog steeds het gasgebruik van de ketel (+ het gasgebruik van de andere gebruikers). Er kan dus terug voldaan worden aan de verplichte metingen met opname van de nutsmeters (opname gas uit gasnet en opname elektriciteit uit elektriciteitsnet).
Omgekeerd kan niet voldaan worden aan de verplichte metingen door alleen de opname uit het elektriciteitsnet en de warmteproductie uit de ketel op te meten. Het gasgebruik dat kan afgeleid worden uit deze warmteproductie zal immers kleiner zijn dan het totale gasgebruik van de eenheid aangezien er ook andere gasgebruikers aanwezig zijn.
Herneem voorbeeld 1. Stel nu dat er geen aansluiting is op het aardgasnet en geen gasketel, maar wel een elektrische warmtepomp voor de verwarming van de scope. De inventaris van stromen en opwekkers wordt dan:
- Inkomende stromen
- Elektriciteitsnet
- Hout
- Opwekkers
- Warmtepomp
- Houtketel
- Zonneboiler
- Geëxporteerde stromen: geen
- Onderlinge relaties
- Elektriciteitsnet en warmtepomp
- Hout en houtketel
De verplichte meting voor de gasketel/gasnet verdwijnt dus. Voor de warmtepomp is er geen verplichte meting.
De enige verplichte meting die overblijft is dus:
- elektriciteitsgebruik uit net
De verplichte metingen kunnen dus terug voldaan worden met de aanwezige nutsmeter(s).
Indien de warmtepomp wel wordt opgemeten (optioneel), zijn er verschillende aandachtspunten:
- Wanneer het elektriciteitsgebruik van de warmtepomp wordt opgemeten, kan u er best voor zorgen dan een onderscheid kan gemaakt worden tussen het gebruik in verwarmingsmodus en koelmodus. Indien dit niet het geval is mag u de metingen wel gebruiken, maar zal het resultaat doorgaans minder goed zijn. Sommige warmtepompen voorzien zelf een output die aangeeft of het toestel in verwarmings- of koelmodus op basis van deze uitlezing kunnen de metingen dan gesplitst worden per modus. Maar er zijn ook andere opties, zoals opmeten van de (richting van) de warmtestroom.
- Het totale elektriciteitsgebruik van de scope omvat het elektriciteitsgebruik van de warmtepomp en alle andere elektriciteitsgebruik binnen de scope. Wanneer het elektriciteitsgebruik van de warmtepomp wordt opgemeten, geeft u steeds het volledige elektriciteitsgebruik uit het net in als inkomende stroom én het elektriciteitsgebruik van de warmtepomp voor de warmtepomp specifiek. Het elektriciteitsgebruik van de warmtepomp wordt uitsluitend gebruikt om de hernieuwbare warmte te bepalen en wordt dus niet bij het totale elektriciteitsgebruik gerekend (dit geldt analoog eveneens voor warmtepompen op gas).
In geval van export van warmte of elektriciteit: om te voorkomen dat er een overschatting is van het totale hernieuwbare energiegebruik moet export van (deels) restwarmte, hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit steeds verplicht gemeten worden.
De werkwijze in dit voorbeeld kan verduidelijkt worden door de werking van een warmtepomp en de rekenmethode ervoor in het energielabel verder te bekijken. Zie hiervoor: Hoe worden warmtepompen ingerekend voor het energielabel?
Het al dan niet hernieuwbare of restwarmte karakter van een geëxporteerde stroom wordt beschouwd per net, bijvoorbeeld:
- Een warmtepomp en een gasketel binnen de scope voeden beiden een warmtenet dat warmte levert aan eenheden buiten de scope. De geleverde warmte is deels hernieuwbaar, want deels opgewekt door een warmtepomp. De totale geëxporteerde warmte naar dit net moet opgemeten worden. De software verdeelt deze dan zelf automatisch over de opwekkers die de warmte leveren. U moet dus niet de geleverde warmte aan het net door de warmtepomp en de ketel apart opmeten.
- Een WKK op aardgas produceert elektriciteit en warmte. Een deel van de elektriciteit wordt terug geïnjecteerd naar het elektriciteitsnet. De geëxporteerde elektriciteit komt uit een volledig niet-hernieuwbare bron. Deze moet dus niet verplicht opgemeten worden, maar mag wel. Wanneer deze optioneel wel gemeten wordt, zal die gemeten stroom van het totale energiegebruik van de scope worden afgetrokken. Hierdoor daalt de inschatting van het niet-hernieuwbare en niet-restwarmte energiegebruik van de eenheid. Stel dat er hernieuwbaar of restwarmte energiegebruik zou zijn in de scope (in dit vereenvoudigd voorbeeld is dit niet het geval), zou ILTD stijgen.
- Het verplicht opmeten van de (deels) hernieuwbare of restwarmte geëxporteerde stroom is alleen nodig wanneer de hernieuwbare of restwarmte opwekker ook wordt opgemeten.
Stel, voor het schema hier:
- Het gebouw bevat een PV-installatie. Dit is de enige opwekker van hernieuwbare energie. De totale productie van de PV-installatie (stroom 1) wordt echter niet opgemeten. Bijgevolg moet de geëxporteerde stroom naar het net (stroom 2) moet ook niet opgemeten worden.
- Het gebouw bevat een PV-installatie. De totale productie van de PV-installatie (stroom 1) wordt opgemeten. Bijgevolg moet de geëxporteerde stroom naar het net (stroom 2) ook opgemeten worden. Zo niet, wordt het hernieuwbare energiegebruik van de scope uit de PV-installatie overschat. Er wordt dan namelijk gerekend met stroom 1 i.p.v. met ‘stroom 1 min stroom 2’.
Blijf op de hoogte
Schrijf u in op de EPC-nieuwsbrief